GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKLIJK LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKLIJK LEVEN

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Als ik christelijk Historisch was.....I.

Op de Chrisfelijk-Historische Zomerconferentie werd door Prof. Slotemaker de Bruine het woord gevoerd over artikel 14 van het Christelijk-Historisch Program van Beginselen en het Bijzonder Hooger Onderwijs.

Het verslag luidt als volgt:

De tweede morgen der C.-H. zomerconferentie was gewijd aan het hooger onderwijs. Prof. Slotemaker de Bruine sprak over art. 14 van het Chr.-Hist. Program van beginselen en het bijzonder hooger onderwijs, m.a.w. behandelde hij de vraag of het C.-H. standpunt t. a. v. het H. O. gewijzigd moet worden of niet. Spr. bezag deze vraag in verband met de algemeene C.-H. overtuiging, dat er niet over de geheele linie in ons land voortdurend moet gesplitst worden, een overtuiging, die steeds meer sympathie wint.

Spr. stelde de vraag, of hetgeen met betrekking tot het L.O. is gebeurd t. a. v. de financieele gelijkstelling, hetzij moreel, hetzij logisch, tot consequenties drijft over de geheele linie. Dat het beginsel der linancieele gelijkstelling is aanvaard, is onjuist; volgens art. 195 der G. W. is het aanvaard voor het alg. vormend 1. o.; voor het alg. vormend m. o. is niet gelijkstelling, maar subsidietoekenning aanvaard en voor het overige is er niets aanvaard, voor het bewaarschool-onderwijs niet, voor het n. o. niet, voor het vak-onderwijs en het h. o. niet. Moreele consequenties zijn hier niet aanwezig, want bij de pacificatie is er met geen woord over consequenties gesproken. Bij het h. o. is het te doen om wetenschap. Daarom heeft de universiteit geen dogma a!s basis, gelijk Lohman met klem geeischt lieett in zijn Kamer-rede van 23 Februari 1904. Anderen hebben omtrent de universiteiten een andere opvatting. De universiteit moet h.i. een paedagogische eenheid zijn, d.w.z. dat de wereldbeschouwingen en de resultaten van de hoogleeraren dezelfde moeten zijn. Het christelijk-historisch program laat dergelijk hooger onderwijs nadrukkelijk vrij. Het is evenwel niet duidelijk weJk karakter zulk een overheidsuniversiteit in Nederland zal moeten hebben. Intusschen staat het vast, dat de universiteit moet zijn, öf algemeen öf een paedagogische eenheid. Zij kan niet beide zijn.

Ten onzent is gekozen voor de algemeene universiteit. De roomsch-katholieken en anti-revolutionairen aanvaarden voor hun geestverwanten een hoogleeraarsplaats aan de openbaxe universiteit. Spreker waardeert dit Nederlandsche standpunt, het beteekent eenheid van studie en nationale samenwerking. Op dit standpunt is subsidieering van het bijzonder hooger onderwijs ondenkbaar. Kuyper lieeft dit gevoeld, toen hij in 1903 de Vrije Universiteit verdedigde, met de openbare universiteit te kenschetsen - als rationalistisch en paganistisch. Is de openbare universiteit dat niet, dan is de bijzondere universiteit niet noodig. Lohman heeft in de reeds genoemde Kamerrede van 1904 gezegd, dat hij voor het bijzonder hooger onderwijs geen penning wenscht te vragen.

Er is in de quaestie een nieuw element gekomen, nu voor Tüburg subsidie wordt gevraagd op grond van haar aard als vakschool, maar geschiedt dit, dan is het uitgesloten dat men voor Nijmegen om subsidie \^raagt.

Er is nog een novum: moet men subsidie voor Tilburg verdedigen met een beroep op het feit, dat Rotterdam en Tilburg beide bijzondere hoogescholen zijn? De tegenstelling, dat al wat geen openbaar onderwijs is, dus geen overheids-onderwijs, bijzon--der onderwijs is, acht spreker een zeer formeel standpunt, wijl men Tilburg stichtte, omdat de geest van het onderwijs te Rotterdam niet bevredigde. Hier zit de kern.

Op deze redevoering is een geanimeerd debat gevolgd, waaraan o.a. werd deelgenomen door minister De Geer.

Indien ik wist, dat deze rede in druk zou verschijnen, zou ik liever nog wat wachten met haar te bespreken.

Maar ik vrees, dat dit niet het geval zal zijn.

En het onderwerp is te belangrijk en de bespreking ervan te gewichtig, dan dat wij er geen aandacht a, an zouden schenken.

Het doet ons veel genoegen, dat Prof. Slotemaker de Bruine dit onderwerp heeft aangesneden.

Wel bevatte „De Nederlander" af en toe beschouwingen hierover.

Maar die droegen meer een vluchtig karakter.

Hier wordt meer de kwestie in haar genomen. geheel

En nu wil ik deze rede eens uit Christelijk-Historisch oogpimt bezien.

Vandaar het opschrift: als ik Christelijk-Historisch was

Ik geef voetstoots toe, dat het erg moeilijk is zich op het standpunt van een ander te plaatsen, als men zelf een gevestigde overtuiging heeft.

Maar ik' wil deze poging toch eens wagen.

Vooraf echter moet ik in dit en het volgende artikel enkele dingen recht zetten.

Mochten deze onjuistheden op het schuldregister van den verslaggever en niet van olen redenaar thuis hooren, dan zal prof. Slotemaker de ^ruïne, die behalve man van het woord, ook man van de pen is, wel zoo vriendelijk willen wezen dat even te melden.

Ik begin dan met een van de kleinste onjuistheden.

Het verslag, zegt: „De Roomsch-Katholieken en anti-revolutionairen aanvaarden voor hun geestverwanten een hoogleeraarsplaats aan de openbare universiteit."

De Boomschen Iaat ik er nu buiten.

Die kunnen zelf het woord wel doen.

Maar de anti-revolutionairen!

Zooals het in het verslag staat, is het zeker niet juist.

niet juist. Hebben de anti-revolutionairen — dat zal dan toch wel moeten zijn door middel van de partij' — — in deze ooit een uitspraak gedaan?

Zeker, er zijn enkele anti-revolutionairen aan een openbare universiteit als hoogleeraar werkzaam.

Zij hebben dat grootendeels aan anti-revolutionaire ministers te danken.

Maar heeft de partij dat ooit gesanctioneerd?

Mag men spreken van ©en aanvaarden door de anti-revolutionairen?

Er zijn anti-revolutionairen, die het hoogleeraarschapi aan een openbare universiteit minder wenschelijk, zelfs min of meer bedenkelijk achten.

Hoe groot hun percentage is, valt niet na te gaan.

Doch ze zijn er.

Er is indertijd veel strijd over gevoerd.

Opgelost is die kwestie niet.

Daarom is bovengenoemde uitspraak om haar algemeenheid te wraken.

-^ calvinisme sectarisch?

In een uitknipsel las ik, dat bet woord „Ccdvinisten" een min of meer sectarisch cachet aan de Gereformeerden geeft.

Misschien kom ik het orlgineele stuk nog wel tegen.

Maar thans zou ifc willen vragen: Dreven Groen van Prinsterer en Kuyper soms in aectarische richting ?

Van den eerste is bekend het: issus de Calvin.

De geschriften van den laatst© vloeien over van de woorden Calvinisme en Calvinisten.

Toch waren beiden zeer sterk tegen het sefetewezen gekant.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 juli 1930

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKLIJK LEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 juli 1930

De Reformatie | 8 Pagina's