GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Iets over het beeld van Jezus in de moderne litteratuur

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Iets over het beeld van Jezus in de moderne litteratuur

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

door W. M. LE COINTRE.

XXV.

De invloed van Tolstoi is buitengewoon geweest, in evenredigheid aan de beteekenis van zijn inzichten, die allerminst origineel genoemd kunnen worden en die hij zelf ook niet heeft kunnen realisseren. Als wij op het laatste letten, wordt verklaarbaar, dat hij zijn aanhangers meer buiten, dan binnen den kring van zijn vaderland gevonden heeft. ïolstoi heeft, ook in het Evangelie, bovenal gezocht, een leer, die hem ten leven bevredigde; wat hij gevonden heeft, is niet geweest: de persoon van Jezus Christus, maar een theorie, die ook voor hcm-zelt altijd, ondanks al zijn allures, die op het tegendeel wezen, theorie gebleven is. Op dit punt kan en mag zich dan ook de kritiek forsch inzetten; dat is mee de tragiek van zijn leven geweest, dat, waar duizenden, allereerst in zijn eigpn land, met do zoo wéinig-rooskleurige verhoudingen, van hem iets groots verwacht hebben, bitter in hem zijn teleurgesteld. Als hij waarlijk al zijn bezit had opgegeven en als een arrno getrokken was door het land, zijn theorie consequent, in elk opzicht, omzettend in praktijk, het arme boerenvolk zon hem, juist in het destijdscho Rusland, als zijn Messias hebbon begroet.

Dat is dan ook onzerzijds, om te beginnen, in algemeenen zin, een voornaam bezwaar, dat wij den indruk niet van ons kunnen afzetten, dat hij een groot „poseur" is geweest, waar hij zich op zijn prachtig landgoed onledig hield met landarbeid en bjj voorkeur zich ook liet fotographecren in een boerenkiel, maar dat dit alles zoo weinig wezenlijke beteekenis gehad heeft, hem niet ten volle ernst geweest is. Er zijn vele van zijn volgelingen geweest, die in dit opzicht hun meester beschaamd hebben. De enorme tweespalt in zijn bestaan is door hen, die hij vooral zocht te bereiken en te helpen, dan ook heel sterk gevoeld, zooals o.m. blijken kan uit het volgende voorval, zooals Annie Salomons ons dat heeft overgeleverd in een artikel over „De tragedie van Tolstoj's leven":

„Hoe roerend komt dit b.v. uit in het verhaal van de arme, oude boeren, die van heel ver gereisd kwamen om den profeet te zien, en om uit het persoonlijk contact met hem te proeven, of hij de waarheid sprak. Toen ze hem in zijn park tegenkwamen, bezig hout op te stapelen, in zijn eenvoudige blouze, beviel hij hun en ze kusten hem en zeiden, dat ze vertrouwen in hem stelden. Maar toen noodigde hij hen uit om mee naar zijn huis te gaan; en bij het zien van de statige oprijlaan en het groote gebouw, schudden ze het hoofd en zeiden: „Neen, neen, wij hebben hier niets meer te zoeken en van u kunnen we toch de waarheid niet leeren". En een der boeiren vertelde een oud volksverhaal, hoe da waarheid eens bij het bedrog aan tafel was genoodigd, in een restaurant. Toen ze uitvoerig gegeten hadden, stond het bedrog op om weg te gaan. De kelLner snelde toe om betaling te vragen. „Goed dat je mij er aan herinnert", zei het bedrog, „ik heb je daar straks een papier van honderd roebel gegeven om te wisselen; breng mij bet overblijvende terug". De kellner aan het betoogen, dat het niet waai-was; de bezitter van het hotel, de gasten, iedereen kwam er aan te pas.... Zwijgend stond de waarheid er bij. „Waarom verdedig jij me nu.niet? " vroeg do kellner, „je bent toch de waarheid". „Wat kan ik zeggen? " vroeg deze bedrukt. „Ik heb met hom gegeten".... En op dezelfde manier, zeiden de boeren, was ook Tolstoj veel te nauw verbonden met het bezit en de macht, om ooit hun waarheid te kunnen zeggen."1)

Vaak, zooals te begrijpen valt, is de vergelijking gemaakt tusschen Dostojewski en Tolstoi, die inderdaad ook veel gemeen hebben, maar desondanks in meerdere en beteekenisvoUe opzichten van elkander verschillen, zoowel in hun schrijvers-qualiteiten, als in hunne beschouwingen. Vergelijkt men hen beide ten opzichte van don ernst, die ze met de realiseering van hun denkbeelden hebben gemaakt, dan valt die vergelijking zeker ten gmiste van Dostojewski uit. Deze heeft er altijd zoo'n sterken nadruk op gelegd: vóór ge de menschen prediken wilt, hoe ze zijn moeten, toon het hun zelf in en door uw eigen leven. De al meer-genoemde Mereschkowski heeft dan ook, naai-het mij voarkomt, terecht gezegd: Siberië vormt het groote onderscheid tusschen Dostojewski en Tolstoi. Ze zochten beiden ten deele hetzelfde na te streven, ook in het eigen leven. Maar wat bij Tolstoi meer spel was, werd door Siberië voor Dostojewski bittere ernst.2)

Natuurlijk mogen wij het met onze kritiek niet laten bij dit attendeeren op de pijnlijke breuk, die er bij Tolstoi bestond tusschen leer en leven, dat argument, hoe belangrijk ook, mag ook hier niet beslissen. En, eerlijldieidshalve, moet erbij vermeld, dat Tolstoi daaronder zelf bijtijden hevig heeft geleden, zooals dat m.n. ons blijkt uit zijn dagboek, vooral uit zijn laatste levensjaren. Prof. Karl Heim in zijn zeer a'anbevelens-

waardige brochure, getiteld „Tolstoi en Jezus" citeert daaruit o.a; . de volgende aandoenlijke woorden:

, , Ik heb den geheelen nacht niet geslapen! Mijn hart doet pijn. Help, Hemelsch© Vader! Gisteren zag ik den tachtigjarig en Akim ploegen, oatmoette de vronw van Jaremitsch, die geen pels bezit, slechts een enkele rok, en Marie, wier man doodgevroren is; zij heeft niemand, die voor haar het koren binnenbrengt en haar kind ligt op sterven .... wij echter spelen Beethoven. En ik bad, dat jHij mij van dit leven wilde verlossen. En ik bad weder en schreide van smart. Dit leven houdt mij gefangen, ik zink steeds dieper weg en veracht er mij zelf om." 3)

Veel strijd heeft dit alles hem blijkbaar gekost, maar hij is er niet bovenuit kunnen komen: misschien is zijn aimzalige vlucht, aan het eind van zijn leven, een allerlaatste poging geweest om toch eindelijk te volbrengen datgene, waartoe zoo velen hem gedrongen hebben, maar wat steeds boven zijn vermoigen had gelegen.

Wat dan nu zijn meest-eigenlijk gevoelen betreft, saamgevat in de leer van het niet-wederstaan, zooals dat gevoelen U ook duidelijk geworden zal zijn uit het citaat van zijn laatste roman „Opstanding", het is hier niet de plaats om breeder te handelen b.v. over de boteekenis van de Bergrede en de daar-gesteldo eisohen, ol over datgene, wat Jezus Cliristus van Zijn discipelen vraagt in heel die quaestie van het geweld, de tegenweer, den oorlog en al, wat daarmee samenliangt. Trouwens, kon ik U, handelend over Dostojewski, maar heel slecht verwijzen naar ons-voldoende geschriften over hem, bij Tolstoi en zijn gevoelens staat de zaak anders. Jk neem daarom de vrijheid U te verwijzen naar de weerlegging van zijn meest-specitieke opvattingen, zooals ge die, wat betreft het verstaan van de Bergrede^ naar den geest van Jezus Christus, in beknopten vorm vinden leunt in de broclmre van Prof. Dr H. Bavinck: „De Navolging van Christus en het moderne Leven", waarin ook over „het recht tot den oorlog" wordt gehandeld en nadruk gelegd op het, niet revolutionaire, maar wel reformeerende karakter, waarmee het Christendom heeft op te treden in deze wereld. *) Wat nader betreft Tolstoi's leer van het niet-wederstaan, zij verwezen naar het werkje van G. Wisse Jr.: „Het Tolstoyisme en de leer van het niet-wederstaan", waarin vrij breed van deze dingen en ook helder wordt gehaur deld, al draagt het duidelijk de sporen van zijn tijd van ontstaan (1899), wij zouden thans, m.n. na den wereldoorlog, de dingen wel wat anders zeggen, maar kunnen danlAaar blijven voor wat hier wordt gezegd, ook waai-met een enkel woord gesproken wordt over „De beteekenis van Tolstoy's optreden voor de Christenheid". 5) In het bijzonder over de vragen, waarvoor het militaire vraagstuk den navolger van Christus plaatst, handelt Dr J. C. de Moor in zijn brochure „Dienstplicht en Geweten", waarin met tal van sprekende citaten de Schrijver zich keert tegen de leer der vpeerloosheid en de dienstweigering als generale eisch voor het Christelijk geweten verwerpt, s) Van deze zelfde zaken handelt ook Dr J. W e e n e r in zijn „De Christen en de militaire dienst", waarin hij o.m. deze treffende opmerking maakt ten opzichte van een man als Tolstoi; sprekend van het Koninla'ijk Gods, zegt hij: „'t Is een nieuwe orde, die zich echter maar niet kant en klaar im, de tegeriwoordige inschuiven, aan de oude toestanden van buiten af opleggen laat. Ze moet uit den Geest van Christus zelf geboren en beleefd worden, d.w.z., ze isi slechts te realiseeren langs den weg van inwendige vernieuwing en wedergeboorte, 't Koninkrijk Gods is de in alle verhoudingen naar buiten verwerkelijkte en toegepaste christelijke religie, die de verlossing en wedergeboorte van den mensch veronderstelt. Mannen als Tolstoi en zijn geestverwanten zien dit, naar ik meen, ovef 't hoofd. Vandaar dat ze niet heenkomen ten slotte over de negatie. Aan de eene zij de wereldverzaking, de afzondering, 't uitdrijven der volgelingen in de woestijn of in 'n kolonie, gelijk de co^mmunisten dat geprobeerd hebben; 't sectewez.en, dat zijn kracht zoekt in opsluiting en naleving der idealen in kleinen kring... .^ En aan de anders zij, voor zoover men we) met 't wereldleven in aanraking komen moest, de botsing. Want de staat ontslaat ons niet"7)


1) Zie Nieuwe Rott. Cmt van 8 Sept. 1928, Avondblad.

2) Vergelijk het aangehaald werk vaa Leipoldt, pg 389.

3) „Tolstoi en Jezus", door Prot. Kar! Heim, Hoogleeraat in de Theologie aan de Universiteit te Tubingen. Uit het Duitsch door J. Eksteen. Uitgevers-Maatschappij „De Oogst", Blariciim (Z. j.), pg 6/7.

4) Verschenen als Aflevering 3 van de serie „Schild en Pijl", Uitgave van J. H. Kok, Kampen, 1918. Ook opgenomen in het bij denzelfden uitgever, in 1922, verschenen: „Kennis en Leven", pg 115—144. '

5) Kampen, J. H. Bos, 1899.

6) Serie „Schild en Pijl", Aflev. 4 (1918).

7) „Practisch Christendom", Serie III, Nummer 5, Utrecht, G. J. A. Ruys, 1921, pg 14/5.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 april 1929

De Reformatie | 8 Pagina's

Iets over het beeld van Jezus in de moderne litteratuur

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 april 1929

De Reformatie | 8 Pagina's