GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De mystiek van Ds Wisse.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De mystiek van Ds Wisse.

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

\''erieden week citeerden we reeds het derde artikel van Dr Kraan. Thans neem ikhetvierde artikel over; , ik zie geen kans, het goed te verknippen, en neem het daaro-m in zijn geheel. Het is niet, om Ds Wisse te vervolgen, , maar omdat wij de Christelijke mystiek moeten redden ook al uit de handen der Chr. Geref. Kerk, die tegen de richting van Ds Kersten (en tegen wat te Kampen vóór 1892 hardop afgewezen werd) geen stelling meer durft nemen. Het is een droefenis te zien, hoe b.v. in „De 'Wekker", als het gaat om de sacramenten, C'ni de zaak heen geredeneerd wordt, en de auteur der artike'lein, die toch eigenlijk het niet eens blijkt te wezen met het standpunt van 'Ds Jongeleen's jongste lesboekje, dat verschil verdoezelt, oa-n. met een stroom van hartelijke uitroepen achter het stichtelijke deksel te verbei-gen een theologisch verschil. Dr Kraan egt:

Waar Ds Wisse zoowel van Schrift als belijdenis een gebruik maakt, als in de vorige artikelen werd aangeduid, verwondert het niet dat liij aangaande de droefheid naar .God voorstellingen voordraagt, die met beslistheid moeten terug gewezen. Het is uiteraard niec mogelijk, op elke onjuistheid den vinger te leggen. Men zou dan haast over elke bladzij een polemiek kunnen beginnen, en aan Ds Wisse vragen of hij niet anders had Joehooren te schrijven. Volstaan worde hierom mei enkele algemeene aanmerkingen, die echter voldoende lu net licht kunnen stellen, hoe ver Ds Wisse zich buiten de schriftuurlijke banen beweegt.

Het valt allereerst op, welk een groole rol in Ds Wisse's besclirijving door de liefde wordt gespeeld. Het begint al op de eerste bladzijde, waar hij he; heeft over allen die uit de liefde Gods geestelijk ter wereld komen. Het gaat voort, wanneer hij het gevoel en het besef van het Godsgemis, waaruit op haar beurt de droefheid naar God ontstaat, laat opkomen uit^de in onze harten uitgestorte liefde Gods ('blz. 11, 12, 14, 91); wanneer hij de ziel, als God haar komt opzoeken laat bevangen worden tot een staat van God haar aangedane Mefdesmarten (blz. 17); wanneer hij het eerste moment van het geestelijke leven beschrijft als meer of min onderbewust op God verliefd geraken (blz. 17) en waianeer hij, om maar niet meer te noemen, van Christus spreekt als van den Bruidegom der ziel (blz. 25).

Nu bevordert het reeds de zuiverheid der voorstelling niet, wanneer Ds Wisse de wedergeboorte noemt „een ter wereld komen", omdat — strikt genomen —er in de wedergeboorte niemand ter wereld komt, maar een bestaande mensch, die reeds ter wereld was weder of opnieuw geboren wordt.

Bedenkelijk is echter bovendien de heele liefdesterminologie. De Schrift spreekt van den oorsprong van het geestelijke leven op velerlei wijze. Ze noemt het wederom, van boven geboren worden. Ze zegt dat wij geboren worden uit water en geest, uit den Geest, uit .God, uit onvergankelijk zaad, door het levend en eeuwig-blijvende Woord Gods, door het Woord der Waarheid, enz. Maar juist de uitdrukking van Ds Wisse is in haar n i e t te vinden. Dat wij uit de liefde Gods geboren worden, lezen wij in haar niet.

Men versta dit goed.

Natuurlijk ontken ik niet, dat de wedergeboorte haar iepste oorzaak heeft in het welbehagen en de liefde

Gods. ïjvenmin wordt hier geloochend dat in de wedergeboorte ook liet beginsel der heilige liefde in onze harten wordt uitgestort. Maar wat ik op Ds Wisse bij dit punt tegen heb, is vooral tweeërlei.

Ie. Het is streng af te keuren, dat hij de droefheid naar God ontstaan laat buiten de Schrift om; dat hij hot werk van den Heiligen Geest los maakt van het Woord, en den Geest alleen van binnen uit den mensch laat bewerken; waarmede Ds Wisse zeer beslist den weg der onschriftuurlijke mystiek inslaat. 2e. Het is niet minder af te keuren, dat hij deze werking Gods louter opvat als liefdeswerking. , In het nieuwe leveii, dat God brengt, werken uit het Woord door den Geest tal van andere krachten in en op onze zielen: herscheppende, heiligende, verlichtende, ontdekkende, veroordeelende, rechtvaardigende, enz.

Doordat Ds Wisse dit over 't hoofd ziet, geeft hij aan zijn toch reeds onschriftuurlijke mystiek, dat zwoele, onzuivere aroom, waarover in het eerste artikel werd geschreven.

Hierdoor worden alle lijnen der schriftuurlijke bevinding scheef getrokken en krijgt zijn beschrijving die zinnelijke kleur, die met die der reine waarheid niet weinig vloekt.

Men moet er slechts op letten, hoe onder zijn handen de Schriftuurlijke begrippen vorvalscht en de geestelijke waarden onderst boven geworpen worden.

Ds Wisse spreekt van heerlijke vreeselijkheid (blz 15), van zoet sterven (blz. 17), van zalige tranen (blz 18, 19, 111) en droefheid (blz. 112), van schreien naar God, dat zoetigheden bevat (blz. 21), van een droefheid zoo aangenaam, dat een bekommerde het haast niet kan gelooven, dat een deel aan Christus te ontvangen zaliger zou kunnen wezen (blz. 21), van zalig bestraft en terecht gewezen worden (blz. 51), van gelukkige hopeloosheid (blz. 110), enz. Wel verzacht hij dit soms eenigszins b.v. op blz. 21, met de opmerking, dat het zalige eigenlijk niet zoozeer en zeker niet enkel en alleen in het treuren ligt, maar in het geval dat zulke treurenden Sions zullen vertroost worden. Desniettemin blijft ook bij deze beperking gehandhaafd, dat óók in liet treuren zaligheid ligt, en blijven al de genoemde uitdrukkingen staan.

Mu doet het paradox tegenwoordig veel opgang Zelfs Ds Wisse blijkt het te beminnen. Toch dient ook in dit verband uitgesproken, dat paradoxen, ook paradoxen van Ds Wisse, wel mooi kunnen klinken, maar intusschen oen zeer slechte — om niet te zeggen valsche — uitdrukking der waarheid zijn.

Do Schrift — en met name de Psalmen — spreken niet zoo zoetsappig, doch in een taal die vervaarlijk is, wanneer het werkelijk toekomt aan datgene, waarvan Ds Wisse den mond vol heeft. Zóó ver is het er vandaan, dat ze daar sterven zoet en schreien om God zalig achten, dat ze vlak tegenovergesteld, benauwdheid en droefenis vinden (Ps. 116:3), dat de beenderen verouderen in het brullen en het sap veranderd wordt in zomcrdroogte (Ps. 32:3, 4); dat de ziel verschrikt is en vraagt: Gij, Heere hoe lange? " (Ps. 6:4). En zeker, onder dit alles blijft wel het vertrouwen op Gods genade voortleven, dat het tenslotte volkomen ook weer wint (confessioneel uitgedrukt: e droefheid naar God gaat vergezeld van vreugde in God door Christus) maar dit is totaal wat anders dan om met Ds Wisse het sterven zélf zoet en de droefheid zèlf, zalig te verklaren.

Nog een ernstige bedenking moet in het midden gebracht.

Ds Wisse heeft deze heele constructie, waarbij de in onze harten uitgestorte liefde Gods de eenig verklarende factor der droefheid is, alleen kunnen opbouwen door een zeer cardinale waarheid geheel ter zijde te laten en praktisch te loochenen. De Schrift leert ons dat •wij in de wedergeboorte Christus worden ingelijfd. In de wedergeboorte wordt Christus, en in Christus God zelf aan ons geschonken, en krachtens deze mystieke unie met Christus vloeien nu door den Geest al Zijne schatten en werkingen ons toe; Het is de orde des Geestes, dat Hij ons eerst Christus zelf en daarna Diens gaven en krachten wil schenken. Het geestelijke leven is reeds van den allereersten oorsprong af een Ghxist olijk leven; het wordt bewogen uit den •Christus en beweegt zich om Hem.

Maar Ds Wisse heeft een anderen heilsweg. Hij stelt het als 't normale, dat men eerst met God te doen moet krijgen, eer dat men aan den Christus toekomt (blz. 14) en dat men bedroefd naar God kan wezen, zonder nog Zijn gemis van den Borg te beseffen (blz. 18).

Hij doet, alsof er reeds heel veel in den mensch vooraf gaan moet, eer dat de tijd genaakt, dat de Heere' zich begint weg te schenken aan de ziel (blz. 22, 27)

Hij geeft de voorstelling, alsof dieper ontdekking en dieper inkeer in eigen bederf de weg is om dieper Christus ingeleid te worden (blz. 29), inplaats van dat juist omgekeerd de diepere inleiding i n en de rijkere kennis van Christus dieper zondekennis en hartelijker zondedroefheid ten gevolge hebben zou.

Ds Wisse heeft de orde, dat God eerst ledig maakt en dan schenkt pas (blz. 27); dat onze armoede voorwaarde is tot het ontvangen van Gods rijkdom; dat wij hulpeloos gemaakt moeten zijn, eer dat de Heere zich aan ons wegschenkt (blz. 49). Dat aan de levendmaking 'ons sterven vooraf gaat (blz. 9); terwijl de Schrift ons predikt, dat God schenkt opdat wij ledig en hulpeloos zouden worden en dat juist door onze levendmaking de af sterving van den ouden mensch begint.

Ds Wisse houdt een heel betoog, dat de mensch schuld vergiffenis kan bezitten en voor eigen bewustzijn gerechtvaardigd kan wezen, zonder nog tot vrede te komen, met nog een „overgebleven ledigheid of heiligheid van binnen" (blz. 26, 28, 30, 31); vlak tegen het woord van Paulus in: ij dan, gerechtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben vrede bij God door onzen Heere Jezus Christus (Rom. 5:1).

Principieel genomen, kan Ds Wisse, doordat hij de werking van den Geest in de droefheid naar God van het Woord —^ en daarmee van den Christus — losmaakt, de genade niet meer handhaven. Pelagius staat voor de deur reeds en met den schijn van alles van God te hebben, ligt intusschen het genadeverbond verbroken en wordt dat der werken in volle kracht voortgezet.

Niet op alles kan worden ingegaan.

Nog eéii*'dïhg vermeld ik.

Ds Wisse spreekt ook over de kenmerken der ware droefheid. Reeds de methode om ons van de echtheid onzer droefheid te overtuigen door nadere zelfbespieding en zelf ontleding, is niet die van Schrift en belijdenis. Deze laten het geloof zijn echtheid bewijzen in de werken en lossen in den strijd der heiligmaking alle twijf elvragen aangaande de echtheid op. Bovendien zijn de kenmerken van Ds Wisse van een zeer twijfelachtig gehalte. Een van de kenmerken der echte droefheid is volgens hem, dat alle valsohe vertroosters worden weggezonden. En dat met fijnen keurzin (blz. 44).

Wat de vertroosters zeggen wordt dus niet aan de Schrift voorgelegd en dan beoordeeld. De waarachtig bedroefde is zelf maatstaf aller dingen. Hij beschikt over den fijnen keurzin, om zelf uit te maken wat ware of valsche vertroosters zijn. En op zulk een hoog standpunt etaan niet de vaders in Christus, maar de eerstbeginnenden, zij, die nog in twijfel zitten of hun droefheid de echte wel is. Die dan als de geestelijk rijperen aan het woord komen.

Reiner subjectivisme, bedenkelijker zelfverheffing, zelfs boven 't Woord, en verfoeilijker keurmeesterij zijn haast niet denkbaar. Principieel gezien zoekt Ds Wisse het kenmerk van geesfeswerk in hoogmoed: het bewijs van genade in de zonde der hoovaardij.

De ethischen hebben ook dikwijls zichzelf op een hoog standpunt geplaatst. Hun zedelijk besef of hun religieus gevoel was dan de maatstaf om uit te maken, wat goed of slecht, waarheid of leugen is, en stelde in staat om de verwante zielen te ontdekken. En Ds Wisse die schijnbaar den mensch zoo diep wil vernederen en neerhalen, vervalt tot dezelfde menschverheerlijking. Dit heeft zijn oorzaak mede hierin, dat zijn uitgangspunt van het hunne niet zoo heel ver verwijderd is.

Zooclat Ds Wisse, al schijnt hij een vijand te zijn — naar den aard der laatste dingen zijns lérens — van de stelling der „dormante vyedergeboorle" thans is overgestapit toit de leer van den „dormanten vrede".

Wonde.rbaarlijk.

En»wat verwondert is ook dit: dat hij in zijn beschrijving der geestelijke croiüek zoo sterk herinnert aan de overbekende beeldspraak, waarin b'chleiermacher de geboorte der religieiise bevinding heeft willen teekenen. Met de e'thischen is werkelijk hier principieel vrede gesloten; en d3 paragraaf over de mystiek is weggesneden uit het geheel der gereformeerde dogmatiek, i& eestelijfcei erotiek is — ik schreef er reeds eerder hierover — eigenlijk in strijd met het wezen der religie.

Wij zien in dit alles weer een bevestiging van wat reeds vaak beweerd werd: men maakt het zich aan dien kant maar wijs, dat men „bevindelijk", „onderwerpelijk" preekt. Er is geen sptake van, dat hier de gereformeerde belijdenis tot de ziel van den. geloovige gebracht wordt en aan die ziel haar inhoud wordt geappliceerd. Evenals iemand zonder meer een hoioldstiik uit zijn dogmatiek in de preek.kan voordragen — b.v. over de voldoening door Christus, over de laatste dingen, enz., — en dan daarin te kort schiet met een verkeerde „voorwerpelijkheid", — zóó wordt door preekers van deze. dingen evenzeer oibjectivistisch geprëekl. Het verschil is alleen maar, dat zij hun pieek opbouwen uit, of doorspekken met fragmenten uit wat zij ho'uden voior de , , leer van de orde des heils". M., a. w.: voor een onderdeel van de dogmatiek. Feitelijk en hoofdzakelijk is het verschil niet in de manier van preeken (, , voorwerpelijk" en „onderwerpelijk"), maar in den i n-liou d van het gepreekte (een bepiaald hoofdstuk der dogmatiek al of niet eenzijdig naar voren schuiven).

En als dit alles moet , , bevonden" worden, dan is het mogelijk vandaag te „bevinden" wat gerefoimeerd is, en morgen, wat volstrekt met de gereformeerde gedachte in strijd komt. Men houdt echter zichzelf en de menschen in den waan, dat ieder, die, juist door tot de diepte en tot !de grondgedachten af te dalen, het met bewustheid anders ziet (dus: anders WIL), „oppervlakkig" is, (dus: niet met deze dingen meekomen KAN).

Zoo zegt men dan - de ééne week': oppervlakkig is de ander; maar ik ben het niet: de ziel zelfs der allereerst bekommerden zendt alle valsche troosters weg: hetgeen, vrij vertaald, zeggen wil: ze gaat de kerk van de anderen uit, en komt tot mij.

En de andere week' luidt het: dit is nu het echte, en wie het anders zegt, werkt met , , morphine". Nu is geestelijke „morphine" altijd een kwestie van het intellect: het bewustzijn wordt erdoor verdoofd.

Het pleit alvast niet voor de zuiverheid der probleemstelling, dat men, als criterium stellende: , , my st) cke ervaring of geen ervaring", gaat redeneeren uit een intellectueel begripi. Maar het ergste is, dat men zelf de klare bewijzen bij zich draagt van „morphineering"; want wie zijn opvattingen nu eens laat afleiden uit de gereformeerde gedachte, en morgen — zonder k'eur overnemend — lievelingsgedachten bij tientallen afleidt uit wat met die gereformeerde gedachte vuilmaakt in strijd komt, — die heeft zich toch wel grondig gemorphineerd. Zijn denken als geloovige is volmaakt tegenstrijdig; als conf es si oineel mensch hinkt hij voor het minst op^ twee gedachten; en zijn heele materiaal van „toepiasselijke" waarheden ligt in aparte verpakking NAAiST' zijn gereformeerde dogmatiek.

Dit kan niet geestelijke bevinding zijn; maar is een theorie erover.

De uitersten raken elkaar: de iïian van het bevindingsleven is de strengste i e e r-verkondiger. Tenzij men meenen mocht, dat d^jpM^ï^lègèh zic'hzelf verdeeld is. ; ftftsl^

Zoo wordt dus aan dézen kant de christelijke mensch naar zijn. denken gemorphineerd ^-beeldspraak van Ds Wisse. Maar als het denken gemorphineerd is, dan is de christelijke MENSCH gemorphineerd. Hij is niet in stukjes te dealen: een denkend, een ervarend, e: n. handelend dsel. Die oinderstelling is: „oppervlakkig"..

Om het verwijt van Hefdeloosheid te ontgaan, herinneren we, cfet een gemorphineerde nog wel ley en kan. Het leven is alleen „dormant" bij hem. yiechls met behulp^ van het woord „dormant, , kunnen wij het goede gelooven van deze broeders, die tegen het „dormante" zwaar opponeeren in ander verband.

Noemt iemand dit doorslaan? Hij doe het. Maar waarvoor is» men gereformeerd, dan om de gereformeerde grondgedachte op elk terrein uit te werken? Ronddraven zonder teugel naar alle kanten, dat is docrdraven. Heen en weer draven. Dwars draven en drijven niet naar boven en rechtuit. Hier is het „ja" zeggen tot alles en nog wat. En men zou tegen dit aanvaarden van tegenstrijdige ideeën ook wel eens willen zeggen wat docent V. d. ychuit in „De Wekker" zegt:

Dat is geen „ja" zeggen wat men soms van zoovele Christenen hoort, die u .alles toestemmen, zoodat ge bijna zoudt wenschen, dat ze eens „meen" zeiden. Er is een soort menschen, dat het zeer gemakkelijk neemt in de dingen van hun geestelijk leven. Als ge hen zegt, dat ze een zondaar zijia, dan zeggen ze aanstonds „ja". Ge kunt hen Avijzen op de eeuwigheid, op den rechterstoel van Christus, op hun onbekeerd zijn, op het bloed der verzoening. Zij geven op al deze ingrijpende waarheden een toesliemmend antwoord. Dat is een „ja", waarin de duivel plezier heet, want het is Satan precies hetzelfde, of ge met den bijbel of met liet kaartspel in de hand iiaa, r de Ijel gaat. Ge moogt voor Satan zoo rechtzinnig en Gereformeerd in de leer zijn, als ge maar wilt. Ge moogt u van alle ethische smelten vrijwaren. Ge moogt een Schriftgeleerde van grootc kennis en diepen blik zijn, Satan maakt het dezen meinschen niet erg moeilijk. Waren het niet de SchriftgeleeTden, die den Christus aan den kruispaal hebben geslagen?

ü voelt het wel, n'est ce pas?

M'aar laat men eerst maar eens zeggen: WAAROP men „ja" moet zeggen. Want die schriftgeleerden, daar komen we geen steek verder mee.

Christus heeft ook schriftgeleerden gemaakt en maakt ze nog eiken dag als hoogste Profeet. Daarop afgeven, dat is maar een aardigheidje.

En — als men vergelijken wil — welnu: de schriftgeleerden van Jezus' dagen zijn juist doodgegaan niet aan het obj ecti vi s t i s oh (rekken van de consequenties uit de gedachte van Israels leven (Paulus trok die consequentie en werd toen christen), maar aan de inconsequentie; israelietische ideeën vermengen met ni, et-israelietische. Men moet voorzichtig zijn en niet altijd het volksken voeden met gemeenplaatsen over wie anders willen, alsof de stumpiers niet anders kunnen.

En dan vooral niet, als men af en toe nog meezingt (Ds Jongeleen) in het koor, dat een goedbedoelde uitlating (reeds lang anders verklaard) van enkele sprekers ter generale Synode der geref. kerken uitbuit voor een EIGEN geestelijk verhefrinkje: ^ de uitdrukking „wij zijn rijk". Ook de pers vair Ds Wisse heeft daar al over gesmaald. Alsof achter al deze verwerpingen van een ander ligt: wij zijn rijk.

Stoken.

Ds J. Douma schrijft in Haagsche Kb. (Gere-f.):

Naar het mij voorkomt, kan het zijn nut hebben, nog eens het antwoord in herinnering te brengen, dat de Synode van Groiüngen gegeven heeft op het , , woord van getuigenis" der z.g. Geret. Kerken in Hersteld Verband. Want rusteloos worden de pogingen voortgezet óók in onze gemeente onrust te stoken en vei'deeldheid te zaaien. Daarbij dreigt het gevaar, dat er zich legenden gaan vormen. Wij leven nu eemnaal snel en vergeten spoedig iets. "Te lichter vinden dan ingang voorstellingen als deze: Groningen is niets anders geweest dan een repelilie van Assen; tal van bezwaren zijn kort en koud van de hand gewezen; voor consciëntie-kreten bleef de Synode dool; met ieen hoog gebaar werd de toegestoken hand afgeislagen; de hakbijl werkte door, enz.

Even later:

De Synode heeft met atgemeene stemmen i)esloten, dit gewichtvol schrijven te verzenden. Daarna wees de voorzitter, Dr Dijk, op de betookenis van het feit, dat zulk eene beslissing zonder discussie kon genomen worden. En dan vermeldt het persverslag: „hij bidt God, dat dit schrijven vrucht moge dragen, daar er niemand is, die zich verblijdt over de brcuice, maar allen hereeniging bogeeren op den grondslag van de beslissing, die het vorige jaar genomen is."

W, aarover maakt men nu zulk een misbaar? Ademt dit stuk niet een geest van teederheid en trouw en zoekende broederliefde? Waar is de ruwe afwijzing? Het trekt den ernst van het „woord van getuigenis" niet in twijfel, het critiseert de gekozen bewoordingep. niet, het vraagt zelfs niet, wolken zin de verklaring heeft, dat men geen enkel historisch feit... betwijfelt of disputabel stelt. De „plechtige verklaring"' der broeders van het Hersteld Verband aanvaar'dcnd zooals zij werd gegeven, wekt de Synode hen alleen m.aar ernstig op in het gecursiveerde zinnetje om zich dan toch nader te bezinnen over de houding, door hen in het geschil aangenomen. Mag de Synode dat niet doen? Is het dan niet moeilijk die

verklaring en die houding mat c-lkander' overeen 'te ' brengen?

Welk lot heeft ; dit nobel antwoord gehad? Het is „voor kennisgeving aangenomen"... En ondertusschen werkt de splijtzwam door. Reeds op 14 plaatsen kwam het tot de oprichting van een scheurfcerk. Het is diep > ; lroevig.

Ik citeer dit, niet om op> de kwestie in te gaan, maar om eventueele weifelaars te herinneren, dat Ds Douma, schrijver niet anderen van „Ons aller moeder", dit zegt.. Het moge hen terughouden van .schisma.

Rectificatie.

Voor 2 weken sprak ik over üe advertentie's waarin Hervormde bewoners van Goeree en Overtlakkee e. o. werden opgewekt toch niets te offexen voor de Vrije Universiteit. Ten onrechte zei ik, dat die advertentie had gestaan in de Maas-en Scheldebode. Daarmee is het blad wel niet geteekend, want de advertentierubriek is wel meer in strijd met wat het redactioneele deel zegt, maar ik wil toch het blad recht doen, door de opmerking, dat de Maas-en Scheldebode juist in een hoofdartikel heeft gepleit vóór de Vrijte Universiteit in precies omgekeerde richting, dan die advertentie wilde.

Zij stond trouwens in een „neutraal" advertentieblad. Mijn verontsohuldiging worde de Maas-en > che]debO'de aangeboden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 november 1927

De Reformatie | 8 Pagina's

De mystiek van Ds Wisse.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 november 1927

De Reformatie | 8 Pagina's