GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

MUZIKALE KRONIEK.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MUZIKALE KRONIEK.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

XVII.

Le Roi David te 's-Gravenhags,

Met een zekere nieuwsgierigheid ging ik naar het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen te 's-Gravenhage om in deze mij zoo welbelcende zaal, die me zooveel schoone herinneringen bood, door „Excelsior", dat ik daar ook zoo menigmaal met genot .had beluisterd, de uitvoering van „Le Roi David" van Honegger, dat ik in de vorige Kroniek reeds behandelde, bij te wonen. Zou ik een volle zaal vinden, of zou de uitvoering van verleden jaar de menschen hebben afgeschrikt om wederom deze muziek te hoeren? Wanneer ge het Weihnachtsoratorjum van Bach geeft — om een voorbeeld te noemen — kunt ge wel zeker ervan zijn, dat de menschen de zaal zullen vidlen. Dat heeft zulk een reputatie door de eeuwen heen zich verworven, dat ge voor gemis aan belangstelling niet behoeft te vreezen. Doch wanneer ge met een nieuw werk van dezen tijd komt, dat ten volle het stempel van het ongewone draagt, zal dan na een eerste auditie er animo genoeg zijn om het wederom te komen beluisteren éi zal in geringer opkomst een zekere vrees zich openbaren, dat deze avond niet zal voldoen en daarom 'beter verzuimd wordt ?

Het bleek me echter al spoedig, dat dit laatste ii, iet het geval was. Zeker, het had nog voller kunhen zijn. Maar ik ken Ben Haag en weet, dat deze opkomst uiterst bevredigend mag heeten, zoodat de conclusie, die ik bij den aanblik der zaal trok, al dadelijk was: „Le roi David" heeft verleden jaar genoegzame .bevrediging gewekt om een nieuwe uitvoering te rechtvaardigen; het heeft zoo voldaan, dat velen het gaarne nog weer eens willen hooren.

Als argument hiertegen moet ge niet aanvoeren, dat toch ook dienzelfden avond het Weihnachtsoratorium van Bach werd gegeven. Want dat kwam pas na de pauze, terwijl het zeer werd besnoeid. Slechts deel I—III van de zes werden nu gezongen, en daarvan vervielen dan „ter verkorting van het tweede deel van het proigramma" nog weer tal van nummers. Ik heb nog no 1—5 kunnen hooren, en toen moest ik vertrekken. Een Tantalus-kwelling als die fraaie muziek weer zoO' heerlijk frisch onder Öchoonderbeek's voortreffelijke leiding wordt gezongen en gespeeld. Maar in elk geval blijkt toch wel, dat Bach hier niet meer was dan een toegift en dat de menschen kwamen voor Honegger; in de pauze hoorde ik dan ook heel wat goeds over den indruk, dien dit nieuwe werk op velen had gemaakt. Kortom: het lijdt geen twijfel, of deze proef is alleszins geslaagd en wanneer andere oorzaken, die ik nu maar niet noemen zal, geen belemmering brengen, verwacht ik, dat „Le roi David" door onderscheidene onzer vereenigingen, die op dat gebied werken, op haar repertoire zal worden geplaatst.

Ik zelf zou zonder bedenken daar vóór stemmen, want ik heb inderdaad ook veel ervan genoten, reeds bij eerste hooren.

Men moet natuurlijk aanvlankelijk Wat er aan wennen. Zelfs bij nauwgezet dooTwerken van het pianouittreksel hebt ge althans van een compositie als deze slechts een zeer flauwen indruk gekregen. En hóórt ge het dan, welnu, dan is er heel wat in, dat anders klinkt dan hetgeen ge gewoon zijt en liefhebt. En ook al zegt de muziekgeschiedenis u, dat b.v. Beethoven's symphonieën, die thans gemeen, goed zijn en ieders bewondering hebben, aanvankelijk dooï hun .tijdgenooten voor vreemd en ^, weinig schoon werden gehouden, zoodat voorzichtigheid ten opzichte van het nieuwe altoos raadzaam is — ge moet toch iets in u overwiimen om uw volle aandacht aan zulk een 'modem werk te schenken. Ik heb dat zelf ondervonden met Mahler's symphonieën, en weet me nog goed te herinneren, hoe vreemd dat werk me aandeed toen ik het (onder Mengelberg) voor het eerst hoorde. Wel is waar was er dadelijk iets onzegbaars in, dat je greep en rfooit weer losliet, maar het was toch vreemd en menigmaal niet gemakkelijk te hooren. Het is aan het volhardingsvermogen , van Mengelberg te danken, dat we Mahler zijn gaan begrijpen en bewonderen.

Dat het met Honegger zóó zal gaan als met Mahler, geloof ik niet. Maar dat zijn werk bij geregeld uitvoeren zeker ons publiek zal winnen — daarvan hond ik me overtuigd; daarvan heb ik het eerste bewijs nu gezien en zeU: ervaren; en 'daarvan zal dan aan Schoonderbeek de eer toekomen, die zich zooz: eer heeft beijverd om deze nieuwe muziek ingang te do^en vinden.

Heel wat ongewoons is erin. Rieeds bleek u dat uit de vorige Kroniek'. Nu ik het gehoord heb, wil ik nog enkele voorbeelden noemen.

Het trok vooreerst thans mijn aandadht, dat de componist zich geheel heeft vrij gehouden van de gedachte, dat de woorden van Diavid gezongen moet worden door één persoon, een 'bas of tenor. Dan weer eens wijst hij' aan de 'alt, dan weer aan den tenor, dan weer aan de sopraan deze partij toe; en ook wel (zooals ik in de-v!orige Kroniek reeds zeide) laat hij het koor de woorden van den koning zingen. Hij heeft dus voftomen gebroken met den oratoriumregel, die op zichzelf genomen zeker alleszins rationeel is, maar thans toch ook weer niet onfeilbaar bleek. Een eerste hooren geeft natuurlijk lang niet dat inzicht, waaraan men behoefte gevoelt maar ik moet zeggen, dat deze opvatting me geerï oogenblik heeft gehinderd. Omdat het karakter of juister, de gedachte van hetgeen gezongen WOTU zuiver is uitgedrukt en op deze wijze uitnemend wordt vertolkt, gevoelt ge: het kan toch ook anders dan we het gewoon zijn. Als het bekoorlijke vanden herder in No 2 wordt bezongen, schildert een donkere altstem dit zoo goed, dat ge om de zuivere weergave de idee vergeet, dat David tocli zeker geen _alt was. Wanneer de sopraan in No 8 roept om de vleugelen eener duive, dan geeft het ranke van haar geluid u zoo zeer de gedachte aan het verlangen, dat indeze schoone woorden spreekt, dat ge geheel vergeet: Diavid was zeker wel geen sopraan. Men kan dus dit zeggen: de gebruikte Psalmen van David worden gezongen eenvoudig door de stem of stemmen, die het meest geschikt zijn om ze te vertolken.

Ten tweede trok de partij van den Récitant mijn volle aandacht. Joh. de Meester sprak haar, droeg haar voor. Meestal sprak hij, eenvoudig, zonder eenige aanstellerij; in nohel Fransch op zeer beschaafde wijze. Ik heb natuurlijk niemand anders dit ooit hooren doen en kan dus niet vergelijken; maar ik moet ze_ggen: het was heel soher, heel mooi en heel aannemelijk. Enkele malen ging hij over van het eenvoudige spreken tot voordragen! Hij deed dit alleen als het noodig was. Maar dan deed hij Ijet ook schitterend, zooals in "de woorden van la Pythonisse (de heks van Endor). Dat was huiveringwekkend mooi. Toen deed hij me aldoor denken aan den grooten "Wüllner, dien ik op dit podium meermalen in zijn kracht heb gehoord. Ik kan me voorstellen, dat een ongeschikte Récitant den heelen avond zon Ijiinnen bederven. Maar nu het goed was, nu leek me deze eigenaardige combinatie van het gesproken en gezongen woord werkelijk een vondst. — Een goede aanteekening nog voor de fijne, geestrijke, gevoelige manier, waarop De Meester het spreken van Samuel's schim weergaf.

Ik acht me verplicht, erbij te voegen, dat René Morax alle hulde verdient voor de fraaie woorden zelve en de uitnemende schikking van het geheel. De geschiedenis van David is ons daardoor naider gebracht.

Ten derde noem ik het 'zingen enkel van klanken, vrijwel zonder woorden, dat soms sopraan en koor deden. Dit was me niet geheel nieuw; 'o.a. in Wolff-Ferrari's Vita Nuova had ik dat meer gehoord. Maar de wijze, waarop het hier geschiedde, was wel zeer eigenaardig en bijzonder. De jammerklachten werden zoo wèl hoogst illustratief gegeven. Van het verhevene naar het belachelijke is maar één schrede. Des te meer verheugde het me, bij deze wetenschap, dat het alles m.i. toch zeer verheven bleef.

De sopraan. Mevr. Joy Mao Arden (uit Parijs), had een zeer zware taak, maar zij bleek daartegen opgewassen. Ze kwam telkens ook boven

het koor uit zoo als het moest en haar kristalheldere stem leek me voor dit werk wel zeer bijzonder geschikt.

Ook alt (Theodora Versteegh) en tenor (Jati. van Kempen) gaven blijvende indrukken van schoonheid.

Zooals ik reeds bij het doorwerken van het pianouittreksel verwacht had, maa, kte niet geringen indruk de vondst in koor No 19, dat de ons welbekende melodie van Psalm 51 in het orkest gebruikt wordt wanneer het koor dien Psalm zingt.

Het koor! Waarlijk, het had een zware taak al was die niet zoo omvangrijk. No 17, dat zoo samengesteld is, werd prachtig .gezongen. Van No 24 was de inzet bijzonder fijn. En het nogal vaak voorkomende unisono was dikwerf zeer zangerig.

Voeg daarbij, dat Schoonderbeek weer met veel entrain dirigeerde en allen opi zijn faseineerendei maaier bezielde, en ge zult begrijpen, "dat naar mijn meening „Excelsior" alles heeft gedaan wat ervan gevraagd kon worden ea dat het ingang vinden van dit nieuwe werk niet het minst aan de krachtige hulp> , die dit verdienstehjk koor aan den bekwamen dirigent heeft gegeven, te danken zal zijn.

Ik noem ten slotte nog het zeer mooie eindkoor No 28, met dat fraaie koraalachtige zingen.

Ik zou deze oompositie vaker moeten en willen booren om dieper erin door te dringen. Ik geloof ook, dat dit de moeite zou loonen, en flat .spoedig ons oor zou wennen aan dit soms eerst wat vreemde. Ik hoop dus, dat Schoonderbeek volhoudt en ons verder brengt in deze lijn.

Ik hoop het ook, onïdat me, bij het vele Duitsoh, dat we op dit terrein meestal (en gaarne!) hooren, telkens weer trof, hoe nobel ook het Fransch kan zijn en welk een innige schoonheid' het kan openbaren, wanneer een bekwaam kunstenaar 'het als zijn instrument gebruikt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 januari 1926

De Reformatie | 8 Pagina's

MUZIKALE KRONIEK.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 januari 1926

De Reformatie | 8 Pagina's