GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

In memoriam prof. Geesink.

Ons overzicht van de kerkelijke herdenking van nrof. Geesink's leven werd voor eenige weken ter drukkerij afgebroken. Hier volgt het toen reeds gezette deel der copio, tevens slot:

„Hilversumsche Kerkbode" („Efka") zegt:

Op Zateixiag 5 April 1879 promoveerde Geesink te Utrecht met een dissertatie over Gerard Zerbolt van Zutphen, een der broeders uit het fraterhuis te Deventer, waar bij verval van scholastiek en pausdom, het slecht leven der geestelijkheid en onder den invloed van oorlog en beroerten, hongersnood en pest, de behoefte aan „dieper vroomheid en strenoer geestelijkheid", de moderne devotie beoefend werd.

Het proefschrift, opgedragen „aan mijne oirders", • (jedrukt bij C. A. J. Geesink, Brouwersgracht 136, Amsterdam, bevat aan het slot 15 stellingen. Door sommige dezer meende Dr Gunning, toen nog predikant te Den Haag, een geestverwant in den jongen doctor te ontdekken.

Zelf zegt hij, te Schipluiden bij Delft op beroep preekende, een „geprononceerd-ethische preek" in het antieke kerkgebouwlje te hebben gehouden. En guitig zegt Geesink vervolgens: „Weer terug in de consistoriekamer, vraagt mij daar een ouderling, onder het zetten van een bedenkelijk gezicht: „U bont-toeii niet zwaar Orthodox? " Wetend, dat hij getrouwd is, vraag ik hem: „U hebt uw vrouw toch niet lichtelijk lief? "

Ondanks deze jeugdige vrijmoedigheid, kreeg Geesink den beroepsbrief, en werd te Schipluiden op 26 October 1879 door Gunning als predikant bevestigd met den tekst uit Jeremia 15:19: Zoo gij het kostelijke uit het snoode Irekt, zult gij als mijn mond zijn". Dit sclu? iflwoord is Geesink altijd bijgebleven.

Even later:

Bij zijn studenten was hij zeer geliefd. Aan alle gemaaktheid en gewichtigdoenerij had Prof. Geesink grondig een hekel. Het ging wel eens te ver. Zijn nonchalance kende geen grenzen. iVIaar ook gebeurde het eens, dat een paar studenten, die hem wüden opzoeken, toen bij wat lang wegbleef, op de knieën in gebed... Zoö was Geesink, en omdat het in oprechtheid geschiedde, on de Prof. „eerlijk" was, hield men zooveel van hem

Ook nog dit:

De aardsche heerlijkheid vergaat.

En 't liefst combineeren wë bij de herinnering aan Prof. Geesink, bij zijn beeltenis, zooals hij op het spreekgestoelte stond, trekkend met zijn gezicht, plukkend aan zijn boord, die prneken, zooals we er zooveel hoorden, als die over: „Heere, waarom doet Gij ons van Uwe wegen dwalen? " Of over edik op salpeter (voorgewende blijmoedigheid, zelfkwellingl; het ernstig Woord over hét bed, dat tekort en hot dek, dat te smal is, over Rispa..., en zooveel preeken moer, die ons gaandeweg in de gelachten komen, allen van vorm en inhoud wel juweelen...

„Delfshavensche Kerkbode" (ds J. Schoonhoven):

Vol respect zagen wi] leerlingen van het trio Kuyper, Rutgers en Geesink op tot deze onze hoogleeraren en dronken hun onderricht in als d e waarheid door hen uit Schrift en historie opgediept, en zoo klaar en overtuigend uitgesproken, dat wij niet dochten aan tegenspraak en mochten er eens vragen rijzen ten opzichte van hun onderwijs, dan werden zij al spoedig onderdrukt met het „autos epha", hij heeft het gezegd. Wij erkenden onze professoren als gezaghebbende meesters, die het weten konden en wisten. Tegenwoordig is dat wel iets anders. Beter? Och er lag toch zoo iets moois in dat met ontzag als leerling opzien tot de groote meesters; al mag niet het oog gesloten voor het gevaar van slaatsche navolging en napraterij met verzuim van eigen zelfstandig onderzoek.

Zagen wij dan tot hot groote trio zoo op, ten opzichte van Prof. Geesink was er nog een ander gevoel in onze ziel. 't Was of de afstand van hem niet zóó groot was. Dat lag aan zijn jovialiteit en aan zijn meeleven met ons. Wij durfden hem naderen, waa.' hij tot ons afdaalde. Hij was toen ook de jongere onder de Professoren, die dichter stond bij de jonge studenten.

Wat hebben wij veel geleerd voor het praktische leven op zijn colleges Ethiek en vooral Exegese Nieuwe Testament. Wat gat die Samaritaansche vrouw hem telkens aanleiding tot levenswijze wenken. En al gat hij geen Homiletiek (Predikkunde) wat het werk van den grooten Kuyper was, toch waren zijn aanwijzingen voor een good-leeren-preêken talrijk, vooral, wanneer hij zelf preeken zou en hij ons «itnoodigde te komen luisteren. Dan was zoo'n preek met zijn op college voorafgaande opmerkingen voor ons model.

Goede, beminnelijke Professor, wat bleeft gij met ons meeleven na ons vertrek van de Universiteit. Als wij u ontmoetten, kendet g'j ons en wist nog de een of andere herinnering op te halen, die toonde, dat gij uw studenten en ook uw oud-leerlingen van het üeref. Gymnasium te Amsterdam, goed had gadegeslagen.

Dat voorrecht heb ik ook genoten als gymnasiast tweede' klas do leerling te zijn geweest van den godsdienstonderwijzer Geesink. De jongens mochten het hem, die altijd te laat kwam, wel eens lastig maken, wie wat loeren wilde, zooa!s enke'.e oudere leerlingen, waaronder ook ik behoorde, kon veel (fan zijn Catechismusuitleggingen loeren. Ik bezit zijn dictaten nog en profiteer er nog wol eens van voor wijn catechetisch werk.

En als ge dan, reeds zelf predikant, Geesink ontmoeten mocht, dan bleek _ het, da.t hij zich even. goed dien tweede-klas-gynmasia-st als den theol. student herinnerde en ook nog met pret dacht aan mijn propaedeutisch examen, toen ik niet kunnende komen op den naam Bileam, mij er uit redde met: die man met de ezelin, professor, wat den deftigen professor deed schudden van lachen.

„Scheveningsche Kerkbode" (ds W. H. Gispen W.Hz.):

Ons trof toen steeds de eenvoud in zijn optreden, dat zich niet hullen in een waas van geleerdheid, het vertrouwelijke in zijn omgang met anderen, vooral met zijn leerlingen. En later bji elke ontmoeting met hem deed dat vertrouwelijke zoo goed.

Hij was de man, naar hij ons menigmaal heeft verzekerd, die „liedekens zong met een treurig hart". Gelijk bij allen waren humor, was ook bij < üein van prof. Geesink, de smart de achtergrond.

„Amsterdamsche Kb." (schrijver niet vermeld);

Kanselredenaar van ongemeen talent, wist Geesinl? de schare te boeien door zijn prediking (hij nam er in den regel den tijd voor en maakte het niet kort) zonder te vervallen in de banale platheden van den populairen volksredenaar. Inhoud, stijl, stem, voordracht — alles saam gaf steeds don indruk van zekere voorname distinctie.

Calvinist in merg en been, miste hij toch geheel de strakheid en hoekigheid die, naar men zegt, de aanhangers van deze geestesrichting nogal eens kenmerkt: de stoerheid van zijn overtuiging werd niet verzwakt, maar in haar uitingen getemperd door den fijnen glimlach van een beerlijken humor. Geesink was een levend bewijs, dat standvastigheid en soepelheid uitstekend kunnen samengaan en dat men goed Gereformeerd kan zijn zonder daarom dadelijk te beginnen met iemand die het niet is, af te stooten.

Want Gereformeerd was Professor Geesink, en dat niet alleen uiterlijk, maar ook innerlijk. Het (jereformeerd beginsel heeft zijn levenswerk gedragen en daar stijl aan gegeven.

Wie hem slechts oppervlakkig hebban gekend, dien zullen zijn zwakheden ójk in het oog zijn gevallen. Persoonlijkheden als de zijne er een was, geven zich soms zoo kinderlijk argeloos bloot. Wie het voorrecht gehad hebben, hem van naderbij te kennen, die weten, dat hij, bij de gebreken, die hij had, niettemin voor zijn God was een „gebrokene van hart". Dat was en bleef het diepste in hem.

„Utr. Kb." (dr H. Kaajan):

Toen Dr • Geesink den 9den Januari 18S7 in het Verkooplokaal te Rotterdam de eerste predikatie hield voor de uitgeleide Kerk des Hoeren aldaar en dus als een der leiders dor Doleantie-beweging naar voren trad, stonden velen verbaasd. Dit feit is dan ook hieruit te verklaren, dat bijzijn Jezuszooliefbad.

Geesini. was esn f jn-zinnig man met een teer hart en van diep gevoel. Geostig was hij als weinigen. Elegant stylist, kon hij soms tooveren met onze Nedtrlandsche taal. Hij was een door en door scientifieke natuur.

Hij kon lachen om de aVaasheid der zonde en weenen om de zonde der dwaasheid. Daarom waren zijn woorden en geschriften steeds geborduurd op het stramien van diepen ernst.

Aangrijpend was menigmaal zijn prediking. Hij maakte zijn keurig-bewèrkte predikatiën met den Bijbel in de eene en met Shakespeare in de andere hand.

„De Bazuin" (prof. dr H. Bouwman):

Dr Geesink bezat een fijn besnaarden geest. Zijn goedhartigheid en geestigheid spraken uit heel zijn openbaring. Hij was een broed geleerde, die fijn onderscheidde, een gezellig causeur, die altoos boeide, en die lachend de waarheid kon, zeggen.

Het is diep te betreuren, dat hij zijn levenswerk, een Gereformeerde Ethiek, niet heeft kunnen completeoren. Evenwel heeft hij een kostelijk overzicht van de Ethiek gegeven in zijn Rectorale Rede: „De Ethiek in de Gereformeerde Theologie" en in zijn populair werk: „Van 'silearen ordinantiën", dat eerst in „De Heraut" verschoen en daarna in vier kloeke deelen afzonderlijk verscheen. Voorts verschenen van zijne hand: „Calvinisten ia HoUand", „Individualisme en socialisme", „Religieus Eklekticisme", en twee bundels preeken: „De Nederigen vertroost" en „De liefelijkheid des Hoeren".

In Prof. Geesink is een merkwaardig man heengegaan, die een eigen plaats bekleedde in kerk en wetenschap. In breoden kring werd hij gewaardeerd. Ofschoon hij niet het strijdgewoel beminde, is hij toch een trouw strijder voor de zaak des Heeren geweest.

„Geref. Kbl. Drente en Overijsel" (ds H. W. Laman):

Prof. Geesink kende geen ruwheid. Hij was een geestig man. Zijn woorden waren met zout besprengd. In zijn ernst zoowel als iii zijn luim was hij een heer. Hij liep nimmer op klompen. En ook wanneer hij dat gedaan zou hebben, we veronderstellen, dat hij ook dit als een heer zou hebben gedaan.

In Leeuwarden zagen we hem voor het eerst. Op het gezicht viel hij tegen. Maar zijn spraak maakte hem openbaar als de man, die de dingen wist, en die ze ook op aangename wijze kon zeggen. De Vrije Universiteit verliest in hora een barer sieraden. Hij was anders dan Kuyper. Anders dan Rutgers. Maar toch van éénen geest. Een man van '83. Een type. Maar niet een copie.

Hetzelfde orgaan (dr G. Bouma):

Voor de lezers van „De Heraut" was Prof. Geesink een zeer goode bekende door zijn boekbesprekingen. Het was een zeldzaam genot, deze recen.^ies te lezen. Want ze waren soms mooier dan bet besproken boek zelf. Prof. Geesink maakte er zich nooit af met wat algemeenheden. Hij deed nooit als sommigen, die hier en daar iets lezen, en dan een aanhaling geven van een autoriteit, om te doen zien, dat ze eigenlijk van het onderwerp minstens evenveel, zoo niet meer, weten dan de schrijver. Hij beoordeelde. En dat in fijnen litterairen stijl, die het lezen tot een weelde maakte.

Even later:

Een gevoel van weemoed komt op in onze ziel. Weer is een van de ouden heengegaan. Een der mannen, die de felle dagen van 1886 mee hebben doorleefd en daarin leiding gegeven. Langzamerhand sterft de geheele generatie weg. Reeds lang zijn de mannen van de Scheiding weg. En het duurt maar even meer, dan zijn ook de mannen van de Doleantie heengegaan.

Dan blijft alleen het tweede geslacht. De menschen, die niet gezien hebben de groote dingen, die God de Heere heeft gedaan. Die alleen weten uit boeken en geschriften de dagen, toen de Heere Zijn Kerk wederom uit het diensthuis heeft uitgeleid.

En daarmee komt het gevaar voor vergeten. Dat was bij de vaderen van de Afsoheiding en de Doleantie om zoo te zeggen niet mogelijk. Maar voor ons, hun kinderen, is het des te grooter.

Het gevaar voor vergeten, ja. En daarmee parallel en daaruit opkomende het gevaar voor verslappen Voor verwateren. Voor verdoezelen.

We zien het immers. In het inzin'ken van het kerkelijk besef. In het verflauwen der grenzen. In den losser wordenden levenstoon.

Als bij bet graf van Dr Geesink roepen we elkaar toe, vooraL den jongeren: „Bewaar het pand, u toebetrouwd".

Laat niet de dagen komen, waarin van het werk der vaderen geen spoor meer is te zien, en alleen de herinnering bleef.

God roept ons geslacht tot trouw.

„Noord-Hollndsoh Kbl." (prof. dr F. W. Grosheide):

Vanzelf kwam Geesink op de kerkelijke vergaderingen. Hij was nu niet bepaald 'n liefhebber van het Ker'krecïit en het kon gebeuren, dat men bij een lang uitgesponnen debat over een vrij splinterig onderwerp een ietwat ironisohen blik op zijn gelaat meende te zien komen. Maar wat Geesink wel kon, dat was in moeilijke oogenblikken een woord spreken op, zijn pas, een woord meestal van verbinding en van eenheid, een vermaning om het kleine niet op de spits te drijven en elkander te verdragen, maar ook te zoeken in de liefde.

Dat alles hing samen met zijn karakter. Hij gaf 'liefde en had behoefte aan liefde. Hij haatte twist en het zichzelf op den voorgrond schuiven, hij had een afkeer van het vergrooten van het metterdaad kleine. Hü zag bef bespottelijke van veel dat gewichtig leek, zonder het te zijn en bü liet niet na dat uit te spreken. Dat heeft de mensehen wel eens een oogenblik beduusd doen staan, maar meer nog ze tot bezinning gebracht en ze hebben hem gelijk gegeven. Tot de goede verhoudingen in het kerkelijk leven, aan de onderlinge liefde en eendracht heeft Geesink niet door met opzet daarop aan te dringen, maar door zijn eigen wijze van optreden, ongezocht en ongeweten veel bijgedragen. Hy was nooit boos op iemand en niemand kon boos op hem zijn. Alles heeft men hem vergeven, ook wat men een ander niet vergeven kon. Want men wist dat hij zichzelf niet zocht en om hem was er immer een kring van vrede en rust.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 februari 1929

De Reformatie | 6 Pagina's

PERSSCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 februari 1929

De Reformatie | 6 Pagina's