GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOPW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOPW.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dominee en zijn kinderen.

In „De Hervorming" (Vrijzinnig) schrijft ds D. Drijver:

Opmerking verdient eveneens hoe weinig domineeszoons in onzen tijd in de voetsporen van hun vader treden. Kon men vroeger het predikambt volgen tot de kinderen van het derde en vierde geslacht, thans is het een zeldzaamheid als een predikant een zijner zoons in het heilig dienstwerk mag bevestigen.

Hoe dit te verklaren?

Wtj wagen eene gissing.

Hoe meer het predikambt in onzen modernen, gelykmakenden tijd verwereldlijkt, hoe minder het spreekt tot de kinderlijke verbeelding der jonge pastoriebevolking.

Wat is er nog in het Domineesgezin van thans over van de voorbereiding tot den sabbath, d. w. z. van den stillen Zaterdag, waarop vader zijn preek maakt?

Wat van het deftig ambtsgewaad, nu vader in zijn donker — en nog niet eens altijd donker — colbertpakje de fiets bestijgt, in niets verschillend van ieder ander.

Wat — tenzij hier en daar op een doi'p — van de plechtige aanneming op de studeerkamer, ja wat onderscheidt die studeerkamer zelf, met ziJn schrijfmacliine, cartonnière en stapeldoozen van ieder andere moderne werkkamer? Waar is ook de eerbied, waarmede de mensohen op straat vader groeten, en waar zijn de eerstelingen des velds hem door gemeenteleden als eeregave aangeboden?

Al het bijzondere is voor de pastoriekinderen verdwenen. Worden zij wat ouder, dan bemerken zij dat het bijzondere van vader hierin bestaat, dat hij nooit klaar is; dat bij op het dorp de wrijf paal is van alle kleine dorpskwesties en in de stad eigenlijk niet tot zijn recht komt, terwijl het hun allerminst ontgaat hoe zelden het in de kerkelijke wereld christelijker toegaat dan daarbuiten.

Zou deze dubbele ervaring animeeren tot de keuze van vaders werkkring op een leeftijd, waarop men voornamelijk ziet wat voor oogen is?

Wij weten niet hoe de verhouding is bij de vrijzinnigen, over wie ds Drijver hier schrijft. Wel weten wij, dal bij ons de verhoudingen gelukkig heel anders zijn; zie slechts het aantal theologen, en lees ook hun namen. Maar ook weten we — en dit verbiedt ook reeds de zelfgenoegzaamheid — dat de gevaren, die hier genoemd worden, ook ons bedreigen. Het leven wordt er niet mooier op. Ook niet het predikantsleven, in 'het algemeen. Men moet dieper graven, om den verborgen schat ook hier te vinden.

Dieper graven is goed voor „een mensch".

Maar de dingen dieper wegst-oppen, dan God ze verborgen heeft — dat is verkeerd van „de menschen".

Geestelijke inflatie.

„De Hervorming" (vrijzinnig) schrijft ook over een artikel in „Die Kreatur":

„De achteruit geleefde tijd" (rückwarts gelebte Zeit); onder dezen titel bespreekt Eugen Rosenstock onze ervaringen 1918—1928. Bij nadenken zal de lezer allicht begrijpen, wat de auteur onder dezen vreemden titel verstaat. Het is een wijd verbreide meening geweest, dat de toestand waarin ihet einde van den wereldoorlog ons achterliet een uitnemend uitgangspunt was voor de verdere ontwikkeling der menschheid. R. is van een totaal ander gevoelen. Voor dezen tijd acht hij het 'begrip inflatie karakteristiek in veel wiJderen dan in financieelen zin. En wat wiJ in den loop der laatste tien jaren geleerd hebben is volgens 'hem, dat wü gingen inzien dat wü bij inflatie, anders gezegd met schijnwaarden, leefden en het uitgangspunt van ons leven niet hadden te nemen in 1918. Het artikel is zeer eenzijdig, maar als correctief van andere eenzijdigheid daarom niet onnuttig.

Misschien wordt „de oorlog" wel wat al te gemakkelijk overal 'bijgehaald.

Merkwaardige geluiden.

Eveneens „De Hervorming" is het weer, die in een artikel van R. Houwink, schrijft:

Hoevelen nog houden de oogen gesloten voor de kritische positie, waarin het Protestantisme — eerst recht na 'den groeten oorlog, doch toch ook reeds daarvóór — is geraakt; hoe weinigen durven de 'bekentenis aan, dat het wezens-protest van den reformatorisohen mensch hoe langer hoe meer tot een formeel protest is verslapt en verzwakt; dat in orthodoxe zoo goed als in moderne richting de oorspronkelijke kracht aan een al te vlotte „verwereldlijking" (wat in dit verband mechaniseering beduidt) werd ten offer gebracht. Alleen reeds 'de taal van een Luther en een Galvijn, in vergelijking met 'die der hedendaagsche theologie van welke sohakeering ook, doet ons zien hoe voos en onwerkelijk het meerendeel onzer theologische werken, de enkele goede niet te na gesproken (ik denk aan Abraham Kuyper en Roessingh!), geworden is. En hoë blind is men ook nog 'hiervoor, vooral in vrijzinnige kringen, al begint zich daar in den laatsten tijd een verheugende kentering van gedachten dienaangaande

voor te doen, dat n.l. de theologie niet maar is een abstracte bezigheid (of liefhebberij) van predikanten en professoren in hun vrije oogenblikken, doch één der steunpilaren van het geloof en dat het nu eens geen rationalistische zelfoverschatting is, wanneer theologie en geloof (weder!) in hun wezens verband worden hersteld. De invloed in het bizonder van de theologie op de prediking (een vitaal element van het geloofsleven!) wordt thans wel algemeen erkend.

Ter overweging aangeboden aan alle critiseerende jongeren, die de schouders ophalen over de theologie, die drenzen over school-tuoht naar de belijdenis, en wat dies meer zij.

Hier is een v r ij z i n n i g e aan het woord, niet één van de naaste familie, van wien het netjes staat, zich niets aan te trekken, omdat gróóte jongens graag hierin hun breeden blik bewijzen — in den overgangsleeftijd.

A-dogmaiische dogmatiek.

In hetzelfde opstel schrijft R. Houwink (het verband doet in dit geval niet ter zake):

En deze opmerking geldt niet alleen voor de rechtzinnige „dogmatische" dogmatiek, doch evenzeer, zoo nog niet klemmender, voor de oud-vrijzinnige „a-dogmatische" dogmatiek, die dikwijls feller en bekrompener van gestie is geweest dan de rechtzinnige. Dit te erkennen moet plicht zijn voor ieder, die inziet, dat geen religieus leven (bewustzijn) zonder vormen kan en dat de weigering eenige formeele gebondenheid te aanvaarden niet een vroomheidsgetuigenis bij uitstek is, doch veeleer een gebrek aan religieuze overtuiging en een gemis aan religieuze kracht, een weigering om het kruis te dragen, dat op onze schouders werd getegd. Want 'het Kruis is niet een leed; het is een „roeping" geworden door Christus' kruisiging.

„Opdracht" en „toepassing" als boven.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 juli 1929

De Reformatie | 4 Pagina's

PERSSCHOPW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 juli 1929

De Reformatie | 4 Pagina's