GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERS-SCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERS-SCHOUW.

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Meten met twee maten".

Men kent de aanklacht, dat de predikanten, die n u lezwaard zijn, gemakkelijker behandeld worden, dan Dr G. Deze laatste.zegt het ook, niet eens zoo heel zacht, dat de aanklacht juist is: meü meet met 2 maten. Dat gaat dan ongeveer in dezen trant (natuurlijk is dit een •samenvatting, maar de termen zijn getrouw weergegeven aar een zijner publieke redevoeringen):

Men spreekt van conformeeren. Dr Koppenaal heeft men gelegenheid gegeven om een gravamen in te dienen. Maar hoe kan hij dat, als de synode eenmaal zei, f.dat haar opvatting de waarheid is en bindend? Kan hij een gravamen indienen, of God wel bestaat? Hetzelfde = geschiedde met ds v. Duin en Smelik. Alleen, zij mogen I hierover niet preeken. Maar is dat geoorloofd? Als j' Geelkerken het maar niet van den preekstoel had gezegd, ; heeft men, beweerd..'t Is het reinste Je.zui-.

Deze laatste ffpihefkin^ is'tóch'hiêi; ''» „De Maasbode", die hetzelfde betoog heeft gehouden hfiü. We luisteren verder:

Maar hoe moet het dan met gewone leden of met |ï ouderlingen, die zich niet conformeeren? Gevoelt ge f: het door en door onwaarachtige? De eenige, met wièn men geen faciliteiten heeft willen g e b r u i k e n, is de man, die voor u staat, die zonder voorbehoud moest onderteekenen....

Natuurlijk kwam er nog meer. Zelfs sprak de redenaar yan „g e g o o c h e 1".

Daarom haal ik, tegenover dit meetings-geklaag, naast ? rof. Grosheide van de vóór-vorige week, ook nu Prof. S^uyper aan in „De Heraut":

Zij, die deze vraag stellen, vergeten echter, dat de |; bedoelde gevallen niet gelijk staan. De zaak van Dr . Geelkerken was voor de Generale Synode gebracht. Hij |f had gelegenheid ontvangen zijn opvattingen voor de Synode uiteen te zetten en te verdedigen. Over die opvattingen heeft de Synode uitspraak gedaan; ze verklaarde dat Dr Geelkerken geen enkelen ernstigen grond voor deze opvattingen had aangevoerd en datf-gene wat de schrift ons klaar en duidelijk leerde, toch disputabel stelde. De Synode mocht daarom eischen, dat hij zich zonder voorbehoud oonformeeren zou met haar beslissing. Ze kon niet toelaten, dat de zaak, waarom het ging, nog eens aan een nieuwe commissie ten onderzoek werd opgedragen. Ze had dan haar eigen arbeid, waaraan wekeji besteed waren, ongedaan gei; .maakt.

Maar de Synode heeft meer gedaan dan dit. Ze heeft ^fien slotte twee resoluties aangenomen, die voor onze '"'Kerken de gedragslijn bepaalden, wanneer bleek, dat iemand met haar beslissing inzake Genesis 2 en 3 het niet eens was. Ze heeft in de eerste plaats uitdrukkelijk uitgesproken, dat hare bedoeling allerminst was hare beslissing gelijk te stellen met Gods Woord, want dat elke uitspraak eener Synode altoos appellabel blijft aan gde Heilige Schrift. Het recht van ieder om een bezvfaar in te dienen, werd dus uitdrukkelijk gehandhaafd. De Synode kon ook niet anders, want hier gold het een der hoofdbeginselen van het Protestantisme. fe.Een absoluut en onfeilbaar gezag heeft de Synode niet. gvMaar evenzeer was het duidelijk, dat, zoolang deze be-X der Synode niet was herroepen, elk ambts-Èjidrager gehouden is zich daaraan te onderwerpen en ^-niet openlijk mag optreden om tegen zulk een dogmati-: *sche beslissing in te gaan. Vandaar dat de Synode in de tweede plaats bepaalde, dat predikanten, die zich openlijk aan de zijde van Dr Geelkerken schaarden, door de Classis, waartoe ze behoorden, vermaand en, als ze niet luisteren wilden, afgezet mochten worden.

Ons onderteekeningsformulier 'bindt dè predikanten in dit opzicht. Niet het hebben van een gravamen of bezwaar tegen de leer der Kerk, maar wel het publiek drijven van dit bezwaar, kan in de Kerk niet worden toegelaten.

Aan deze dubbele beslissing nu waren de Kerken en ook de Deputaten der Synode gebonden. Vandaar dat ze wel eischten van de predikanten, die bleken bezwaren te hebben, dat ze als ambtsdragers zich met de beslissing der Synode zouden conformeeren, maar tevens toelieten, dat zij het bezwaar, dat ze hadden, langs kerkdijken wég aan het oordeel der Synode zouden onderwerpen, d. w. z. op de manier in het onderteekeningsformulier voorgeschreven. Voorzoover zulke gevallen dusver aan de orde kwamen, bleek, dat dit bezwaar niet heel de beslissing der Asser Synode gold, maar alleen de beslissing inzake „de slang en haar spreken". Men meende gronden te hebben aan . de Schrift ontleend om tegen die beslissing op .te komen. Zulke gronden aan de Schrift ontleend, waren door Dr Geelkerken juist niet aangevoerd. Hij stelde bovendien ook niet alleen de slang en haar spreken, maar al de bijzonderheden in het Paradijsverhaal „disputabel". De gevallen stonden dus niet I gelijk. Het recht om langs kerkelijken weg hun bezwaar bij de Synode in te dienen en aan haar oordeel te onderwerpen, mocht aan deze predikanten niet worden ontzegd. Van een openlijk zich scharen aan de zijde van Dr Geelkerken was in de hier bedoelde gevallen ook geen sprake. Dan zouden de Deputaten der Synode zeker een ander advies hebben gegeven.

Of het helpen zal? ? ?

Het optreden van ds Buskes.

Eenige Weken geleden haalde ik even de rede aan die door ds Buskes voor hoorders uit Amsterdam-West gehouden was, en waarvan „De Standaard" een niet-weersproken verslag had gegeven. Ds Buskes meent, dat ik van wat hij bedoelde, geen zuiver beeld gegeven heb. In een particulieren brief formuleert hij zijn bezwaar aldus:

• „U schrijft, dat ik de uitlegging van Gen. 3 behandelen wil door een verwijzing naar Op. 20. Dat is niet waar. De verwijziiiig naar Op. 20 heb il? .alleen bedoeld om 't onderscheid tusschen vorm en inhoud te laten zien. 'k Heb juist gezegd, dat ik dit voorbeeld 'gaf los va, n de kwestie van Gen.. 3. 't Verslag .

Omdat ik de copie voor „De Reformatie" deze week op reis schrijf, heb ik thans geen nummer van het blad in mijn bezit, waarin „De Standaard" aangehaald werd. Ik meendeme te herinneren, dat ds B. gezegd had: over Openb. 20 werd indertijd verschil in uitlegging openhaar, dat toen volgaarne geduld werd; maar over Gen. 3 wordt geen verschil van exegese toegelaten. Maar we geven graag hier ds Buskes' meening weer, ook al blijf ik van meening, dat wat hij hier zegt, niet minder voor bestrijding vatbaar is. „Vorm en inhoud" — men leze daarover elders in ons blad. „Vorm en inhoud" — die tegelistelling wordt telkens te berde gebraïht bij de opsomming der bezwaren tegen de synodale beslissing inzake Genesis 3. En ds Buskes zegt nu, dat hij onder het licht van deze tegenstelling nu ook Openb. 20 heeft behandeld. Inhoeverre ik hem dus onrecht deed — ik verklaar eerlijk er niets van te begrijpen. Want de rede stond niet los van Genesis 3. En de kwestie „vorm en inhoud" werd juist om Gen. 3 besproken.

En overigens — wie over Gen. 3 handelen wil, moet niet over Openb. 20 spreken, eer hu het zoo diepgaand verschil tusschen den „vorm" eener apokalyps (Openb. V. Joh.) en een „historisch boek" heeft aangetoond. Anders blijft men buiten de kwestie van den dag om gaan. Ik kan ook wel een pleitrede opstellen voor een man, die van moord is aangeklaagd en dan zeggen: wordt dat niet geduld? Maar andere rechters hebben er volmaakten vrede mee, dat de een liever Portorico rookt en de ander liever B. Z. K. pruimt. Maar ik zou dan toch eerst moeten duidelijk maken, dat de houding tegenover het verschil in keuze van tabak en tabaksgebruik op één lijn staat met de taxatie van iemands erkenning of nieterkenning van andermans leven.

Neen, neen. — 't Is me volle ernst. Ik geloof, dat ook ds Buskes vergelijkingen trekt, die in het conflictdr Geelkerken bezijden de vraagstukken gaan. Ten overvloede haal ik nog een knipsel voor den dag uit een verslag van de rede van ds Buskes, te Rotterdam gehouden. Dit verslag staat in zijn eigen Kerkbode en zal dus wel heelemaal zijn erkenning vinden. Daar lees ik:

Ma'ai' wat moet nu in een bindende belijdenis worden opgenomen en wat niet? Moeilijke vraag. Wij voor ons, aldus spr., moeten een zekere vrijheid laten, een grens trekken is zoowel voor ons bezwaarden, moeilijk, als voor de broeders, die het wel met Assen eens zijn. Spr. noemt eenige voorbeelden. Da' Costa en Kuyper beiden bog«n voor het gezag van Gods Woord, maar welk een verschil in hun opvattingen en uitleggingen van Openbaringen 20 (liet duizendjarig rijk); . In zulke dingen mag de kerk niet zeggen: dit of dat is de' klaarblijkelijke opvatting van de Schrift. Toch is dit telkens in de geschiedenis 'gebeurd, en werd de opvatting, .der-.kerk.-gedekt., met het woord: Schriftgezag^gl^^^l^^jï

Is dit niet dezelfde redeneering, als die, welke ik bestreed? Ik vergeet niet, dat officieel ds Buskes oreerde over Schriftgezag' Maar het ietwat onverkwikkelijke debat liet wel zien, dat men de rede hoorde met gedachte aan Assen. Welnu, wie dan meent, dat een onderscheiden exegese van de 1000 jaar uit Openb. 20 op één lijn te stellen is met de kwestie van geloof, of niet-geloof aafl wat de H. Schrift ons zegt, die vergist zich. Ds Buskes ziet dat natuurlijk even goed als ik. Maar dan moet hij Openb. 20 (dat alle uiteenloopende exegeten toch willen gelooven) maar liever laten liggen, en aan de hand van de synodale rapporten ons doen zien, dat de synode ongelijk had, toen ze zeide, dat het in het geding-Geelkerken niet liep over tweeërlei exegese, doch om aanvaarding of niet-aanvaarding van wat de H. Schrift zegt. Dan alleen houdt ds Buskes voet bij stuk. Maar nu redeneert hij om de zaak heen. Of anders, begrijp ik er niets meer van.

Bijkomstigheid of niet?

In de „Geref. Kerkb." van de Geref. kerk van Amsterdam-Zuid maakt de heer v. K(erkhof) enkele zeer juiste opmerkingen. Hij wijst erop, dat men van de zijde van dr Geelkerken het geschil zoo onbeteekenend noemt, alleen maar opgeblazen door de synodale machthebbers:

Het heele geschil — zoo zegt men — bestond slechts-hierin, dat Dr G. de uitspraak der Synode betreffende Gen. 2 en 3 wilde gebracht zien voor „eeno commissie tot uitbouw der Belijdenis op het punt van Schriftbeschouwing", terwijl de Synode hierin niet wilde toestemmen. Dat was nu alles. Niet meer dan „een verschil van beleid voor den verderen wettigen uitbouw onzer Belijdenis".

Van meer dan één kant, laatst nog in den Open Briei der Synode, is reeds opgemerkt, dat indien het verschil inderdaad zoo gering was, het dan aan Dr G. (en zijn kerkoraaid) had betaamd zich naar de Synode te schildien, en dat. hij niet mocht eischen, . dat do Synode zich in haar oordeel over de wijze van uitbouw der Belijdenis naar zijn wenschen zou voegen. Al worden de dingen in een plaatselijke kerk wel op hun kop gezet, zoo behoeft dat daarom toch nog niet te geschieden in de nationale vergaderinig der kerken.

Indien dr Geelkerken zijn zin had gekregen, had hij dan wel kunnen onderteekenen? vraagt de schrijver. En terecht. Nu heet het (zie ds Buskes) de kerk moet niet allerlei bizondérheden vastleggen. De synode zegt: dat vinden we ook; we spreken dan ook slechts over de hoofdzaak. Maar dr Geelkerken zeide: eerst studeeren en dan de resultaten onderteekenen! Dus toch wel weer bizondérheden vastleggen? De heer v. K. zegt:

Daaj-komt nog bij, dat het niet valt in te zien hoe Dr G., zonder zijn eigen standpunt te verlaten, ooit formeel zou kunnen bewilligen in een concrete coniessioneele uitspraak, speciaal aangaande de bekende bizondérheden uit de Paradijsgeschiedenis.

En tenslotte volgt deze volkomen juiste conclusie:

Een jaar lang heeft Dr. G. tegen de meerdere vergaderingen met hartstocht gestreden om zich toeh maar los te wringen van den eisch, dat hij een woord van twee letters spreken zou. Van zijn hand verliet een heele reelcs vlugschriften de pers, waarin het geschil ste'öds steviger in het wetenschappelijk kader werd gezet, en waarin het ten slofte geformuleerd werd in de tegenstelling tusschen „mechanische binding óf organische vrijheid inzake Schriftbeschouwing". Aan den vooravond der beshssende zittingen der Synode neemt een ouderling in het midden der gemeente het woord, om de vraa.g op te werpen, of het eigenlijk wel moreel hoogstaand is van Dr G. te verlangen, dat hij door onderteekening der voorgelegde verldaring' „in 4 dagen geheel van overtuiging verandert". Is het antwoord niet op tijd ter Synode — „er kome van wat wil". „Alles ten spijt zullen wij voor en achter u gaan staan." En als dan de Synode bij onderteekening der verklaring persisteert, is het laatste woord - van Dr G., dat de 'Synode zulks voor hem en lederen Gereformeerden geloovige te meer onmogelijk maakt, doordat zij niet weten wil van een opnieuw in dis-., punt brengen der aanhangige zaken. '--/f^^j^.

Het was dus reeds onmogelijk, maar het weft''' nu nog „te meer" onmogelijk en zelfs wordt zoover gegaan, dat de weigering wordt gegrond in het G e - r e f o r m o e r d g e 1 o o f s b e w u st z ij n. Na dit alles dan te lezen, dat het lieele geschil ten slotte slechts de wijze van uitbouw der Belijdenis raakte, doet wel zeer' zonderling aan.

Eerst waren het diepe problemen, gelijk dr G. zelf schreef.'En later: een onbeteekenend verschil

De brochure van dr v. Lonkhuyzen.

Ook Amerika heeft zich in het geding geworpen en het zwaard van dr v. Lonkhuyzen, die een brochure schreef tegen de door de 'synode gevolgde manier van afzetting der kerkeraadsleden van Amsterdam-Zuid, bracht aan de tegen de synode optredende groep, naar verzekerd wordt, krachtige hulp. Dr S. O. Los van Den Haag acht evenwel de brochure zeer ongelukkig, omdat ze bestrijdt, wat niet geschied is. Dr Los zegt in „Haagsch Kerkbl.":

Deze brochure' komt ons voor niet te zijn oen herg, die een muis baart, maar omgekeerd een muis, die een berg baart. De schrijver maakt zelf de kwestie, waarover hij schrijft, door op pag. 7 een kleine verandering .aan te brengen in het synodebesluit, door inpla.ats van afzetting van „medewerkende ouderlmgen en diakenen" te lezen: „afzetting van den Kerkeraad van de Gereï. Kerk te Amsterdam-Zuid". Die kleine fout is oorzaak, dat de schrijver onze kerken in 79 bladzijden beschuldigt het recht der plaatselijke kerk te hebben aangerand, want volgens hem heeft de synode een. kerkeraad afgezet, hetgeen de betrokken gemeente had moeten doen.

Had Dr L. het synodebesluit goed gelezen, en daarna art. 79 van de Dordtsche kerkenorde, waarin staat: „do ouderlingen en diakenen die een grove zonde bedrijven, zullen terstond door voorgaand oordeel 'des kerkeraads, derzelver en de naast gelegene gemeente van hun dienst afgezet worden", zijn brochure ware zeker niet geschreven. Immers, wat twee kerkeraiden samen doen mogen, mag toch zeker wel een classis of een synode, aan welke de classis haar werk heeft overgedragen, doen.

Gelijke opmerking vinden we in de „Utr. Kerkb." (het gesprek van dr Kaajan):

Jurisconsuitus.

Ik heb gelezen, dat een Synode volgens Gereformeerd Kerkrecht geen kerkeraden mag afzetten.

Canonicus.

Ik weet het Ook Dr J. van Lohkluiyzeiv'fe& èït'"®* in zijn brochure betoogd. Maar zijn beschouwing is uit historisch oogpunt onjuist.

Allereerst, de Asser Synode heeft geen Iverker a d e n, maar kerkeraads leden, weerspannige kerkevaadsleden, afgezet. Maar al had ze heel den k e r k e r a a d moeten afzetten, dan was dit nog niet met do historie in strijd geweest. De van Lonkhuyzcn zegt, dat het zwijgen der Kerkononie over afzetting van een kerkeraad boekdeeleii spreekt. Maar ik vind, dat lieel «lit zwijgen niets zegt. Onze Kerkenorde geeft slechts eeuige h o o f d 1 ij n e n, eenigo rechtsbeginselen en stippelt niet alles uit. ; Zo laat veel aan de prudentie en de wijze voor-zichtigheid der kerkelijke vergaderingen over.

Tenslotte merkt dr Los nog op:

Maar laten we oen oogenblik aannemen, dat de synode te Assen den weg, door Dr L. als de gereformeerde aangewezen, gevolgd had, welke zonden dan de gevolgen geweest zijn?

Dan had volgens pag. 43 van de brochure, evenals in 1619 te Rotterdam, do synode een formulier imoeten opstellen, en dat laten voorlezen aan het deel der gemeente, dat haar getrouw blijft, [n dat formulier kwam dts uitdrukking „mits dezen" voor: ...do ouderlingen en diakenen, die met voprzeide (remonstrantsche) verlaten kerkdienaren tot nog toe in de kerkregeering gediend hebben, zullen van hun tegenwoordige diensten worden verlaten gelijk ze ook van. dezelve verlaten en ontslagen worden mits deze n". Al zit de gemeente er zwijgend bij, zij verricht toch de handeling van het atzetteü, zegt hij. Dan zou alles zuiver geloopen zijn.

Ook dan waren de getrovnv gebleven kerkeraadsleden niet mede afgezet, maar in hun ambt gehandhaafd. Ze zouden tot tie gemeente, die hen gevolgd was, gezegd hebben: ons college is door de aïzetting van onze medebroeders onvoltallig' geworden, wijs gij dus andere broeders aan, die wij, , tot .ambtsdragers benoemen kunnen.

Dit is precies dezelfde weg, vïllê': > tS' Amsterdam-Zuid gevolgd is. Alleen is er geen formulier, maar een besluit van de synode voorgelezen door de getrouw gebleven kerkeraadsleden aan het deel der gemeente, dat hen gevolgd was. Daarop is ilit synodebesluit door beiden aanvaard en hebben' er nieuwe verkiezingen plaats gehad.

In 1834 en 1886 zette een classicaid bestuur niet alleen den kerkeraad of een deel daarvan af, maar trad dan aanstonds in zijn plaats op om te doen wat des kerkeraads is. Daaruit ontsproot de verdrukking, waaronder onze vaderen zoo bitter, geleden hebben.

Maar in 1926 draagt de synode op aan dan kerkeraad van Amsterdam, om met de broeders ouderlingen uit Amsterdarn-Znid, die aan de openbare scheurmaking' niet deel namen, ten spoedigste tot het verkiezen van nieuwe ambtsdragers over te gaan, deze te bevestigen in hun ambt en aldus den kerkeraad van Amsterdam-Zuid opnieuw te formeeren. Niemand denkt er aan, om de plaatselijke kerk van Amsterdam-Zuid te gaan besturen'en hare goederen zich toe te eigenen. Integendeel acht de synode, dat die kerk TLOg bestaat en dat zij. nog ambtsdragers heeft, die haar kunnen leiden. Alleen wegens haar zwakte, na de gedwongen aderlating', wordt haar de hulp aan-_ en van 'dè iiaastbijgelogen zusterkerk." Uié "hulp m Ss geboden en nu loopt alles weer in 't gareel, want de herstelde plaatselijke kerk met hare kerkeraadsleden vraagt thans de hulp' van alle zusterkerken om hare financiën te herstellen. - .ï-aj^iiBis^iïiiliJi^^,

Waar is hier de hiërarchie? Wannéer is de plaatselijke kerk in haar recht, Wie deriKtr ëf'aan haar te verdrukken?

Lood om oud ijzer, zou men zeggen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 juni 1926

De Reformatie | 8 Pagina's

PERS-SCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 juni 1926

De Reformatie | 8 Pagina's