GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Geref. Studentenbeweging.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Geref. Studentenbeweging.

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Houd 'uw baker in eere" ... ..Hililebraiwl zal zich zijn leven lan? verbazen, dat er, met zulk een baker, niets voortreffelijkers van hem geworden is." Hüdebrantl, Camera Obscura.

VIII.

Te veel gevraagd? Iets nieuws gevraagd?

Het bakeren is een nuttig werk; men ziet dat, als men in de luren niet ligt, maiar legt.

En zonder nu te veel uit het hart tot het hart te willen spreken, zou ik aa, n de G. S. B., die al geruimen tijd leeft en de luiermand overlang verlaten heeft, om zelf zich een levenswerk te scheppen, die bo\; endien — want elke vergelijking kreupelt — haar eigen baker(s) zich gekozen heeft, juist onr laatstgenoemd verschijnsel te meer willen toeroepen: boud uw baker in eere.

Er komen tijden, waarin men met zijn baker moet geconfroaiteerd worden, tot heilzame schaamte. Dewelke een groot goed is. Er komt een tijd, waarin men oogen heeft om te zien, ja, een bril draagt. In zulke dagen moet er een Hildebrand zijn, die ons herinnert aan de baker, en aan heur werk, . aan ons besteed, toen wij nauwelijks „dit tooneel onzer heldhaftigheid werden opgedragen". Hoior hem zeggen: „Gij hadt toen nog geene oogen, die zien konden. Veel minder droegt gij een bril".

Ik vind het beeld toch nog niet zoO' héél èrg kreupel. Want die thans in de G. Si. B. goedi© oogen hebben, en brillen, waren in den tijd van de bakering. der G. S. B. nog geen ingeleiden in het geslacht der, studenten. Neen, dte baker kan er vandaag wel bij te pas komen, zonder dat ik iemand te na kom.

Hildebrand wist het goed: de vermaning om op. de Baker terug te zien, kan Tiaar tijd en gelegenheid hebben.; Als hij zoo komt te vragen aan dézen: „Spijt het u, heer Jeune France? Meent gij, dat het beter zou geweest zijn u", enfin, u anders te bakeren, dan gij gebakerd zijt? ; — of, wanneer hij vervolgt tot genen: „Nooit heeft, in uw volgend leven, een - vreemde zooveel gechild gehad met al uw kuren bij dag en bij nacht; nooit een vriend (zelfs geen kunstvriend) u zooi overvloedig in het aangezicht geprezen; noodt een weldoener zooveel „stank voor dank" van u ingeoogst; van harte hoop ik, mijnheer, dat gij hare onschatbare diensten nog eenmaal zult weten te waardeeren, .... — ik zeg, wanneer Hildebrand zooi komt te spreken, dan mag men zoo nog eens komen in te zien, vooreerst, dat hij het leven kent, vervolgens, dat er bij tijden en gelegenheden reden kan zijn voor een speciale terogleiding naar de Baker.

Kom, laat men niet boos wezen. We zijn allen wel eens wat gemelijk. Ik kan me indenken, dat iemand, die al een bril draagt, zegt, tot zijn vrijmoedigen vriend: houd uw vermaningen thuis; ik red me zelf. La Jeune France! Dkn kan evenwel de Baker redden. Als men n.l. bewijzen kan, dat Hare Goedhartigheid het o-ok aldus gezeid heeft, ja, het gezegde van den vrijmoedigen vriend van ouds al „fselfsprekend" vond. Of, als, waar op later leeftijd twee elkaar vermanen, en de een kijkt den ander wat leelijk in de oogen aan, en zegt: maar dat gaat te ver, en bovendien: ik houd niet van - inmenging in mijn zaken met nieuwe dingsighedens, - en de ander kan dan weer zeggen: maar het was de bakenvensch voor je, m"n beste man, en bakerwenschen zijn heelemaal geen bakerpraatjes, want ze zijn 't abc van je leven geweest, - kijk, ook dan is de Baker en Haar taal een uitkomst.

, Ik kies me heden de Baker. Want ik. geloof, dat er wel enkelen zijn, die zeggen: waar bemoeit hij zich mee? Of: wat wil die inmenging? Of: waarom at nieuws?

Ik zeg: houd, o, G. S. B., uw baker in eere. Temeer, waar de bakers onverdacht zijn en het best met u gemeend hebben.

Ku eventjes zonder beeldspraak: wat de Kamper motie-wil, vraagt dat te veel? Onder ons gezegd: het vraagt zóó weinig te veel, en het is zóó bitter weinig' een gerecht, dat bizar is, als immer de baker komt aandragen met buitenissigheden. Zij komt met primaire dingen; wat warmte en wat elk.

Vraagt de motie iets nieuws?

Neen, jvant de baker zei al: maar dit moet je beslist hebben, m'n lieve, kleine joargen. Ze rekene er op: iets anders kwam niet in haar hoofd.

Is , de motie, die in bespreking kwam (nog eens weer: het voorstel, om de G. S. B. zich te doen stellen op den grondslag vaji de Heilige Schrift, naar de uitlegging van de Geref. Belijdenisschriften hier te lande) een recept, dat een eigengereid en ongeroepen dokter opdrong met het oog op spefciale, in jongelingsleeftijd geconstateerde ziekte-verschijnselen; en moet de dokter nu voor zijn straf maar eens begrijpen, dat iedereen niet met zijn puberteitszwarigheden anderen wil zich zien bemoeien, en dat het ook niet erg kiescli is, daarmee vcor het oog van de familie op in het oog loopende wijze een receptje te schrij'ven?

Neen, neen, de baker schreef het al voor: ja, 299 veronderstelde het; ja, zij veronderstelde, dat de zuigeling zou happen naar wat nu geboden werd.

Gooi nog eens even alle beeldspraiak over boord, en laten we elkaar eerlijk in de oogen kijken: is het te berde gebrachte voorstel soms een verkapte poging, om op een niet al te eerlijke, of ronde maniei', weg te werken, a; l wie in een heel speciaal geval en een heel speciaal conflict, dat heel speciaal in niemands gedachten bestond', toen ds G. S. B. gebakerd werd, anders mocht denken, voelen, tasten, da, n de menschen, die de aanhangige motie op tafel wierpen? Is 't soms gebrek aan solidariteit, ketterjacht, inquisitie, met een erg vroom étiketje? Sommigen schijnen het te denken; en in die veronderstelling reeds tot afwijzing geneigd te zijn. Jai, er woirdt al gezegd, geschreven, , gedrukt, dat de Kamper motie wel eens kon voortgekomen zijn uit dezelfde geestesgesteldheid, als aan den dag kwam in een heel recent geval. Dat was, toen de „Bond voor Geref. Jeugdorganisatie", vergaderd te Utrecht, 20 April, er met nadruk op wees, dat menschen van lijnrecht tegenovergestelde opvatting zich beriepen op dezelfde formulieren en dat men daarom wildle uitspreken, dat nadere preciseering noodig was. Er zijn er - ik geloof, dat het meervoud wel op zijn plaats is - die achter deze beslissing een frontvorming tegen een bepaalde groepi, zoeken; die nu meenen, dat de Kamper motie precies zoO' wil; en dat het eigenlijk niet te doen is om een eerlijke basis voor de G. S. B. (positief werk dus), maar om een vechtpartijtje (destructief); dat het niet te doen is, om alsnog wat op. te knappen aan het fundament van het huis der 'G. S. B., maar dat het eigenlijk een handgemeen is op den bo^vensten steiger.

Nu zal ik niet me beroepen op' de broederlijkheid, die het goede hoopt. In het latijn heet dit artikel fraternitas, geloof ik.

Ik zal ook niet zeggen: dat de motie niet spreekt van de belijdenisschriften van de Geref. Kerken, de officieel erkende, maar van de iDelijdenisschriften „hier te lande".

Evenmin zal ik er aan herinneren, dat van deai kant van hen, die thans zoo' spreken, reeds eerder in die richting is gehandeld', heusch al van de eerste jaren af. De fraternitas moge het soms vergeten, het staat toch te lezen in „Frate'rnitas".

Ik zal zelfs niet den kalender er bij halen, om uit te rekenen, dat de motie geboren is in Febr. 1927, dat de eerste aankondiging van die geboorte moet liggen op zijn laatst in Januari 1927, dat ze geconcipieerd is veel en veel eerder en - dat er van gedroomd is, nóg eerder, toen men het schoone adjectief „synodaal" op een dies van S. S. R. — ik woonde er zelf een bij met zulke ervaring - -nog niet kon hooren noemen, zonder dadelijk alleen te 'denken aan een andere kerkgC'meenschap, dan die : der Geref. Kerken; en om daarna te wijzen op het feit, dat het daar in Utrecht 20 April was, en dan na'der 1927.

Ik zal zelfs niet tegenover „Fraternitas" me beroepen op' de fraternitas. Ik zal desnoo-ds durven zeggen: allo, denk dan maar zooveel kwaad' ervan als ge wilt, maar bekijk het voO'rgelegde menu nu eens, los van alle hypothesen: is het niet een copie van wat de Baker u voorschreef? Ja, 'de Bakertijd; — laat eens kijken.

Ik zal enkele stemmen laten spreken uit den eersten tijd. Stemmen, recepten-gevend, bakermetho'den aianwijzend, ten deele in het tijdp'crk, waarin 'de 'G. S. B. verwacht werd, ten deele' oo'k uit haar eersten borelingskenstijd. Ge'makshalve nummer ik. Parelen oyerko'mt dit altijd. En Hildebrand ontdekt parelen niet zo'Ozeer in bakermanden als in bakermonden.

1. Klacht: de g e r e f. g r o n d s 1 a g is vroeger feitelijk van funda.-Hïent in ornament veranderd. Belofte: bij het nieuwe kindje zal dit ander-s zijn; „beslist". Het hebben van een grO'Udslag wordt natuurlijk „verondersteld"; alleen maar, hij moet bewust worden geldig gemaakt. Maar of hij zal bestaan? Er wordt niet eens O'ver geprait: Tooneel: senaatszaal V. U. (gemeensch. verg. van de vier eerst saamwerkende corpora). (Frat. V, 4).

2. Zelf op wekking, waartoe? Om „zelve de hand aan den ploeg te slaan". Aan welken ploeg? Een kerk bode ploeg. Welke kerkbode ? De A m s t e r d a m s c h e Kerkbode. Welk ploegwerk ? D o m i n e e s w e r k. „D-e dienaren des Woords zullen advies uitbrengen over de vraag, wat gedaan zou kunnen worden, om het afglijden van den GRONDSLAG der BELIJDENIS door Geref. studenten, aan welke Univ. oo'k studeerende, tegen te gaan", zoo' schreef gezegde Kerkbode. ]\Iaar het duurt wat lang met die dominees, vO'Uden de studenten. Dus: we zullen zelf DAT W'erk aanpakken: daden; daden! (Frat. IV, 174, 5).

? > . Erkenning: juist in ons Gerefo'rmeerd.belijden ligt een vaste dam opgeworpen tegen het individualisme, maar we laten daarvan v.aak zoo beschamend weinig ZIEN (het HEBBEN van dien dam dus weer ondersteld). (Frat. V, 13.)

4. Bede: wijs ons den man, die het verloren geraakte kerkbegrip zoo'veel mogelijk herstelt en de Geref. stud, weer tot de kerk terug brengt. (V, 15).

5. Gemeenschappelijk besluit: de Geref. stud.

Corp. richten zich gemeenschapipeHjk tot de kerken om hulp te vragen 1). Primair is daarbij de gedachte aan de Geref. Kerken (synode, deputalen hooge overheid incluis) en eerst daarna kwam de vraag: hoe moet het met de herv. studenten. Maar het belijdend karakter „ondersteld". (V, 16).

6. Kijkend in buurmans tuintje (N. C. S. V.) kan men eerst gerust zijn, als de basisquaestie rijpelijk overwogen wordt (dat dit werk moet gebeuren, spreekt „vanzelf"). (V, 20).

7. De vraag komt op: „Hoe kan uit onze actie vi'ucht geboren worden zoolang we nog blijven ons verdiepen in vraagstukken van allerlei aard, zonder ons VOORAF vast te zetten en te versterken in eigen kostelijk, schitterend, onuitputbaar geloof? ... Ik zie veel vage lijnen, .... maar ik mis de zoo vurig begeerde vaste omtrekken " (J. H. Scheurer, V, 74).

S. „Mijn verwachting vaai ons Congres is vóór alle andere dingen, dat ook uit zal kumou hoe liet nog de Geref. stud, hun Creref. confessie hebben.... In ieder geval is ons congres aldus bedoeld". (A. Ringnalda, antwoord aan , 1. H. Scheurer, \, 113).

9. Wij begeerden niet.... afschaffing van beginselen, ... slapper belijdenis, minder gemarkeerd dogma.... Het is ons onmogelijk „samen te ZOEKEN (! K. S.) met hen, wier weg niet geheel de'onze is.... Indien "t onvermijdelijk is, brenge dit congres IN OXZEX EKiEN KRING SCHEIDING tusschen hen, die in den grond en in beginsel toch niet b ij e e n h o o r e n.... l\laar vereenige ook allen, die ... van de G e r e f o r-meerde bel ij de nis nog gelooven, dat zij de waaiheid, die God ons openbaarde, 't zuiverst formuleerde, in do vele vraagstukken.... de juiste richting ons wijst ; en die daarom met wat wij in haar ontvingen, verder \yillen gaan.... Wij verkregen en erfden van oarze vaderen een o V e r r ij k e, wereldomvattende, u n i v e r-seele belijdenis; dat is - ons voorrecht" (E. D'. Kraan, openingswoord, Ie congres, V, 135, 138, 140, 141).

10. , , 't Rewustzijn (op het Ie congres), dat we tot geen prijs ons FUNDAMENT, Gods Woord EN de Belijdenis, willen loslaten, heeft een sterken band om ons gelegd" (**: i , V, 158).

11. „.Make men dan, gelijk eenmaal dat onn e derlandsche. methodistische instituut der Jongelings-Vereenigingeu omgesmeed is tot een krachtige, heilzame organisatie van Jongelings-Vereenigingen op Gereformeerden Grondslag, ook een Gereformeerde Studenten-Vereeniging.. ..". „Onze belijdenis (is wel) voldoende, maat' dient in het , heden tot gelding te worden gebracht" (Dr J. C. Aalders, toespraak Ie congres, V, 171, 178).

12. De Geref. studentenwereld schaart zich om z'u (haar) „hoogere voorgangers", die ons brengen tot doordenken van en bezieling vóór onze Gereformeerde belijdenis (VI, 47).

13. Heel de openingsrede van het 3? congres door den praeses J. H. 8cheurer (VII, 85, 91. 103j.

Ik ga nu maar niet verder zoeken, want liet bakeren duurt niet zoo lang in een jong leven.

En nu treed ik ootmoedig achter al deze wiegespreuken terug. Dat is noodig, want ik betwijfel, of nu nog in „Fraternitas" zou geschreven worden, wat er toch heusch eens in gestaan heeft (VII, 82), dat , , De Reformatie" zoo goed gebakerd is, (ik Idijf in het bakerbeeld), da.t het zoo'n , , kern gezond Herkulesje" is, welks doophouders van harte onder toewensching van suoces met zijn opvoeding zijn te feliciteeren. Vergis ik me niet al te zeer, dan worden de bakerzorgen, aan „De Reformatie" besteed, thans ietwat in twijfel getrokken op het punt van haar volkomen accuratesse. Maar ik van mijn kant mag de bakers van de G. S. B. wel graag in eere houden.

Want ik weet wel, dat in de boven geciteerde uitspraken het woord , , belijdenis" niet altijd is te verklaren als: „de drie formulieren" (al lett? men in no 9 op het woord: „f o r mul e er en"). Maar ik gelood' toch ook, dat a, l de jeugdspeeches ter inleiding van de G. S. B. niet bedoelen te debatteeren over de vraag: „b e 1 ij d e n i s oi f geen b e-lijdenis", doch over die heel andere kwest i e spreken willen: hoe pass e n we de g e g e v e n, parate belijdenis toe in het werkelijke leven, met zijn cultuur-en wetenschappelijke vragen; hoe maken we ons bezit productief, hoe halen we het uit de kluis der werkeloosheid?

Maar — in de aankondiging van d i t naderend krijgsprogram 1 gi d\n toch allereerst als , vanzelfsprekend" de gedachte besloten, dat men in elk geval uitgaat van de aanvaarding der 1) elij d eni s s ch rif t e n. Men wil juist daarmee leer en werken; m.a.w.: de bakers van de G. S. B. gaven het kind die confessie mee in handen en dachten er niet over, dat men ze niet zou willen. Die weigering kwam eerst later op. Wel werd (V'II, 13j al vroeg in de G. b. B. gesproken ovej' herziening en u i t b r e i d i n g der confessie, maar het feit, dat men zich daarbij met instemming beriep op , .De Heraut'', bewijst we-1, 'dat meh'ai 'vastJ^tf-eFë'h^''©'ö^^^^ IJesta'an der gegeven belijdenis'en deze dan ook feite^lijk binnenskamers aanwezig achtte.

En nu maar weer naar de baker terug. Men heeft ook haar beschaamd. Haar eerste fselfsprekendheden, die ook zij van jongsaf had geleerd, men heeft ze disputabel gesteld. Hetgeen bakers pleegt zeer te doen.

Wie nu van de tegenwooirdige voorstellen kwaad wil zeggen, helaas, hij verloochent, als hij daarom den grondslag der belijdenisformule weigert, ook die menschen, die met zorg de G. S. B. hielpen ter wereld komen, en blijven; en er zijn er onder hen, die nog steeds het volste vertrouwen genieten, juist van soanmige tegenstajiders....

Laat men er maar eens over denken, eer men zegt: dit voorstel van Kampien kan niet anders zijn dan een brouwsel van latere „niders" der inmiddels groot er geworden G. Si. B. O wee, het is bakers papje. Wie kan ooit groot worden, ^vie vermag ooit een twist te beginnen, al moest het ook tegen zijn eigen goeie baker zelf zijn, zonder haar goedmoedig toebereide kostje?

Sla mij maar, zal het gilde, dat niet in de gratie staat to day, lichtelijk met berusting zeggen; maar — spaar de baker tenminste! Zij overvraagt niet en overvoert ook evenmin, als dat ze vervoert.

„Spijt het u, heer Jeune France? "

„Meent gij...."

Maar zeg dan toch eens met Hildebrand: , , 0, mijn Baakster, gezegd Baker! Uw teedere zorg geeft u aanspraak op loon".

En er kome nog eens een Hildebrand, die zich begint te verbazen, „dat er, met zulke bakers neig niets voor treff elij kers van h^m gSAvorden is". Dan zal 't gauw in orde komen 2).


1) I-, atei' nader omschi-eren ia deputatelijken zin.

2) De üinierstreepiagen 'fii" de • citaten in Uit artilcel zijn van mij.' K. Ö.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 juni 1927

De Reformatie | 8 Pagina's

De Geref. Studentenbeweging.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 juni 1927

De Reformatie | 8 Pagina's