GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Geref. Studentenbeweging.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Geref. Studentenbeweging.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hl.

(Perspectieven).

Wie uit - de niet altijd even gemakkelijk te rubriceeren gegevens omtrent de ge-boorte en de eerste jaren - der G-. S. B-. zich een indruk vormen wil, en dan daarvan in woorden iets zou willen weergeven, zal misschien het mij toegeven, dat in twee zinnen - die jeugdgeschiedenis ziclh laat saamvatten:

a. Er zijn veel perspeotieve-n.

b. Er zijn vooral perspectieve-n.

Laat ons zien, „wat hiervan zij".

In de eerste plaats, zeg ik: de jeugdjaren van de G. S. B. hadden perspectief geno-eg.

Reeds de naam wees in dé richting van een richting. Gereformeerde Studenten - beweging heette wat m-e-n had opgericht. „Beweging", zoo zegt dei heer W. A. v. - d. Velden, als hij het 8e congres opent, „het. is de fiere naam, dien onze gemeenschap draagt". En wel schijnt de door hem zelf gegeven exegese m ij in zo-overre tegen te spre^ ken. Schijnbaar toch wordt het introspectieve-minstens even sterk als het zoeken naar perspectieven door hem naar voren gebracht wordt; immers, er is in het openingswoord van dit 8e congres sp-rake van „den drang tot het kennen der werkelijkheid", een onderwerp, dat trauwens herhaaldelijk aangesneden wo-rdt. Maar het zoeken van een piers p e c t i e f komt toch weer dadelijk om den hoek gluren; want: de werkelijkheid, die men wil leeren kenne-n, is „niet maar als iets gegevens, m-aar als iets, 'dat veroverd moet worden" voorgeste-ld. „Het zoeken van den zin der dingen drijft ons voort, het laat ons geen rust." In hetzelfde verband wordt dan ook verwezen naar Pianlus' woord: „ik jaag •er naar". Wie het verband van dit paulinisch woord' nagaat, ziet heel duidelijk, dat Paulus hier een „doe-1-stelling" verkondigt; - e-n ze is van hem; hij „achtervolgt" - dat doel. En in dien zin is door den redenaar, die het congres opende-, Paulus' woord wel overèeno-men. Een dankbaar artikel van Ds H. S. Bouma, die het congres bijwoonde-, en wiens terugblik-artikel (vraag voor het woord excuus) zoowel door „De Heraut" als door „Fraternitas" (het studentenblad) werd ov'ergenomen, bewijst, dat ook hij dezen toon beluisterd heeft. 'Hem bleek ook in Luntere-n het ideaal onder d'e studenten levend van „het ruige leven. Van een die op een sterk schip met een goed kompas vaart op de diepe zeeën van de kennis van God en Zijnen Zoon Jezus Christus". „lek hoiu koers". In elk geval: ik .ga naar een nieuwe t o ei k o m s t, een verwijderd d o e 1.

Voorts wijst ook de doelstelling zelf, gelijk ze in woorden haar idealen aankondigt, op h-et zoeken van verwijderde horizonten. Niet ^óo-zeer wat men had, als wel, wat te ver o ver en zou zijn, hield de geesten gespannen. Minder de .veiligstelling van het bezit tegen mot en roest én doio-r-

gravendo dieven, als wel de kapitaliseering ervan en de aanwending ervan in praktisch werk, was wat de jeugdige wil zocht. De redactie van „Fraternitas" zegt in 1925, November: dat „speciaal de vraag naai' de b e w e g i n g s v r ij h e i d van 't wetenschappelijk oaaderzoek binnen de sfeer een er gemeenschappelijke belijdenis" onder de geref. studenten , , actueel is, sinds er van een Geref. Studentenbeweging gesproken wordt". En, dan vervolgt ze: „Men kan zelfs zonder eenige overdrijving zeggen, dat de spanning van dit probleem als motoirische kracht mede onze beweging heeft d o e n oi n t s t a a n e n helpen voortstuwen".

Alweea' moet ik den tegenspreker, die mocht willen interrumpeeren, maar dadelijk te woord' st: "ian. Ik hoor hem zeggen, dat ik liier voor de tweede maal verslagen word, ik, met mijn bewering, dat men perspectieven opende, uit-zichtea wilde, eerder dan b.v. introspectie. Staat er niet: , , s pa lining"?

Zeker, er staat „spanning".

ilaar, er staat óók iets van j, v0iOrt s t u w en". Zoolang er alleen maar spanning is, wordt er in den regel weinig voortgestuwd, en ook 'n bitter klein beetje georganiseerd, laat me liever zeggen: geïnstitueerd. Tenminste wanneer we de kwestie oplossen willen zonder al te veel beeldsptraak, ontleend aan de electrotechrciek; waarmee — dat geef ik toe — iedereen me dadelijk den mond zou kunnen snoeren. Voordat een probleem een motorische kracht worden kan — tenminste als de motoirische krricht niet doielloos heen en weer werpen, maar vooruit stuwen zal — moet het scherp voor onze oogen staan; en is minstens de eerste term (Ier oplossing althans gevonden en als stellige waai'beid zonder eenigen twijfel ons in de ziel gehamerd. .Indien deze bewuste „doelstelling" dus geheel en al zal worden gehandhaafd en als praktisch programpimt gok metterdaad (met-de-daadl) zal worden nagestreefd, dan moet men alvast met de b e-grippen „belijdenis", en „gemeenschappelijke belijdenis" en , , wetenschap" kunnen op^ereersn. Het feit nu, dat men niet zooizeer worstelt met het wezen, het recht, de mogelijkheid, den inhomd der belijdenis (en der „wetenschap") zelf, als wel met de vraag, hoe men binnen het raaim van „de" belijdenis, ja zelfs van „een" belijdenis wetenschappelijk werk handhaven en aandurven kan, wijst op een perspiectieven-opening, die veel aan kan en nog meer aandurft. Ik zou wel kans zien, de stelling te booren verdedigen, dat de verhouding tusschen belijdenis on wetenschappelijk onderzoek, en tusschen de^ idee van een bindende belijdenis en \vetenscliappel)jke bewegingsvrijheid, behoort tot de inleidings-hoofdstukken van de studie, die zich met belijdenis en wetenschap' bezighoudt; ik praat nu maar zonder vaktermen en erg in de ruimte. Maar wie weet het niet, dat de inleidingshooifdstirkken van elke wetenschap wel is waar in het boek, dat men er over schrijft, voio^raan komen te staan, doch in het werkelijke léven acihteraan komen ? Wie weet niet, dat ze eerst later a-an de orde gesteld woerden? Het is altijd zooi: eers t hééft men een belijdenis; en eerst is men het over noodzakelijkheid en recht en autoriteit yan zijn belijdenis met zichzelf en met de gemeenschap' volmaakt eens geworden; zóó ééns, als een getuige met zijn getuigenis, een profeet met de profetie, oeai martelaar met zijn credo', een kruisleger met zijn kruisvaart-leus. En —• om toit den tweeden term te komen: eerst heeft men ook niet maar de idee van een mogelijke wetenschap', maar resultaten van werkelijke wetenschap-; inho-ud van wetenschap; werking, drang, persing van wetenschap. Om zoo te zeggen: het bloed wordt er eerst nitgehaald door hel leven, zoowel van belijdenisdrang als van wetenschapsptersing; en pas daarna, pas heel veel later, komen de enkelingen, die uit de geloovige, belijdende massa geboiren zijn, die ook wel intellectueel er boven uitsteken, maar geen seconde den levenden band met het geloovig volk verliezen, opzetten, om in studeerkamers en in boeken zoo eens te schrijven over het verbarLd tusschen confessioneele binding en ongebonden, immers vrije', wetenschap. Daarom herhaal ik: wanneer de Gr. S. B. als totaal (ik zie hier van elk bepaald citaiat af) zegt: de spianning van het probleem tusschen wetenschappelijke vrijheid en confessioneele binding houdt O'US bezig, brengt O'ns zelfs van den bestaansvorm van G. S'. Bi. „als organisme" tot dien anderen bestaansvorm van'G. ö. B. „als instituut"; — 'en als we dan tegelijk hooiren spreken en zien schrijven over den hartstocht voor de werkelijkheid, en over 'de eerlijkheid en oO'k de zelfanalyse; en als men dan verneemt, hoe men bewust wil leven (dus O'ok werken), — juist in tegenstelling met de ouderen, nu, dan mag men voor het minst uit de alzoo' gegeven situatie opmaken, dat zij, die zoo spreke'ii, de prolegomena gaan schrijven, omdat ze in het leven zelf reeds het gansche veld van onderzoek princip'iëel en overwinnend zijn doorgeworsteld. Dan mag ik aannemen, dat men 'Cen belijdenis heeft, dat men haar inhoud heeft veroverd en kent en als organisatie heeft geassumeerd, niet maar lijdelijk, niet automatisch, maiar in de „spanning", die óók in het probleem, dat genoemd werd, aanwezig was. Want als het niet zoo was, dan zO'U meii, zoowel uit 'drang naar werkelijkheid, als uit zelfgericht. eerst moeten worstelen met de belijdenis zelf, met haar wezen en recht. Alsmede met de wetensdiap. Meir kan pas een inleiding s c h r ij v e n, als men zijn boek v o 110' o i d heeft met de gedachte en wéét, wat te zeggen is. Wat het eerst geschreven wordt (de prolegomena van elke studie) is het laatst in de ge-dachte.

Ik moet het dus hier handhaven: er blijkt meer . perspectief geopend te zijn; men heeft ee-n doel, dat ligt in 'de toeko-mst en jaagt dat d'oel na.

.la, we gaan nog vérder. Twee dingen wijzen ten ove'rvloede in dezelfde richting.

Het eerste is de strijd om de doelstelling zelf; het tweede de methode van organisatie.

Wat het eerste punt betreft: men heeft in de G. S. B. lang en breed gepraat over de „'doeds t e 11 i n g", maar een wei-omschreven, bewust aanvaarde grondslag O'ntbreekt. De basis van samenwerking, zoo'als die door elk der 3 corpora is aanvaard, begint als volgt:

Art. 1. De Geref. Studentea Corpora F. Q. L, N. D. D. D. en S. S. R. erkennen het bestaan van een Geref. Studenten Beweging als een actie, dio zich ten doel stelt, onder de Geref. Stadenten zulk ©en leven te bevorderen, d3; t ieder in denleen en doen zich m e e r bewust richt naar de Geref. Uwens-ea wereldbesclioawing.

Art. 2. Genoemde Corpora onderhoudea betrekkingen, die ten doel hebben, liun leden gelegenheid te geven aan die actie deel te nemen.

Hier ontbreekt de aanwijzing van den grondslag. Men zal zeggen: nu ja; , de drie corpO'ra hebben dien grondslag; elk van die drie treedt tot de, G. S. B. toe, en doet dat telkens met behoud van zijn grondslag. Vo'lko'men juist — in het afgelrokkene. Men zou echter kunnen tegenwerpen, dat elk der 3 corpora óók wel ZO'O ongeveer een d oei-s telling heeft als hier wordt aangegeven. Niettemin wordt alleen de doelstelling wèl-bew u s t omschreven en met zorg gefo'rmuleerd. Bovendien laat inzage van de wetten der samenwerkende studentencorpora zien, dat de formuleering van den grondslag waarop me'n staat, niet g e-lijk is; reeds dat zou in het algemeen wenschelijk maken, dat men eerst over de fo'rmuleering van de basis, waarop de nieuwe organisatie (G.S.B.) staat, tot 'een co'uclusie kwam. Evenwel, het blijkt niet het geval te wezen. Tot de taxatie van het verschijnsel komen we later. Thans gaa, t het er al weer om: men opent perspectieven (doel-stelling); en men houdt zich daarmee eerder bezig dan met iels anders.

Sterk komt dit tro'uwens naar voren in het redactioneele (de toekomst uit het verleden "beziende) artikel van „Fraternitas", Nov. '25. We lezen daar:

Onzti beweging eisciit n.l. e-en bewuste actie, d.w.z. niet allerlei lialf-bewuste gevO'els-overwegingen als behoefte aa.n gemoedsrust of veiligheid' mogea den doorslag geven bij een kiezen voor 't Gerei, beiginsel, maar deze keuze moet een persoo'nlijke, weligefundeerde en bewuste daad zijn.

Hier volgt nu echter terstond uit dat deze actie', wijl liggend in de sfeer van 't bewuste leven, 't critisch moment in zich opneemt. Deze critiek dwingt te sclüften tusschen 't wezenlijke en 't bijkomstige, 'tblij-A'ende en vergankelijke, en verhindert den geest om ooit restloos de traditie te aocepteeren. Zij is, ideëel ben ischouwd, geen uiting van hoogmoed maar van deepiO'ed, wijt eerbied voo'r de goddelijke waarheid den Christen verbiedt haar gelijk te stellen met menschelijfce formuleering. Zij is uiting van eerlijkheid en werkelijkheidszin, wijl 'smensclien geest niet eerder rusten kan voor hij de zelcerheid heeft inderdaald op goddelijke basis, op goddelijk gezag te rusten.

Ook hier wordt het doel gesteld en voor het nastreven van dat doel de plicht van , , bewustheid" naar voren gebracht als ethische eisch, maar het „beginsel", het „geref. beginsel" blijft zonder definiëering staan; het s c h ij n t een gegeven, onbetwiste, grootheid te zijn. Wel wordt - de traditie gecritiseerd, ze zal 'dat althans worden; maar wie gaat critiseeren, is het er met zichzelf over eens, dat hij een maatstaif heeft.

Tenslotte wijs ik op de organisatie. Om niet breed te worden volsta ik hiermee: er is in discussie gebracht, of men als leden, individueel, dan wel als corpora, dus als 3 studentenorganisaties, lid zou zijn. Individueel lidmaatschap' eischt een meer bewuste daad; en laat meer ruimte voor persoo'nlijke beleving en belichting van tol den grou'dslag van alle werk afdalende vraagpunten en antwoorden; terwijl een toetreden als organisatie meer ruimte laat voor propagandistische, organisatorische strevingen, waarbij men zich, wat 'den g r ond s lag, .de basis betreft, zooals 'dat (niet in synodes als wel 'daarbuiten speciaal) pleegt te geschieden, welwillend aan elkaar conformeert en dus juist die basis min of meer in de ruimte laat ter wille van het goede gemeenschappelijke d o e 1.

En laatstgenoemde methode is gekozen. Oo'k hier blijkt het weer —: de 'G. S. B. werkt met perspectieven.

En nu zullen we den volgenden keer mo'eten zien, dat die perspectieven zoowat alleen stonden; en dat het „vooral" perspectieve'n waren.

En daar zal dan ook ©e-n begrijpende, waardeerende, maar juist daarom min O'f meer Jjeshste poging moeten gedaan worden tot eenige schuchtere critiek, als ik het zoo eens zeggen mag.

We zidlen dan tevens nog iets ter aanvullingJ moeten zeggen over de organisatie van de G. S. B., f want die is' later weer opnieuw geregeld.

De aanvankelijk gevolgde gedragslijn is door latere feiten verloochend. Dit laatste echter weer niet ZOO', dat de in mijn artikel op'ge'merkte tendenz losgelaten werd, want zij werd door bet • verv^olg der geschiedenis nog 'duidelijker afgeteekend.

Juist de wrijving, in de G. Ö. Bi., over het lidmaatschap, individueel of als corps, bewijst' ten overvloede, dat 'de voorop stelling van het gemeenschappelijke doel, met verzuim van voo'rafgaiande vastlegging van den 'gemeenschap'pelijken grondslag, met open oogen als feit aanvaard werd, en volstrekt geen onwillekeurig verzuim was, dat op' elk oogenblik kon O'ntdekt en dadelijk met gemak hersteld wo-rden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 april 1927

De Reformatie | 8 Pagina's

De Geref. Studentenbeweging.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 april 1927

De Reformatie | 8 Pagina's