GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Weerloosheid of Weerbaarheid.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Weerloosheid of Weerbaarheid.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nu het vraagstuk van Weerloosheid Oif Weerbaarheid 'de hedendaagsche christbnen verdeelt, kan het zijn nut hebben over dit onderwerp enkele stemmen uit het verleden te hooren.

Men schreef 1866. Het gevaar was niet denkbeeldig, dat Nederland eerlang in den oorlog betrokken werd.

De Troonrede bevatte o.m. 'deze woorden: „In dezen veel bewogen en emstigen tijd, behoort ons volksbestaan, naast God, in zich zelven zijn hechtsten steun te zoeken".

Groen van Prinsterer nam dit woord in no. 37 van zijn Parlementaire Studiën en Schetsen over als „een goed, een voortreffelijk woord". En hij voegde er aan toe: „Daarom worde, zooveel doenlijk en zoo' spoedig doenlijk, het sinds jaren voor 's lands weerbaarheid verzuimde he'rsteld."

In De Heraut van 1866 besprak de heer I. Esser de oorlogsquaestie.

Hij schreef daar o.a.:

„Er is maar één middel om den algemeenen vrede daar te stellen, en dat is: aanneming van het Evangelie, afzien 'door de volken van den opstand tegen den Gezalfde, tot wiens huldiging hen Psalm 2 uitnoodigt.

„Maar nu is de groote vraag: hoe moet, zoolans de volken in dien opstand volharden, een ChristeUjÉ volk handelen? Hoe moet vooral Nederland handelen?

„Naar mijn inzien, zou een wel overwogen stelsel van lijdelijken weerstand verre de voorkeur verdienen boven verdediging. Evenwel dit is vooralsnog eene utopie; de eer van in waarheid een volk des vredes te zijn, is, naar het schijnt, bewaard voor Israël, wanneer het zal zijn teruggebracht in Palestina. Nederland is thans voorzeker buiten staat, om het voorbeeld te geven van geheele ontwapening, daar het jammerlijk te kort schiet in een levend vertrouwen op den Heer." (blz. 696.)

„Ik zal niet uitmaken of het den Christen wel ooit betamen kan met vleeschelijke wapenen, al is het tot zelfverdediging te strij'den, en of niet althans een stelsel van lijdelijken wederstand en liefderijke zelfovergave verre - de voorkeur zou verdienen. Deze kwestie is nog niet uitgemaakt en blijft bestaan, zoolang er Mennonieten en Kwakers zijn, die weigeren het zwaard te gebruiken." (blz. 725.)

„Intusschen, aangenomen dat ('t geen ik niet beslis) een christenvolk strijden mag met vleeschelijke wapenen, men kan niet recht de krijgswetenschap beoefenen zonder wijsheid van Hem te ontvangen, die zich in Zijn woord „de Go'd der legerscharen" noemt en een Krijgsman; die B-ezaleël en Aholiab tot kunstenaars maakte, aan Davids arm kracht gaf om een stalen boog te spannen, en door Jo-nathan en zijn wapendrager een gansch leger op 'de vlucht dreef." (blz. 775.)

„Willen we in waarheid 'n krijgshaftig volk, dat zich niet slechts durft verdedigen, maar ook des noodig, als de Heer het wil, durft aanvallen, men zorge dat Gods Woord op de scholen zij; , niet alleen op de lagere, maar ook grondslag van het middelbaar en hooger onderwijs, idat Woord, dat de Puriteinen van Cromwell maakte tot mannen van ijzer j dat de vrijheidsmannen van Amerika verstaalde; dat de krijgers van Gustaaf Adolf op de knieën bracht, en dat onze vaderen te land en te zee^ in de allermoeilijkste omstandigheden, heeft do-én vertrouwen op - de kracht - des Heeren, zoodat ze niets onmogelijk hebben geacht en de machtigste volken deden beven, terwijl zij erkenden, b.v. in de publicatie van 22 Augustus 1629, dat „God helder en klaar als met den vinger heeft aangewezen, dat noch ruiteren, noch knechten, noch wapenen, noch paarden 'deze landen kunnen beschermen, tenzij Gods zegen daarover kome en Hij daarvoor strijde." (blz. 140 A. van der Velde, Wion'deren des AUerhoogsten, enz.).

Ten slotte nog een woord van Dr J. H. Gunning Jr, destijds predikant te 's Gravenhage.

Hij had een oproeping ontvangen van het Centraal-Comité van den Nederlandschen Weerbaarheidsbond. Zijn antwoo-rd daarop publiceetTde hij in een kleine brochure, waarin o.m. deze woorden voorkomen:

„Het doel der op den titel vermelde circulaire mag giet anders dan algemeene', hartelijke sym'pathie wekken. Dat Art. 177 van onze Grondwet het dragen der wapenen tot handhaving der onafhankelijkheid van den Staat eiï tot beveiliging van zijn grondgebied een der eerste plichten van alle ingezetenen noemt, is niet in strijd met de hoogste beginselen der menschelijkheid. Immers uit kracht van deze willen wij den vrede, doch niet ten halve maar geheel voor zoover mogelijk is in deze wereld, waar om der zonden wille elke vrede niet anders dan een langer of korter wapenstilstand kan zijn. Een halve vredelievendheid nu laat het onrecht ongestraft voortwoekeren: een ernstige, geheele liefde tot den vrede trekt het zwaard, om den vrede niet slechts af te wachten, maar, zoo mogelijk, daar te stellen.

„Met recht worden daarom in deze circulaire alle weerbare Nederlandsche mannen en jongelingen-tot oefening jn den wapenhandel in deze zorgvolle tijden opgeroepen. Wij hopen dat zeer velen, zonder het stroovuur - eener nietsbeduidende opwinding, met kracht en kalm verstand aan die roepstem gehoor zullen geven."

Na voorts gewezen te hebben op den sameAhang, die er is tusschen de vreeze Gods en de manlijke kloekheid, besluit Gunning zijn brochure aldus:

„Het is geenszins zeker, dat een oorlog, een ingetrokken worden in de wieling der strijdlusten rondom ons, ook ons va; derland'bedreigt. Misschien zal het evenwicht der groote mogendheden nog lang eischen dat wij ongemoeid blijven. Maar moest het zijn, dat wij de wapenen hadden o|p te vatten.

o mochten dan onze harten wèl toebereid wezen, niet door de lichtzinnigheid, die uit onkunde niet vreest, maar door het geloof dat de vrees overwint. En was het voor ons bestemd, te gronde te gaan wat onze onafhankelijkheid betreft, dat wij dit heilig erfgoed onzer vaderen dan althans w a a r-d i g 1 ij k door de overmacht ons lieten ontnemen. Dat wij in elk geval mannen zijn, die stervensmoed bezitten, omdat zij den weg kennen, langs welken sterven is: herleven."

Zoo hadden Groen, Esser en Gunning ieder hun eigen kijk op het oorlogsvraagstuk. Toch vonden ze elkander practisch in de gemeenschap des §& loofs.

loofs. Moge dit ook thans nog zoo zijn onder de dissentiëerende christenen.

RULLMANN.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 november 1930

De Reformatie | 8 Pagina's

Weerloosheid of Weerbaarheid.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 november 1930

De Reformatie | 8 Pagina's