GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

POPULAIR-WETENSCHAPPILIJK SCHETSEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

POPULAIR-WETENSCHAPPILIJK SCHETSEN

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Iets over het beeld van Jezus in de moderne litteratuur

door W. M. LE COINTRE.

XXVII.

Waar wij de ons-gestelde maat, met deze artikelenreeks, zoo ongemerkt, in het breeder uitwerken van de stof, reeds ver overschreden hebben, zal ik hier vorder niet, dan een schematisch overzicht kunnen geven van wat voorts in deze materie nog van belang geacht moet worden. Hoe onaangenaam eenerzijds het zijn mag, dat deze reeks daardoor een onevenwichtig karakter krijgt, waar nu de zaken maar ten deel e naar hun belang ter spi'ake komen kunnen, den belangstollenden lezers zal het, hopelijk, andrerzijds niet onaangenaam zijn te vernemen, dat deze studie, meer compleet uitgewerkt, binnenkort in boekvorm zal verschijnen, waardoor dan het tekort, dat hier nu ontstaat, moge worden vergoed.

Mot het ter sprake brengen van de Russische litteratuur, hebben wij liet „romantisch" Jezus-beeld nog niet, naar ons bedoelen, afgehandeld, wij wilden ook een type i.e.g. van eigen romanlitteratuur naar voren brengen, waartoe wij U wilden laten zien het beeld, dat F r e d e r i k van E e d e n van Jezus heeft geteekend, zij het, dat de trekken daarvan, in den ontwikkelingsgang van zijn leven, sterk zijn gewijzigd ^).

Ook do Christelijke romanlitteratuur moet hier met oen enkel Avoord ter sprake gebracht, zij het ook, dat onze Christen-litteratoron, juist door liun gebondenheid aan het Evangelie, zich uitteraard wachten voor de teekening van een Jezus-beeld van eigen makelij. !\laar, do centrale boteekenis van Jezus Christus voor hot leven, de kracht van de gemeenschap met Hem in liet moeizaam bestaan, die moet toch in hun werken voelbaar worden. Naar mijn inzicht kan niet gezegd •woi'den, dat wij, wat dit aangaat, met de gaven onzer Christelijke auteurs worden rijk gemaakt. Misschien geeft Wilma, in dit opzicht, nog het meest-eigene en - bevredigonde. Telkens weer wordt men teleurgesteld, als men een z.g. Christelijken, vaak veel-geprezen i'oman dezen maatstaf aanlegt. Laat mij een voorbeeld noemen: naar aanleiding van veel-belovende persberichten, verwachtte ik nogal wat van het onlangs-vertaalde wei'k van Sir Philip G i b b s, in het oorspronkelijke getiteld: , , Unchanging Quest", maar door de bewerldng van Dr J. Veldkamp hier geïmporteerd als „Het Kruis in de Branding" ^). Van do overige qualiteiten van dit boek wil ik niets miszeggen (het maakt de oorlogssfeer, aan 't front en thuis in de oorlogvoerende landen, heel goed voelbaar), maar van de kracht van het kruis wordt heel weinig bespeurd en de persoon van Jezus Christus wordt er pijnlijk in gemist. Wij willen het Christelijke er ook niet graag maar „opgelegd" zien, doch hier moet men er bepaald naar zoeken. De branding van dien vreeselijken tijd hooren wij wel, maar van het kruis in die branding zien wij niet veel.

Dat is toch de prachtige kans, die onze Christenromanschrijvers hebben, om, tegenover al die verwrongen Jezus-beelden der moderne romantici, te laten leven, in de lotgevallen hunner helden, de heerlijke beteekenis van de gemeenschap met den Christus der Schriften: hoe weinig bloedwarm wordt er, vanuit die gemeenschap, over Hem geschreven. Dat is toch, wat we bovenal in het leven van Christenmenschen willen zien, ook waar dat leven op papier gezet wordt.

Ook aan het epos zouden wij een plaats willen inruimen, zij het, dat het epos zich heel weinig met den persoon van Jezus heeft beziggehouden. Zeer merkwaardig is, in dit verband, het werk van den Zwitsersclien dichter Joseph Viktor Widmann (1842—1911), het lyrisch-didaktisch epos: „Der Heihge und die Tiere" (1905), waarin Jezus' verzoeking in de woestijn episch wordt beschreven: Satan, tracht hier Jezus to verleiden Zich te ontfermen, niet over de menschen, maar over de arme, van de menschen geplaagde dieren.

Een broedere plaats zal moeten worden ingeruimd voor het moderne drama, waaruit het beeld van Jezus ons herhaaldelijk tegentreedt. Natuurlijk laten wij rusten alle drama, waarin de persoon van onzen Heiland zelf voor het voetlicht wordt gebracht, gelijk dat m.n. in jong-VJaamsch-KathoIieken kring den laatsten tijd éénon o.ndermaal geschiedde: ik noem b.v. „Het Geding van onze Heer", passiespel in zes tafereel en 'door Paul de Mont ») en , , Christus-Koning", Bijbelsch tooneelspe! in vijf tafereelen door Aug. Benoot, pr. *). Zolfs, waa.1-men gepoogd heeft alle fantasie uit te sluiten door het strakke volgen van het Evange-lisch gegeven, moeten v? ij, zonder eenig nader beding, naar het mij voorkomt, oen dergelijke reconstructie van liet beeld van onzen Heiland, zonder mèèr, ten krachtigste verwerpen. Uitteraard is men, zoodosride, in de bovangenoemdc kringen, ten oenenmale geheel te goeder trouw: dit feit bewijst - temeer het gropt verschil in. mentaliteit tusschen hen en ons, een verschil, dal een diepen achtergrond heeft, waarop wij thans niet nader in kunnen gaan, maar waarheen wij toch met dit enkele woord graag wijzen willen.

Naast deze Room.sch-Katholieke, di'amatische Jezusbeeldingen, willen wij toch ook nog wijzen op het groote dramatische gedicht van den tooneelspeler Kart We is er, onder den hoofdtitel: „.lezus", in vier doelen: I. Herodes de Groote, II. De Dooper, III. De Heiland, IV. Jezus' Lijden. Naar hij in zijn nawoord op het laatste deel schrijft, heeft hem de gedachte gedreven, dat, waar de Katholieken hun Oberammergauer Passiespelen hebben, het tijd werd, dat ook de Protestanten hun Jezus-weergave kregen. Als zoodanig dient dit werk zich dan ook aan, waarin hij zich vrijwel aan hel Evangelisch gegeven heeft gehouden. Voor zoover mij bekend is, heeft het weinig ingang gevonden, waar het ver bleef beneden de verwachting en heeft hij nooit zijn ideaal bereikt: de opvoering ervan, waarvan hij toch zooveel verwachtte").

Bij het di'amatisch Jezus-beeld zouden wij dan voorts, ook hier een kous doende, willen himdelen van Henrik Ibsen's „Kaiser und Galilaer", door den schrijt'er-zelf zijn hoofdwerk genoemd, waai'in hij zijn positieve levensbeschouwing ontwikkelt en zich aanhanger betoont van het geloof van den modernen tijd: de hoop op een „derde rijk", dat Heidensche schoonheid en • Christelijke levensdiepte vei'eenigen, staat en kerk in een ' hooger gegeven overklimmen zal •> ).

Daarbij dan moot zelver genoemd Björnsterne Bjiirnson's: „Boven menschelijke Kracht", waarin het ons vooral te doen is om de figuur van den predikant Adolf Sang, een man van het „alles of niets", , die volkomen ernst maakt met zijn Christendom, iemand, die men een vertegenwoordiger v; m het oer-Christendom zou jvunnen noemen. Hij wil tenslotte méér doen, dan Christus ooit gedaan heeft, die altijd nog geloof • vroeg bij Zijn wonderen: deze Sang meent zijn zieke vrouw wel te kunnen genezen, als zij slaapt, alleen door zijn gobed. De uitkomst leert, dat wat hij wilde, ging „boven menschelijke tcracht" •).

Ook het werk van den gevierden G o r h a r t II a u p t-mann mag hier niet buiten beschouwing blijven, hoe arm het tenslotte ook blijken zal aan positieve gegevens, waarbij m.n. zijn „Traumdichtung": „Hanneles Hiramelfalii't", dat veel omstreden werk, onze aandacht vragen moet, met zijn, zooals K. Schilder het uitdndd „zoete-Jezus-van-weldadigheid, de. Jezus van de bruidegoms-.yreagd"-Tegenover alle o.verdreven waardeoring spC'

fiaal van dit werk, zijn wij het van haide eens mefr het oordeel van Dr K. F. Proost, die men zeker niet van bevoproordeeld-zijn zal kunnen betichten, als hij, in zijn inleiding „Gerhart Hauptmann, zijn Leven OU Werken", bij de bespreking vair dit drama, zegt: , Wij hebben hier allerminst te doen met symbolische voorstellingen, waarin Gods wereldbestuur wordt gerochtvaaidigd. Van Christelijke mystiek is dus geen sprake" «).

Tenslotte wilden wij ook nog verwijzen naar August S t r i n d b e r g, wel genoemd „de stem der vertwijfeling", een vertwijfeling, waarboven deze moeizaam en fcl-levende mensch nooit uitgekomen is, waar hij de geloofs-heerlijkheid niet heeft gevonden, maar ook Strindberg heeft in dat alles gelrend zijn worsteling met den Christus, al is, zeker bij hem, een bepaald-ontwikkeld Jezus-beeld niet aanwijsbaar. In èèn zijner stukken, het bekende „Een Droomspel" (1901), treedt ook dl; Christus op, bij het vergaan van een schip, op de noodkreet der bemanning, aanschrijdend over de golven-De volstrekt-pessimistische levensbeschouwing \an Strindberg vindt hierin m.n. hare uitdrukldng: alle streven naar geïuk en waarheid is hopeloos, er iiHjIt tenslotte als het hoogste, alleen, maar over: het unddelijk erbarmen met deze droeve wereld^).

Tenslotte zal een breede plaats ingeruimd moeten worden voor de moderne poëzie, waarin Jezus' naam 'ms van alle kanten tegenklinkt. Zoo ergens bij dit imderwerj.1, dan kan er bij dit onderdeel maar een tïiLcp gedaan worden.

Wat Frankrijk aangaat: al is er ook een opleving tl; eonstateeren in Protestantschen kring, in het algemeen kan toch gezegd, dat de religieuse kunst (naar K. i^ihilder opmerkt i"), „zich het meeste leent als bewijsmateriaal voor het „groeien" van de „katholieke gedachte"/' Dezelfde sterk-romaniseerende tendenzen zijn in dezen tijd in Engeland aanwijsbaar (denk b.v. aan < i. K, Chesterton).

Wat Duitschland betreft: m.n. in de 19e eeuw is daar een nieuw kerkelijk Christus-lied gezongen door mannen als Albert Knapp, Philipp Spitta, Julius Sturai i'n Karl Gerok (ook onder ons wel bekend). Een indruk vau den rijkdom van deze poëzie geeft Friedrich Nippold in zijn „Das deutsche Christuslied des neunzehnten •lahrhunderts" ii).

Van de oorlogs-poëzie in de landen, waar de krijg gewoed heeft, ben ik slecht op de hoogte. Ik noem alleen van Otto Herpel: „Die Frömmigkeit der deutschen Kriegslyrik", waarin het^begrip „vroomheid" wel heel ruim wordt opgevat, maar, waarin toch ook de Christus-figuur een plaats krijgt: „Christus, zelf de Lijder voor anderen, naar wien daarom in veel gedichten als 'n groot voorbeeld verwezen wordt; Christus, die ook menigmaal wordt voorgesteld als dwalend over de slagvelden, 't zij de gewonden troostend en de zielen der gevallenen tot zich nemend, 't zij weenend en kermend, omdat zijn lijden vergeefsch schijnt geweest te zijn; Christus tenslotte door andere dichters ook als hun goddelijken Redder en Troost aangebeden in de ellende van den tijd"^^).

Voor wat den laatsten tijd aangaat kan voorts verwezen naar de bloemlezing van den dichter Karl Röttger: „Die moderne Jesus-Dichtung", voorzien van een breede, goed-oriënteerende inleiding i3).

Wat de merkwaardige gestalte van Rain er Maria R i 1 k e betreft; het oordeel van K, Schilder over dezen „fijnen lyricus", n.l. dat „zijn religieuse ontroering meer erotisch dan waarachtig godsdienstig blijkt te wezen" i*), vindt een indirecte bevestiging in wat de zoo juistaangehaalde dichter Röttger zegt in de inleiding tot zijn bloemlezing: „bij Rilke is de Jesus-Dichtung zeldzaam", waarbij het ook opmerking verdient, dat Rilke-zelf zijn medewerking aan Röttger's boek geweigerd heeft (zeer juist gezien, naar het ons voorkomt), zoodat Röttger, om toch iets van Rilke te kimnen laten hoeren, er zijn toevlucht toe nemen moest, een van diens gedichten in zijn inleiding te verwerken: hij citeert dan het Gethsémané-gedicht: „Der Olbaumgarten".

Dan, bij de keus, die hier, in 't algemeen, zal moeten godaan, mogen wij niet vergeten, dat er heel wat over Jezus gedicht is, wat in klare tegenspi-aak staat met het beeld van den Christus der Schriften, zooals ook m.n. daar gescliiedt, waar erotische trekken worden ingedragen in het beeld, dat men zich van Jezus vormt, waarbij voor ons land en onzen tijd verwezen kan naar Dr H. W. Ph. E. van den Bérgh van Eysing^a. Nader kunt ge van deze dingen kemris nemen door lezing van Schüder's rijk-gedocumenteerd artikel „Eros of Christus" 15).

Als voorbeeld van één, die van Jezus heel iets anders maakt, dan het Evangelie Hem ons toont, noem ik u onzen dichter F. C. Bout ens, voor wien Jezus een louter-passieve, bijna zei ik, passiedooze duider is (zie b.v. het slot van zijn „Christus in verhoor"). Het kan geen zin hebben veel van dergelijke poëzie te citeeren. Uitteraard laten wij hier rusten de regelrecht Christus-schendende poëzie, als van Johan Andreas D è r Mouw (A d w a i t a), in zijn „Brahman" i^), waarvan Seerp Anema spreekt als van een „testimonium uit de hel").

Het lijkt mij ook niet gewenscht veel te laten hoeren van de wei-waarlijk kranke uitingen van hyper-verdwaasden, de allermodemsten, zooals b.v. Roel Houwink, die in zijn bundeltje: „Christus' ommegang in het Westen", een buitengewoon-profaan Jezus-beeld teekende (Hij laat daar o.m. Jezus met de vrouwen naar den dansvloer gaan, cigaretten rooken, etc). Ik meen met dit ééno voorbeeld, ter kenschetsing van dat soort werk, gevoegelijk te kunnen volstaan.


^) Zie daarvoor de pgg. 161/7 in Schüder's „Bij Dichters en Schriftgeleerden", uit het artikel „D© Boeddhistische Christus".

'•') 2 dln. (jebr. Zomer en Keiming's Uitgeversmj, .W^eningen. (Inleiding gedateerd '28).

, ^) 1926, Uitgever Jos. Vennaut, Langesteenstraat, Kortrijk. (Opgedragen aan Wies jMoens).

4) Oudenburg, Karel Smis, 1928.

5) Leipzig, Druck und Verlag von Phihpp Reclam jmi. (de nrs 4791/4), 1906.

^) Zie: Henrik Ibsen, Samtliche Werke, Volfcsansgabe, Dritter Band, S, Fischer, Verlag, Berhn, 1917, pg 141—438, Vergelijk over dit werk: „Ibsen's Drama's", door R. C, Boer, Haarlem 1928, H. a Tjeenk Willink en. Zoon, pg 138/68. Wat het „Derde Rijk" aangaat, zie nader de studie „Om het Derde Rijk" door J. B. Meerkerk, Meindert Boogaerdt Jmi„ Rotterdam, 1906,

•') Een spel in twee deelen, nit het Noorsch, door Marg. JMeijboom, met een inleiding van L, S, en een portret van den Schrijver, Tweede herziene druk, Uitg, Wereldbibliotheek, Amsterdam,

'^) Schilder's art, „Wfl wilden Jezus wel zien", pg 284, Het werk van Dr Proost (Uitg, van J, Ploegsma, Zeist, 1924) pg 84.

^) Zie: Dr K, F. Proost: August Strindberg, Zijn Leven-en Werken (Uitg. J, Ploegsma, Zeist, 1922) pg 179/90),

: "> ) A, w, pg 289/9,

^'^) I; eipzig, Verlag von Ernst Wwiderlich, 1903.

1^) Zoo Dirk M. J. P. Ch. Breebaart in zijn bespreking van dit werk in „Eltheto", 72ste Jaargang, Mei 1918, pg 274/80 (dit citaat pg 279).

^^) Mit sechs Kunstbeilagen, Leopold Klotz Verlag, Gotha, 1S27,

1*) A, w, pg 287, vergelijk ook zyn artikel „Eros ot Christus", in Christelijk-Letterkundige Studiën, Deel II (Uitg, - Mij. „Holland", A'd, am 1926) pg 157,

I'S) A, w, pg 130—218,

!< •) Deel I, , Amsterdam, W, . Versluys, 1919, Zie b, v. pg 75, 170,

") Zie zijne „Moderne Kunst en Ontaarding", Uitgave van J, H. Kok te Kampen, 1926, pg 161/2, '

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 april 1929

De Reformatie | 8 Pagina's

POPULAIR-WETENSCHAPPILIJK SCHETSEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 april 1929

De Reformatie | 8 Pagina's