GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het Kruis van den Heiland.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Kruis van den Heiland.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

VIII.

C. De Reformatie.

Het is de Reformatie geweest, die het kruis van Christus weer gesteld heeft in het volle licht.

Al droeg de kerk in de Middeleeuwen overal het kruis ten toon en al werd het door haar gevierd en verheerlijkt, zij heeft toch het kruis van Golgotha in de schaduw geplaatst.

Zij heeft het kruislijden des Heeren in zijn beteekenis miskend en er alzoo niet de eere aan gegeven, die er volgens de Schrift aan toekomt.

Hoe breeder plaats het kruis in het leven van kerk en maatschappij ging innemen, des te meer verdween het Schriftuurlijk geloof in den Gekruisigde. Hoe meer het uitwendig werd afgebeeld, des te minder werd het in zijn innerlijk wezen verstaan. Hoe meer het een voorwerp werd van vereering, des te meer werd aan de eere van den gekruisigden Christus te kort gedaan en werd Hij als de eenige en de volkomen Zaligmaker geloochend.

De kerk in de Middeleeuwen verkeerde in den waan, dat het kruislijden van den Heiland aanvulling van nóode had. Dat het aangevuld moest worden door de gedurige herhaling van het kruisoffer in de mis. Door de verdiensten der heiligen, die men voor geld koopen kon. D'oor eigen goede werken en boetedoeningen.

Ook, aan hen, die er op wezen, dat het kruis: van Christus op geestelijke wijze moet gedragen worden, ontging de ware en volle beteekenis van 's Heeren kruislijden. Zij drongen aan op het beoefenen der Christelijke 'deugden, op het gekruisigd-worden en sterven met Christus, op het geduldig dragen van het lijdenskruis, maar zij zagen daar nog iets verdienstelijks in, iets dat bijdroeg tot het verwerven der zaligheid. Ik kom nog even op Thomas a Kempis terug. Ik ving deze artikelen aan met zijn woord: „in het kruis het heil, in het kruis het leven". Maar ik bedoelde het toen toch in een anderen zin dan waarin Thomas zelf het gebruikt. Hij heeft er toch niet het kruis van Golgotha mede op het oog, maar het lijdenskruis, dat wij op ons nemen. Daarvan zegt hij in zijn „Navolging van Christus", in het hoofdstuk, dat tot titel draagt: „De koninklijke weg des kruises", dat er het heil en het leven in ligt, dat er geen heil is voor de ziel en geen hope des levens dan in het kruis, en dat men er door ingaat in het eeuwig koninkrijk.

De Middeleeuwen hebben het niet verstaan, dat de mensch rechtvaardig is voor God door het geloof . in den Gekruisigde alleen.

Maar de Reformatie heeft de ware beteekenis van Christus' kruis weer gegrepen.

Zij predikt, dat in het kruislijden van den Heiland de volkomen verzoening van al onze zonden ligt. Zij hernieuwt de leer der Schrift, dat de mensch door het geloovig aannemen van Christus' kruisverdienste een erfgenaam des eeuwigen levens wordt. Zij hergeeft aan het kruis de eere, die het Evangelie der Apostelen er aan toekent.

„Het kruis van Christus" — zoo zegt Luther in zijn uitlegging van den zesden psalm — „is het eenig onderricht der woorden Gods, de aUerzuiverste theologie".

Met beslistheid kiest de Reformatie. daarbij, positie tegen de uitwendige en zinlijke, bijgeloovige en afgodische vereering van kruis en crucifix in Rome's kerk.

Scherp drukt Luther zich uit, als hij van de geestelijken in het pausdom zegt: „Zij hebben het kruis in zilver gevat, dan is het gemakkelijk te dragen en doet het geen pijn; ja het verkoopt zijn kussen en zijn zegen en is een dienaar van hun wellust geworden. Maar in hun hart mag het kruis niet komen en het moet ook met hun leven niets te maken hebben"'.

Of als hij over het dragen van het kruis aldus spreekt: „De wereldwijzen noemen dat het kruisdragen, als men een stuk van het heilige kruis in een gouden kruis of een pionstrans vat en als de priester dat zilveren of gouden kruis rondom de kerk draagt en het aan het volk te kussen geeft, opdat ze hun penningen offeren. Welk een dwaasheid i Om zulk een goochelspel en zoo'n afgodische dwaling onmogelijk te maken, zou ik wel het heilige kruis tot pulver willen verbranden, als ik er een stuk van had. Want Christus zegt niet: neem mijn kruis, maar: neem uw kruis op en draag het; laat mijn kruis liggen, waaraan ik zooveel smaad geleden heb. Zie, dat gij ook zoo aan het uwe lijdt, dat u wordt opgelegd".

Hieruit blijkt, hoe Luther tegenover den Roomschen cultus van het kruis stelt: het dragen van het kruis, dat God ons te dragen geeft.

Er is, zoo zegt hij, tweeërlei kruis. Ten eerste: het gewone lijden, dat de Heere den mensch toezendt. En ten tweede: het lijden-ter wille van het getuigenis van Christus, verbonden met smaad voor de heele wereld en zelfs met een schijnbaar verlaten zijn door God. Dit tweede is het eigenlijke kruis. „Door het kruis van Christus moet gij niet verstaan dit of dat hout, waaraan Christus heeft gehangen; maar het kruis van Christus is ds smaadheid en de groote schande, die Christus oaschuldig geleden heeft. Als ik op bed lig en ik ben ziek of als iemand om een misdaad, door hem bedreven, wordt ter dood gebracht, dat is niet het kruis van Christus. Maar de schande en vervolging om der gerechtigheid wil is het kruis van Christus".

In een preek, door hem gehouden op het feest der kruisverhooging (de gedachtenisviering van het wederoprichten van het heilige kruis te Jeruzalem door keizer Heraclius), heet het: „Als ik daar sta en lijd en alle. lieden staan er bij te zingen en te springen en ze zeggen: dat is recht, ja hij had nog meer, verdiend, zooals het den apostelen, is ge; beurd — dat is het rechte ware kruis, zoo verlaten te zijn beide van de menschen en van God. Dat is het echte vinden van het kruis; en als het nu gevonden is, dan moet men het ook verhoogen, niet op de wijze van keizer Heraclius, maar zoo, dat wij God er voor danken en Hem prijzen".

in dezen zin is het kruis het noodzakelijk attribuut der Christenheid.

't Is „aller Christenen kenteeken en parool"; het is voor ons „een zeker merk en waarteeken, dat wij tot het rijk Gods behooren". Het gansche leven der Christenen is „een leven des geloofs, der liefde en des heiligen kruises; een zoodanige wandel, waarin men altoos voortgaat van geloof tot geloof, van liefde tot liefde, van geduld tot geduld en vaa kruis tot kruis". „Waar Gods Woord gepredikt, aangenomen of geloofd wordt en vrucht draagt, daar zal het heilige kruis ook niet buiten blijven .

Zeven heiligheden noemt Luther in eer^ zijner geschriften op, waaraan de kerk, het Christelijke heilige volk Gods, te her'.cennen valt. Deze zeven kenteekenen, waarvan hij zegt, dat hij ze ook wel de zeven sacramenten zou willen noemen, zijn: het Woord Gods, de doop, het sacrament des altaars,

de sleutelen, het predikambt, het gebed en het heilige kruis. Het laatste wil zeggen, „dat dit volk allerlei ongeluk en vervolging, allerlei aanvechting en kwaad, gelijk het Onze Vader bidt, van duivel, wereld en vleesch, inwendig en uitwendig moet lijden, opdat het aan zijn Hoofd Christus gelijk worde. En dan moet de oorzaak ook alleen deze zijn, dat het aan Christus en aan Gods Woord vasthoudt en alzoo om Christus' wille lijdt".

Zoo zegt Luther, dat het lijden der geloovigen ter wille van hun belijdenis van Jezus' naam het rechte en ware kruis is.

En zoo hebben ook de Gereformeerde kerken onder de vervolging zich „kerken onder het kruis" genoemd; een naam, die later door een deel van de kerken der Scheiding is overgenomen.

In de leerstellige geschriften der Reformatie wordt ook het kruis, opgevat in den zin van heit lijden der geloovigen, ter sprake gebracht.

Melanchton heeft in zijn Loei, de eerste

Luthersche dogmatiek, ook een hoofdstuk „over lijden en kruis" opgenomen en als motief voor het invoegen er van werd door hem aangevoerd, dat de kerk in dit leven aan het kruis onderworpen is. Evenzoo wijdt Calvijn in zijn Institutie, nadat hij O'Ver de zelfverloochening heeft gehandeld, een hoofdstuk aan „de verdraagzaamheid des kruises", die een deel, is van de verzaking van onszelven. En in de Luthersche belijdenis, de Confessie van Augsburg, die Melanchton tot auteur heeft, wordt onder de Christelijk© leeringen, die in tegenstelling tot de Scholastiek heilzaam en noodig zijn, ook het leerstuk van het kruis genoemd. Tegenover het verwijt der Roomsch-gezinden, dat de Evangelischen de noodzakelijkheid van het kruisigen van het vleesch loochenden, wordt hier gezegd, dat dit heel anders uit hun geschriften blijkt. „Want zij hebben altoos geleerd van het kruis, dat Christenen beproevingen moeten dragen en met Christus gekruisigd worden". Doch dat dragen van het kruis — zoo merkt Melanchton in zijn Apologie van de Augsburgsche Confessie op — heeft geen verzoenende kracht, maar het is ©en dankoffer van hen, die met God verzoend zijn.

Ook verscheen er in den Reformatie-tijd meer dan één geschrift, dat het lijden der geloovigen tot onderwerp had en waarin troost onder het kruis werd geboden ©n tot ©en dragen van het kruis naar den wil des Heeren werd opgewekt.

Naast het tractaat van Calvijn , , over de ergernissen", waarin de hervormer ernstig waarschuwt tegen het vreezen voor en het ontvlieden van het kruis, valt hier van Gereformeerd© zijde te noemen een verhandeling van Petrus Martyr, die hoogleeraar t© Straatsburg, te Oxford en te Zurich is geweest.

Ze gaat over „het dragen van kruis ©n beproevingen, over vlucht en verbanning". Tal van redenen worden genoemd, waarom God het kruis oplegt en uitvoerig wordt gewezen op het groot© verschil tusschen het lijden, dat de mensch zelf kiest, en het kruis, dat van God komt. En de tegenheden worden geteekend als „de Roode zee, waarin Pharao ondergaat, maar Israël gered wordt; want bij de goddeloozen brengen ze vertwijfeling voort, maar bij de vromen de zekere verwachting der zahgheid".

Laat ik nog op ©en tweetal eigenaardige geschriften wijzen, die van Luthersche zijde zijn verschenen.

Eerst op ©en klein tractaat van den Zwabischen reformator Johannes B r e n z, dat tot titel draagt: „Hoe het hout des kruises behouwen ©n op ''t zachtst aangegrepen moet worden".

Men moet — zoo heet het hier — het knoestige en harde kruis op de zachtste plaats loeren aangrijpen, opdat het niet te zwaar worde om te dragen. „Het wordt voor ons glad en geschaafd, als wij aan Christus onze toekomstige verlossing en opstanding zien. Wanneer wij door het geloof aan het kruis zien hangen den Zoon van God, dan ziet men ook aan het kruis de opstanding ©n den Paaschdag. Dan is er vreugde in het leed, leven in den dood, heerlijkheid in den smaad, rust in de moeite. Er kome een kruis gelijk het wil, het is overal bovenaan en onderaan op het hardst en schier ongeschaafd, maar aan het middelste deel, waar de Zoon van God hangt, daar is het 'tme©st glad ©n zacht."

En in de tweede plaats wijs ik op het „Troostboekje aan de Christenen te Hannover, tegen het wceden en lasteren der papisten", geschreven door U r b a n u s R h e g i u s, superintendent van Lüneburg.

Hier wordt gezegd, dat God aan Zijn Christenen do reddende hemelladder reikt, die zij hebben te beklimmen. Deze ladder heeft zeven sporten. Z© zijn, van onderen naar boiven: het hooren van het Evangelie en het gebruik der sacramenten; het gelooi; het belijden van Christus met woord en daad; het opnemen van het kruis om Christus' wil; het betoonen van geduld onder het kruis; het be­ proeven en ervaren van de waarheid van Goda belofte; en de hoop op de heerlijkheid na hetkruis. Dan voegt God er als achtsten trap aanj toe: d© bevrijding van alle kwaad, het eeuwige leven, 't Kruis is hier alzoo de middelste der zeven sporten van de hemelladder en Urbanus roemt in dit geschrift 'het onmetelijke nut van het kruis en zegt, dat het voor ©en Christen even noodig is als eten en drinken.

Toch hebben de reformatoren tegenover kruisbeeld, crucifix en kruisteeken niet allen dezelfde houding aangenomen.

Luther was ook in dit opzicht meer conservatief dan Calvijn en de Gereformeerden.

Op het feest der kruisverhooging hooren w© hem spreken: „Nu, dat men ook het heilige kruis met voeten zou willen treden, dat zou niet goed zijn. Dat men het eert, is uitnemend".-

En op den dag der kruisvinding: „Waar misbruiken en dwalingen geschieden in het aanbidden der beelden en kruisen, daar moest men ze afrukken en wegdoen, zelfs de kerken daarom afbreken. Ofschoon ik de beelden niet geheel verwerp en bizonder niet de figuur van den gekruisigden Christus".

Luther gaat er van uit, dat de beelden en de sabbath in het Nieuwe Testament vrij zijn en wil in de kerken kruisen en crucifixen behouden. Hij' zegt, dat, wanneer hij bidt, hij zich ook ©en man voorstelt, die aan een kruis hangt. Tot zijn zegel kiest hij een witte roos met een rood hart en een zwart krais daarop. De ring, dien hij bij zijn huwelijk aan Catharina von Bora geeft, is met een crucifix versierd. Hij verwerpt niet de crucifixen op het altaar, noch het dragen van het kruis bij lijkstaties en hij houdt de feesten van kruisvinding en kruisverhooging.

Hij schrijft in zijn „huistafel" zelfs voor: 's morgens, als gij uit bed komt ©n 's avonds, als ge naar bed gaat, zult gij u zegenen met het heilige kruis. Hij vindt het goed, dat aan de kinderen geleerd wordt, als zij iets vreeselijks zien of hooren of zeggen, een kruis te slaan. En hij wil, dat het kruisteeken gemaakt zal woTd©n bij den doop en over brood en wijn in het avondmaal en dat de zegen aan het slot der godsdienstoefening in den kruisvorm zal gegeven worden.

J. THIJS.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 maart 1932

De Reformatie | 8 Pagina's

Het Kruis van den Heiland.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 maart 1932

De Reformatie | 8 Pagina's