GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Waarom ik Vlaanderen 1iefheb.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Waarom ik Vlaanderen 1iefheb.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Waarom ik Vlaanderen 1iefheb.

door G. Blachon, bewerlcl: door Stijn Streuvels, L. J. Veen, Amsterdam.

Dr Hans Welter heeft aan 't October-nummer van 't Duitsche tijdschrift Elsass-Lothringen een studie afgestaan over „Die Flamen in Frankreich". 't Vlaamsch-nationale weekblad Vlaanderen hee.'t goed gedaan deze belangrijke beschouwingen te vertalen. De studie van Dr Welter inteiresseert ons uit den aard der zaak buitengewoon, zij handelt immers over menschen, die wij als Groot-Nederlanders rekenen tot onzen eigen Stam, zij 't dan ook vaak alleen in theorie. Dat 't stamverband met de Fransch-Vlaams-.lie Nederlanders door ons zoo weinig gevoeld wordt, dat velen onzer ook weinig of geen belangstelling voor lien hebben, ' zal wel vooral moeten geweten worden aan onbekendheid. Daarom zijn we verheugd dë aankondiging van hovengenoemd boek van G. Blachon te kimnen aaiigiijpen als een gunstige gelegenheid onzen lezers over land en volk van Noord-Frankrijk een en ander mee te dealen.

Fransch-Vlaanderen dan is Fransch bezit geworden door de roofoorlogen van Lodewijk XIV. We willen voor thans dit feit nu niet in grootei verband brengen en over de int-amationale verhoudingen en gebeurtenissen ten tijde van den zonnekoning handelen, doch er alleen even aan herinneren, dat deze roof-en heerschzuchtige potentaat eigenlijk in den zin had de grenzen van 121. zijn rijk uit te; zetten, b.v. tot den llijn en ook België en Nederland (immers een aanslibsel der Fransche rivieren!) te doen deelen in de zegeningen der nooit-hoog-genoeg-geroemde Latijiisch© beschaving. Dank zij echter de staatkunde van Jan de Witt eerst, de bekwaamheid en hekU^nmoed van onzen grooten Koning-Stadhouder Willem III daarna werd door Gods goedheid deze imperialistische aanslag tegen onzen Dietschen Stam verijdeld, en 't e enige Vlaamsche, Nederlandsche gebied, dal tijdens en na de regeering van Lodewijk XIV onder Fransch bestuur kwam en bleef staan was: Fransch-Vlaanderen.

We willen en kunnen den heer Blachon zijn chauvinisme vergeven, maar zijn toch verplicht er nadrukkelijk op te wijzen, dat hij zich vergist in den waren volksaard van Fransch-Vlaanderen. Zijn voortdurend spreken over dit gebied als „het eenige Fransche midden", waar men nog , , de hoffelijkheid van het oude Frankrijk tegenkomt", waar men 't bloed vindt „dat voortspruit uit het eerste Frankrijk'', dat „het uitsluitelijkste Fransch is", zijn lofzang op den echten Franschen geest van Fransch-Vlaanderen, samengevat in „Fransche oo-rsprong, Fransche overleveringen, Fransche wellevendheid", zouden den verkeerden indruk kunnen vestigen, dat de schrijver werkelijk gelijk heeft. Welnu, — Fransch-Vlaanderen hóórt volkenkundig niet bij l-'rankrijk, maar bij het Vlaandeien ten IVooiden van'de grens en'is alleen door geweld daarvan gescheiden.

De Vlaamsche bevolking (vóór den wereldoorlog tellende omstreeks 200.000 Vlamingen, door inwijking van industrie-a.rbeiders naar Rijssel, Roubaix, lourcioing ongeveer 270.0001 heeft zich immeiinstinctief verzet tegen den Franschen drang en dwang op oultvueel en moreel gebi-ed.

Diang en dwang, het laat zich verstaan. De taktiek van veroverende staten is altijd 't anderen door geweld ontnomen gebied te denationaliseeren, het op te lossen in de eigen volks-en beschavingsgëmeenschap. Zoo lang 't veroverde gebied eigen taal, zeden en gewoonten handhaaft, ligt het daar als een aanklacht. Zwijgende getuigt het van bedreven onrecht. Slechts als het aanneemt de taah de cultuur yan den staat, waarbij het opgenomen werd, zwijgt die aanklacht tegen de verkrachting der volksconcientie en bestaat er minder gevaar, dat 't gebied zich bij mogelijke verwikkelingen van den veroverenden staat zal losscheurc-n of daartoe direct of indirect zal meewerken.

Van de Fransche denatiomalisatie in 't Noorden geeft Dr Welter een duidelijke beschrijving. Reeds spoedig na de inlijving werden de openbare ambten met gunstelingen bezet. „In 1663 werd een besluit van Lodewijk XIV tof de stad Duinkerke gericht, waarbij bevolen werd voortaan in ambtelijke stukken nog slechts het Fransch te gebruiken; een dergelijk besluit trof in 1684 de stad leperen. In 1664 beval hij de bevoegde bisschoppen zich voor den catechismus en voor het onderwijs van Fransche priesters te, bedienen. Ook de uitdrijving der prófestanten uit Diiinkërke beteekende een bijzondere verzwakking voor de Vlaamsche cultuurkrachten."

„Bij de bijeenroeping van de Fransche rijksstanden in 1789 kwamen de grieven van het Vlaamsche land voor het eerst onverdeeld tot uiting." Alle rechtmatige klachten en billijke verzoeken werden echter weggestormd door den wervel der revolutie, , en het waren bizonderlijk de Jacobijnen, aldus. Welter „die niet alleen den strijd aanbonden tegen de provinciale bestrevingen van een Romaansch federalisme, zooals de Girondepartij wilde, maar die ook doelbewust de vernietiging van alle nog in Frankrijk levende volksbeschavingen begonnen. Bij. besluit van de Parijsche Nationale Conventie van 13 October 1793 werd het gebruik van de Vlaamsche landstaal in bestuur en gerecht verboden. Napoleon 1 verscherpite nog deze assimilatiepolitiek en strekte het verbod van het Vlaamsch op dagbladen, straatnamen, rekeningen en testamenten uit. In 't Weener vredesverdrag van 1815 bleef de Vlaamsche Westhoek vergeten bij' Frankrijk achter en de burgerkoaing LoiUis Philippe kon toen het laatste overblijfsel van het Vlaamsch onderwijs uit de scholen weren."

Uitermate doelbewust en doelkrachtig waren dus de denationalisatie-pogingen tegen 't Vlaamsche volkswezen. Desondanks, — ze moeten als mislukt worden beschouwd. God schiep deze bewoners van Franlcrijk Vlaming en al werden ze verbasterd door de assimilatiepolitiek uit 't Zuiden, Vlaming bleven zij.

Van tijd tot tijd, zoo zien we in de geschiedenis, gingen er ritselingen van herlevend Stambesef dooir de ziel dezer Vlamingen. Werd niet in 18.53 te Duinkerke gesticht een „Maatschappij van Vlaamsche letterkunde", met 't doel 't Vlaamsche element in 't volksleven te behouden en te veirsterken ?

In 't bizonder waaide er een adem van cultureele opwaking door deze gewesten, toen in 1912 Dr August Borms, de groote Martelaar van Vlaanderen, die nu reeds meer dan negen jaren in den Leuvenschen kerker zucht en wieais vijftigsten jaardag we straks hopen te herdenken, tochten ondernam, om deze . Vlamingen door lezingen en cursussen iets meer van de Nederland sche beschaving te do'en kennen en genieten en.

't Stambewusizijn te doen ontwaken. Helaas heeft de wei'eldoorlog ook aan dit mooie, maar moeilijke werk (de Fransch-Vlaamsciie dialecten verscliillen natum-lijk nog al van 't algemeen beschaafd Nederlandsch) een onverbiddelijk einde gemaalct.

Maar had niet reeds 18 Februari 1902 de afgevaardigde van dit district pastoor Lemire, in de ï'ransche Kamer de wenschelijkheid betoogd, dat de leeraren die naar Vlaanderen kwamen geen tegenstanders zouden zijn der streekspraak ?

Ie merkwaardig, te teekenend is 't antwoord van den minister van eeredienst Leygues aan Lemire, om het onvermeld te laten; het is een antvvoOTd, dat zoo ontzaglijk veel verklaart ook uit de geschiedenis der Vlaamsch-Waalsche tegenstellingen in België: „Ik ben de meening toegedaan, dat de l'ransche taal, de nationale taal, voor nlle anxlere moet gaan. Zij was en is de brengster van 'alle vrij h ei d sg e dacht en. indien men zich in zekere streken nog te.^en de Fransohe taal verzet, dan is het omdat zij een modernen luchtstroom met zicti brengen zou".

Evenwel: de nationalistische opleving, die in Vlaanderen gewekt is kan niet meer geheel den kop ingedrukt woTden.

, , Gij zegt dat 't Vlaamsch te niet zal gaan, • 't en zal —"

De opwekking gaat voort, congressen, jcug'darbeid, Vlaamsche l)ijdragen in kranten en tijdschriften.

„Dat men in dien Fransch-Vlaamschen westhoek zijne schoione moedertaal nog niet gansch vergeten heeft, — schreef Dr J. A. van Praag in De Dietsclie Gedachte — , , na bijna drie eeuwen van scheiding, is een woarder. Eéu van de meest ontroerende oogenblikken in mijn leven was, toen ik te Gent op een Philologen-congrcs een blaadje kocht, een klein, eenvoudig blaadje mot stunteligen stijl en armelijken inhoud , , i)e A'laemsche stemme in Vrankrijk", door Fransche Vlamingen geschreven, en toen men mij vertelde, dat liet Vlaamsch in die dorpen nog leeft; dat er zelfs nog enkele duizenden zijn, die er geen Fransch kennen en dat er in sommige parochies door de pastoors, op verzoek der bewoners, in het Vlaamsch gepreekt wordt, Nederlandeis, zij, zoo goed als wij. Nog in het begin der achttiende eeuw dichtte in Duinkerken Michiel de Swaen in "het Nederlandsch, en bezong er den Amstel, één van de rivieren, van zijn land" i).

Zou 't ons dan geen goed doen, wanneer we kanunnik prof. Looten op 't vierde Vlaamsch dongres (, luli 1927) te H^^zebroek, hoopvol de toekomst inziende, hooren verklaren: .„Zeker is het, dat de tijd voor de Vlamingen werkt"?

Het bovenstaande zal, dunkt ons, wel voldoende zijn, Uwe belangstelling te wekken (mocht die nog ontbreken) voor onze stamgenooten in Noord-Frankrijk; het maakt tevens overbodig een breedvoerige, gedetailleerde bespieking van 't boek van Blachon, dat we^ behoudens onze opmerking over 't oer-Fransch karakter van Fransch-Vlaandei"en, van harte kunnen aanbevelen-).

Het merkwaardigste is, dat Wi a a r o m ik Vlaanderen liefheb geschreven is door een Franschman. Hij biedt in dit warme, milde boek a. h. w. amende honorable voor wat zijn land en volk aan deze provincie misdeed, zijn boek is aanklacht en boeteprediking, hij zingt den lof van 't Noorden en rokt Parijs 't huichelachtig masker van 't afzichtelijk gelaat.

„Het heeft mij toegeschenen — zoio moitiveart hij — dat Vlaanderen het wel verdiend heeft voor één keer een Fransch oordeel te bekomen, eerlijk gewettigd en dat iets anders zijn zou dan een beker met gal. VOOT eigen rekening heb ik Vlaanderen deze ootmoedige en platonische eerherstelling willen aanbieden, voor al het zedelijk onrecht dcoir degenen aangedaan, die het noch begrijpen noch lietliebben kunnen."

In 't hoofdstuk De Vlaamsche Eva bezingt Blachon de Vlaamsche vrouw, hij roemt haar schoonheid, haar moederlijken zin en vastberadenheid. , , VV^at mij betreft — overdrijft hij — icen ik er die in hun kleine pink meer weerstand en gezond oordeel, meer geest en beradenheid bezitten, nieei-practischen zin vooral, dan een heel kiescollege van de boorden der Rhone o£ der Garonne."

Is het niet te betreuren, dat dit Vlaamsch gebied zoo hecht verbonden is aan 't moderne Babylon? En dat , , de onzuivere lucht der Parijsche modderpoelen, die op dertig myriameteis in 't rond, de verbeelding bezoedelt, de zielen doorkankert en de huisgezinnen ontvolkt", ook den dampkring der Vlaamsche Eva bederft? En dat in „de Parijsche modderpoelen" zoioveel jong, frisoh leven uit Vlaandrens landouwen en steden ondergaat?

Na de vrouw roemt Blachon de L e e u w e n-welpen van Vlaanderen. Deze Franschman is een vriend der kinderen, hij' deelt kinderlijk in hun kind(^rlijke genoegens, hij voert pleit voor beter en gezonder levensvoorwaarden voor de kleinen in de arme Vlaamsche fabrieksteden; hun jeugd duurt toch al zoo* kort, hun wondere frischheid en jonge wilskracht gaan toch al zoo spoedig onder in de ellende van 't leven.

„Politiek, beheer, nijverheid, kazomc, alles wat platdrukt - - alcohol, slechte drukpers, kroegen, cinema's, enz. — alles wat de verbeelding ontketent en de karakters verlamt, alles wat bezoedelt en bevuilt, komt op die zoo tengere kleine, zoo kunstgevoelige wezentjes neervallen, om hen gemeen te maken, hen te ont-Noordscèen, om hun natuurlijke kleur te tanen on te bevuilen."

een ras, dat tol dienen ge­ De Vlaming van schapen is?

„Hun voorhoofd.... gemaakt oim te zvveeten, niet om te denkert, noch om Ie heerschen"?

Hoe onwaar! Wat den Vlaming ontbreekt, om hem in de volksgerneensehap esn eerste en eereplaats te doen innemen is opheffing van den poilitieken en socialen druk, waaronder hij gebukt gaat, is verbetering zijner ontwikkelingskansen. In de Vla-mingen van dezen tijd stroomt metterdaad hetzelfde bloed, in hen leeft dezelfde kracht als in hun voorgeslacht, zij zijn nog de Vlamingen met de lange handen.

In de laatste hoofdstukken toekent de Schrijver de schaduwen en vlekken, die hij ziet in het zoo hoogelijk geprezen en geliefde Vlaanderen. V\''elk een tegenstelling tusschen het voorheen en thans.

Ééns verlichtten, de roem èn daden van het Vlaamsche ras den Europeeschen hemel als „een vlammend speur". „Nooit hebben de Vlamingen opgehouden te strijden, noch te schitteren onder de vindingrijkste beoefenaars der menschelijke nijverheid en van al de schoone Kimsten."

En thans? Bedenlct, dat het een Franschman is, die liet schrijft: „treurige en leelijfc gebouwde steden, slecht onderhouden en vuil; gemeentebesturen, die een volle halve eeuw achteruit zijn; arme wijken van een afstootelijke ongezondheid; rijke wijken, die naargeestig, norscli zijn en vloeken tegen alle kunstrijke samenstemming. Het volk als verwaarloosde menigte behandeljd bij na als vij anden, doior de ambtenaren veel meer beheerd dan bediend" (spat. van ons).

Slachtoffer der Parijsche denationalisatie-en assimilatie-politiek is 't Fransch-Vlaamsche wingewest met zijn 200.000 Vlaamsche bewoners geweest, nu reeds meer dan twee en een halve eeuw.

Do oorzaak .van den achterstand, de geestelijke en stoffelijke armoede van dit district treft Blachon in dit vonnis (vergun ons nog dit citaat; Blachon zegt de dingen zoo goed): , , [> e factor, die onze Fransch-Vlamingen benadeeligt, de verderfelijke invloed, die bij ons het overal elders zooi bloeiende Vlaamsch genie onderdrukt en uitput, 't is de imperialistische atmosfeer van onzen bureauciratischen centralisatiegeest, 't is de omlclemming van die zoogezegd Latijnsche bestuurlijke alleenheeïschappij, welke op het Vlaamsche menschdom weegt gelijk een looden kap, die het insluit in een dwangbuis, die het belet zijne ware en breede, sclieppende leefbaarheid te ontplooien".

Be vlekken, die zijn tafereel van Vlaanderen verduisteren hóóren niet bij 't model: , „zij zijn slechts de noodMtige schaduw van den Latijnschen giftappel".

Wat is. vraagt de Schrijver tenslotte, Frankrijks dank en loon geweest aan Fransch-Vlaanderen voor 't wicht van oiorlogswee, dat het meer dan vier lange jaren als verpletterd heeft?

De vraag stellen is ze beantwoorden.

Vlaanderen telt voor Frankrijk slechts mee „als gewest der middelen om voort te brengen", d.w.z. als ., eene kip met gouden eieren of ook eene melkkoe".

Een goed werk, een nobele daad van eenvoudige rechtvaardigheid heeft de heer Blachon verricht t. O'.z. onzer stamgenooten in zijn vaderland en deswege heeft hij aanspraak op. onzen ^groeten dank.

Zijn boek heeft óók beteekenis voor de kennis van den Germaansch-Latijnschen strijd op geestelijk en zedelijk gebied in 't algemeen. Immers, de politiek der Fransche regeering tegenover de Vlamingen binnen haar rijksgrenzen is. essentieel geen andere als die van Brussel tegenover onze Stamverwanten in België,

M. J. LEENDERTSE.


•') De uitgave van 't werk van dezen uilnemenden Zuidnederlandsclien dichter zal eerlang worden bezorgd door' DT V. Celen, Prof. M. Öabbe en Dr C. Huysmans. De werken van De Swaen zullen verschijne: ! in ö deelen van ongeveer 300 blz. Misschien bestaat t.z.t. gelegenheid op deze hoogstbelangrijke uitgaaf terng te komen. „Men kan er zeker van zijn, dat de drie vijfden» van het vrouwelijk personeel der Mode, den schouwbtjrg te Parijs aangeworven zijn in de Fransche overbevolking van 't Noorden en 't Oosten".

2) Da bewerking van Strenvels is hier en daar nogal stroef en leest vaak moeilijk. , , l'> a taal van de Westvlaamse meester leent zich blijkbaar lüet tot uiteenzettingen van bistoriese en politieke aard" (Wies Moens.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 januari 1928

De Reformatie | 8 Pagina's

Waarom ik Vlaanderen 1iefheb.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 januari 1928

De Reformatie | 8 Pagina's