GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nader antwoord aan „De Rotterdammer".

Afwezigheid is oorzaak geweest, dat ik thans niet •de beschikking heb over den voUedigen inhoud van wat , , De Rotterdammer" schreef. Het vervolg op het-.geen ik verleden week opmerkte, zal ik dus moeten laten wachten tot het volgend nummer van ons blad.

Vroegere preekmanier.

Amandi schrijft in „Wcstl. Kb.":

Na de stichting der verschillende Hooge scholen met hun sterk naar voren tredend theologisch karakter, volgde voor ons Vaderland een tijd van groei, bloei, wereldmacht en wereldweelde.

Dat had op tal van predikanten en dies op de prediking een nooidlotti'gon invloed.

Voor velen werd de beoefening der Grieksche en Romeinsch© klassieken, op zichzelf onmisbaar voor den theoloog, oorzaak, dat zij zich zelf geheel in diei oude heidonsche wereld verloren.

Wat middel had moieten blijven tot hunne vorming, werd tenslotte de uitdrukkingswijze voor hunne prediking.

Wel lag dat «enigszins in den geest des tijds. 'Ook in de Letterkunde ontmoet ge een plunderen voer beeldspraak en uitdrukkingswijze van do onde klassieken, waar misschien de oude Grieken en' Romeinen zelf niet bij hadden gekund.

HeL scheen vaak of de oude goden en godinnen van Griekenland en Rome nog bestonden.

Preeken uit de tweede helft der 17e eeuw en uit de ISe eeuw zijn dikwerf doorspekt met Grieksch en Latijn, een wemelen-van^ allerlei klassieke benamingen.

Het eenvoudig© volk nam daarvan niet veel anders mede, dan een diepen indruk van de geleerdliaid van den dominee en niet minder diep besef van zijne eigene onkunde.

In een preek uit het jaar 1688, over Gen. 17:1, heeft de prediker het over de bena, ming'en, die aan do godinnen Iris, Ceres en Diana gegeven werden, waarna later nog eene aanhaling volgt uit Ovidius.

Dezelfde prediker hield' in 1690 een preek .voor de Stadhcnderlijke familie; ovear Ez. 20:37. Daarin komen — schrikt niet — Diodorus, Lucianus, Herodotius, Plineus, Vergilius, Juvenalis e.a. voor. De hoorders bomen te weten, hoe offerdieren bij de Grieken werden genoemd, en Innjgen onderricht omtrent de „spliragistai", Egyptiische priesters, die het offervee keurden, over de „decimatie", een legerstraf, waarbij telkens de tiende man gedood werd, over het woord „eirene", vrede, en „conjugium" de huwelij ks verb intenis.

Dezio in druk gegeven preek heeft 46 bladzijden kwartoformaat aan tekstverklarurg. Dan volgt de „toepassing". Bij den bedoelden prediker — dat moet er bij gezegd — vergoedde deze laatste uitnemend veel van den bombast, waarmede do uiüegging overladen was.

Bij veleir was de stijl bovenmate gezwollen. De preek was verdeeld in deelen, onderdeelen en onderdeden van onderdeelen.

Van het eerste, dio gezwolleidieid, vindt ge in die oude preaken voorbeelden te over. Zoo bevestigde Kornelis van Rie z'n zoon te Rockanje. In de preek zelf over Esra V: ll, komt Chaldcouwsch en Grieksch voor; vermoedelijk voorde inboorlingen van Rockanje dagelijks gebruilcte talen. Dan wordt zoonlief op het hart gebonden: „Uw gedurige beooging zij de gemieente, hoe langer hoe meer te fatsoenesren". De jonge predikant moet daartoe gebi'uiken: „de hamer van het Wioord, die een steenrots te pletter slaat; do beitel der wet; de schaaf des evangelies; en de boor des gebeds". Alzoo een halve timmermanswinfcel. Of papa zelf daarbij spijkers met koppen sloeg, valt te betmjtelen.

Natuurlijk waren er ook anderen. Toch bleef inl het algemeen bijbeltaal vreemd en was bepaalde teksttoeipassing zeldzaam.

Wel was Zie er. Bijzonder scherp en op den man af was bijv. de preek van Pierre Jaques Courtonnc', een 'Waalsch predikant, die in Den Haag, ook toen — let wel — de h o f s t a d, preelcto over den Kamerling naar de volgende verdeelLng. Wij ontmoeten hier:

Ie. een hoveling, die de II. Schrift leest, iets wat al zeer vreemd is;

2e. een hoveling, die zijne onwetendheid bekent; iets" wat nog vreemder is; '

3e. een hoveling, die aan zijne minderen vraagt hem. te onderrichten; wat al weder vreemder is;

4e. een hoveling, die zich bekeert; iets wat nog het .allenTeemdst is.

Of die vsrdeieling doior de aanwezige hovelingen met bijzonder veel genoegen gehoord is, valt te betAvijfelen.' Dat de preek zelf hen het voorbeeld van den Kamerling moge hebben leeren volgen, is te hopen.

Bij de Waalschen was echter de preekmethode tcch anders en ook eenvoudiger dan bij de Nederlandsche Gereformeerden.

Die algemeai gevolgde pree.kmanier; dat deelen en weer deelen; die aparte en gezwollen taal; dat alles heeft nog zeer lang nagewerkt. 'En wel, waar men dat misschien het minst zou verwachten.

De onvoorwaardelijk trouwe lofzeggers van den „goeden ouden tijd" zouden in drommen de kerk uitloopen, als iemand op deze ouderwet sche manier ging preeken.

Voor wie is de dogmatiek?

Prof. de Zwaan schrijft in het Algemeen Weekblad voor Christendom en Ctdtuur:

Wij zijn zoo gewoon om „de dogmatiek" te zien als een zaak van deskundigen. Voor den dominee en andere „theologisch geïnteresseerden" is zij. van belang. Als er over het Christendom moet nagedacht en gesproken worden, moet dat natuurlijk grondig en goed en deskundig gebeuren. 'Zoo is het, maar wat niet zoo is, is nog belangrijker! Het isi een dwaasheid te meenen, dat er zoo iets kan zijn als een „dogmatiek", die zou bestaan in „wetenschappelijk denken en praten over „het Christendom", terwijl de rest der menschheid best „Christen" kan zijn, zonder „daaraan te doen". Neen, als God tot ons spreekt, spreekt Hij bot den heelen mensch. Mensch-zijn, Christen-zijn sluit in, dat onze geest daardoor gegrepen wordt, geschud, wordt, en tot ontwaking komt. Zoo spreekt ook de Heer zelf van het liefhebben van God met geheel uw hart, geheel uw ziel en met geheel uw verstand en met alle krachten." Duidelijker kan het niet.

Tot zulke lezers spreekt Paulus: aan andere heeft hij zelfs niet gedacht. Dat er menseben zouden kunnen zijn, die zich „interesseeren" voor het Christendom, kon niet bij hem opkomen. Had hij ze zijn brieven ter hand zien nemen, hij zou ze hun uit de vingers hebben gerukt.

Dit zegt prof. de Zwaan, die onder de ethischen een er waarschuwende figuren is.

Hieronder volgt nog iets over de ethischen.

Hoe ziet men de dogmatiek?

En dit schrijft, in hetzelfde nummer van het „Algemeen eekblad" ds O. Noordmans te Laren (in een recensie an een boek, door een kerkelijk-en theologisch gereforeerde geschreven):

Het is echter geen kleinigheid de waarheid van apostelen, kerkvaders en reformatoren te belijden. Kuyper wist dat ook wel in 1878, dat we de harp wel in het venster kunnen zetten, maar dat de Geest, den toon moet geven. Dat besef mis ik wel eenigszins in dit boekje. Het werk van Christus, waar het hier over gaat, het Kruis, maakt ons niet ingenomen met „onze menschen" en onze belijdeius. Onder het Kruis heeft niemand Christus beleden. Alleen de moordenaar aan het kruis. De bijbel is wel helder en de waarheid staat er duidelijk in. Maar de zaken, waar het over gaat, zijn Goddelijk en geestelijk. En wanneer we de bijbelsche uitspraken netjes in 't gelid gezet hebben, dan is het nog niet zeker, dat we de waarheid Gods hanteeren. Daarop komt het aan, ook bij de evangelisatie.

Tusschen den ernst van prof. de Zwaan en de eenigszins laatdunkende vermoeidheid van ds Noordmans schommelen de ethischen tegenwoordig in.

En zoolang zij over den dogmatisohen arbeid zoo declineerend-genadig zullen spreken als hier gedaan wordt, zal de betere 'svil van prof. de Zwaan geen discipelen werven. Want dat weten de gereformeerden ook wel, „dat de bijbelsche uitspraken" niet „netjes in het gelid gezet" moeten worden door hen. Ze doen dat ook volstrekt niet. Maar vele ethische broeders, die niet zien welke denkmethode hier werkt, quallficeeren den ernst ervan dikwijls op deze lichthartige manier tot lichthartig spel. Bij voorbaat onttrekken ze zich aan de mogelijkheid van praktische gehoorzaamheid aan prof. de Zwaan's advies, in concreten vorm.

Overigens begrijpen we niet, noch den ernst, noch de zakelijkheid van die opmerking ever hen, die stonden „onder het kruis". Maria, Johaimes, de vrouwen dan?

Het (imaginair) contrast tusschen belijdende kerk en belijdeniskerk.

Het „Algemeen Weekblad" schrijft over prof. Haitjema's brochure: „Gebondenheid en Vrijheid in een belijdende kerk". Van wat de hoogleeraar "wil geeft 'het blad deze typeering:

Hiermede hangt nauw samen wat de S. meent te moeten stellen tegenover de juridisch-conlessioneelen, wier reglementaire belijdenishandhaving hij verwerpt. Het is niet heel duidelijk, wat hij hier bedoelt, maar in ieder geval mag slechts de levende, sprekende, belijdende kerk aan een handhaving der belijdenis denken. En die belijdenis — wij lezen het met blijdschap — ma, g geen dood ding zijn: in een levende kerk behoort zij telkens weer getoetst te worden. Het gaat niet om de belijdenis, maar om het Woord Gods in die belijdenis. En dan vallen levend belijden en toetsen natuurlijk samen.

Hierop wordt dan aïs volgt critiek geoefend:

Wat de S. wil, is echter een onmogelijk ding. Hij wil _ een reglement, dat geen reglement is, en een belijden, dat geen spreken, maar procedure is. Want tot dat uiterste . zal het, in zijn gedachtegang, - ^el moeten komen, al is hij vriendelijk genoeg om es: zich niet in te verheugen en voorzichtig genoeg om groote voorzichtigheid aan te bevelen. Prof. H. wil zijn levende, belijdende kerk tucht doen oefeneh. Misschien zal zij dat ook wel doen, maar op een ietwat andere wijze; misschien oefent zij, wanneer ze eenmaal begint te spreken, een vernietigende tucht over onze reglementen en onze richtingen. JVIaar, aangezien H. niet denkt aan een herleving van „ganjscli de kerk", doch aan een reorganisatie van de Hervormde Kerk, mag hij wel paradoxaal zijn, gelijk de •ware Kerk eischt, maar - alleen in zijn toeHchting: zijn stelling opent de deur voor fatale practijk.

Daar staat de paradox, sterk en zuiver: kerkrechtelijke leertucht is „noodzakelijk, hoewel bij^ ons menschen onmogelijk". De Kerk moet spreken, maar, aangezien 2; ij door menschen spreekt, mogen we nooit zeggen, dat zij „beslag kan leggen op de majesteitelijke stem van den heiligen God". Prachtig! En daarom, zoo zouden wij zeggen: geen reglement kan deze paradoxen vastleggen, zij kunnen alleen werkelijkheid worden, wanneer God aan Zijn Kerk een wonder doet. En waarom zou Hij dat niet doen? Maar neen, er moet een voorstel zijn bij de Synode^ en die is op paradoxen niet gesteld, evenmin als het confessioneele vo'lk. Daarom een stelling, die ifel zéér weinig paradox is: de kerk mag en moet „het zwijgen opleggen aan hen, die de ondubbelzinnigheid van liare Evangelie-verkondiging op beslissende punten afbreuk doen!"

Als ik confessioneel was, zou ik die „beslissend© punten" maar weglaten. Het klinkt erg weinig principieel. Het is ongetwijfeld vriendelijk bedoeld, zooiets als: ethischen behoeven zich in het algemeen niet ongerust te maken; vrijzinnigen natuurlijk wel. Maar ik weet al van te voren hoe het zal worden uitgelegd.

Het komt ons voor, dat deze critiek, die naar nuchterheid vraagt, vrijwel overeenkomt met wat ons blad herhaaldelijk heeft opgemerkt over de ideeën van prof. Haitjema, al is natuurlijk de waardeering en de gezichtsjhoek in beide gevallen een tegenovergestelde. Zoolang prof. Haitjema zijn paradoxale waarheid blijft prediken op de manier, - waarop dat geschied is (zonder de scherpe punt af te slijpen van het woord paradoxaal) zal hij evenmin waarlijk confessioneel zijn, als een kerkorganisatie kunnen begründen, die le.ertuoht oefent.

Krantenbederf.

F. O(oenen) schrijft in „De Groene Amsterdammer":

Of het ligt aan een toenemende oppervlakkigheid van geest, die coüte que coüte sensatie noodig heeft, of aan de hevige concurrentie, die al maar meer moet geven, of blootelijk aan het Amerikaansche voorbeeld, of aan dit alles te zamen, — zeker is, dat langzaam aan onze couranten ver-Amerikaniseeren. De degelijkheid verdwijnt uit de kolommen, de losse, luchte afwisseling neemt haar plaats in, hartelijk verbonden met brutaliteit en indiscretie. Sensatie en nog eens en nog meer

sensatie, en niets van langen adem, niets diepzinnigs of zwaar ernstigs, dat volle aaadacht en rustig bezinnen vereischt. De hoofdjes boven de artikelen worden, net als in Amerika, eigenlijk belangrijker dan die artikelen zelf, welke laatste dan, als zij wat langer zijn, tenminste met vetgedrukte regels moeten onderbroken worden. En het is vooral de reportage, die van alle typografische hulpmiddelen gebruik maakt om haar toch al op de spits gedreven, hevig opgewerkte schan-'daal-hislories nog meer sensatie-luister bij te zetten. Cursief, regels wit, gedachtestreepjes, spatieering, alles moet meehelpen om de luie verbeelding van den onverschilligen lezer te prikkelen en hem een oogenblik te doen gelooven, dat er iets pleizierig-ergs ergens gebeurd is. Een moord of brand of aardbeving of schipbreuk, al zulke akeligheden en vervaarlijkheden, waarmee men, vooral indien zij ver af zijn, het eentonige leven kan kruiden.

Zoo leeft de buitenlandsche pers, de Amerikaansche en Engelsclie vooral, en zoo wordt al meer de inhoud van de eertijds zoo gematigde en bescheiden Hollandsche bladen, die er toch blijkbaar geen belang bij hadden anders dan gematigd en bescheiden te zijn. Hij besluit:

Ik geloof, dat wij, met levendige hulp van Amerika, bezig zijn in ons openbare leven naar het barbarendom terug te keeren, en dat wij dien staat dan euphemistisch democratie noemen.

Helaas — niets tegen in te brengen; goede uitzonderingen daargelaten.

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 augustus 1929

De Reformatie | 4 Pagina's

PERSSCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 augustus 1929

De Reformatie | 4 Pagina's