GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Nog eens: de ethiscbe Oog- en Oor-schrijver  over de Vrije Universiteit.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nog eens: de ethiscbe Oog- en Oor-schrijver over de Vrije Universiteit.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Men herinnert zich het wonderüjke artikel van den ethischen emoniemen medewerker aan het „Algemeen Weekblad", waarin deze naar aanleiding van het heengaan van Prof. Pos over de Vrije Universiteit (en Kampen), en eigenlijk over elke mogelijke belijdende universiteit, niet alleen dwaas-generaliseerende, maar ook ethisch-onbehoorlijke dingen schreef. De Vrije Universiteit werd een „diensthuis" genoemd, en voor het woord „leugenachtig" (een leugen a c h t i g e atmosfeer is natuurlijk veel erger dan eens een keer liegen) werd niet teruggedeinsd.

In het „Algemeen Weekblad" schreven toen Ds J. M. Spier en de heer N. A. Wedemeijer Krol een ingezonden stuk, waarin ze tegen dergelijk geschrijf protesteerden. Ik neem thans dit stuk op:

Geachte Redactie,

Gelieve naar aanleiding van het artikel, voorkomend onder „Oog en Oor" getiteld: „Uit het diensthuis uitgeleid", in uw blad van 1 Juli 1.1., het volgende onder de aandacht uwer lezers te willen brengen:

1. Reeds de titel van genoemd artikel: Uit het diensthuis uitgeleid", geeft blijk van een ontstellend oppervlakkig en ten eenenmale onrechtmatig Schriftgebruik. Overeenkomstig Exodus 20 : 2 is het Jahwe, de God des Verbonds, Die Zijn volk Israël uit Egypteland, uit het diensthuis, uitgeleid heeft en daarmede het heeft bevrijd van een Zichzelf en Zijn volk vijandige macht. In uw gedachtengang zou de Vrije Universiteit dus moeten worden gezien als een Gode en Zijn Kerk vijandige macht in dezen tijd. Het tegendeel behoeft geen betoog.

2. Uw „wetenschap", dat „sedert vele jaren de knapste professoren van de V. U. het aan deze instelling te kwaad krijgen", dat voorts „bij de meesten hunner een kennelijke begeerte (bestaat), om uit de atmosfeer van deze Academie te worden bevrijd", wordt slechts geconstrueerd uit het heengaan van twee der niet minder dan drie-en-twintig aan deze inrichting verbonden hoogleeraren, terwijl één der beide vertrokken hoogleeraren: Dr L. Bonman, als buitengewoon hoogleeraar aan de V. U. verbonden bleef. Bovendien mag niet verzwegen de afwijzende houding van wijlen Dr J. Woltjer tegenover een benoeming aan de Rijksuniversiteit te Groningen. Wie den gang van zaken eenigszins zuiver heeft gevolgd, kan weten, dat de professoren van de V. U. over 't algemeen hun hart hebben verpand juist aan dit instituut van wetenschap, wijl daar wordt gebogen voor den volstrekt Souvereinen God, die alle objecten van wetenschap heeft geschapen.

3. Uw bewering, als zouden Kuyper, Rutgers, Woltjer en Bavinck zich gehouden hebben „buiten het nieuwere Bijbelonderzoek" ware juist, indien voor Bijbel onderzoek geschreven was Bijbel critiek.

i. Dat die oudere generatie met de Rijks-Universiteiten in aanraking is geweest, is waarlijk niet de grond van hun lateren bloei geworden, maar eerder de antithetische aanleiding tot het aanvaarden en poneeren van de (speciaal te Leiden verloochende) Calvinistische levens-en wereldbeschouwing.

5. Dat „partijkereltjes te zeggen krijgen in de vraag, hoe of wat men als hoogleeraar zal hebben te doceeren", is een bewering, te dwaas voor ieder, die niet onkundig is gebleven van de vele en belangrijke wetenschappelijke werken der hoogleeraren. Dienaangaande mogen we wel volstaan met den schrijver te verwijzen naar het eenstemmig oordeel van de afgevaardigden der Rijks-Universiteiten ter gelegenheid * van het 50-jarig jubileum der V. U.

6. De laatste alinea, die gewaagde van een „leugen-» achtige atmosfeer", welke God eenmaal zal oordeelen, ligt geheel in de lijn van het opschrift (V. U. = Egypte), doch vindt den God der waarheid. Die ons de V. U. schonk en haar steeds draagt door Zijn kracht, tegenover zich.

Dergelijk onwaardig geschrijf kan niet nalaten de waardeering voor uw blad bij velen belangrijk te doen dalen.

U inmiddels dankend voor de opname, teekenen we: 's-Gravendeel: y

Ds J. M. SPIER. 's-Gravenhage:

N. A. WEDEMEIJER KROL.

Het onderschrift, waarin de „Oog-en-Ooi'"-schrijver zich van dit ingezonden afmaakte, behoef ik hier niet meer over te nemen, want ik heb het in zijn geheel reeds geplaatst, en van opmerkingen voorzien, in ons nummer van 29 Juli j.l. Ik kan er thans nog alleen aan toevoegen, dat het onderschrift op het stuk niet geheel klopte, zooals thans onze lezers kunnen opmerken bij vergelijking.

Ds Spier en de heer Wedemeijer Krol hebben daarna dan ook terecht een nieuw ingezonden stuk het ethische orgaan aangeboden. Maar het eenige antwoord, dat zij kregen was volgend regeltje onder „Correspondentie":

J. M. S. en N. A. W.—K. Zoo blijven we aan den gang. Dat gaat niet. RED.

Hier onderteekent de Redactie, niet de „Oog-en Oor"schrijver. Wij denken terug aan het geval van eertijds, toen ons blad verklaarde, een mededeeling van deze zelfde redactie in haar bestaanden vorm niet te aanvaarden. Hoewel door een lid onzer toenmalige redactie het woord „leugen" gebruikt was — duidelijk genoeg — deed de redactie zeer gewichtig: hoewel zij wist (want ik schreef het haar), dat dit woord in ons blad gedrukt stond, verklaarde zij plechtig: „De Reformatie"redactie is door ons uitgenoodigd, het woord „leugen" te gebruiken, dan konden we naar den rechter gaan, maar de redactie vond het veiliger, zulke directe woorden maar niet te gebruiken. Let wel: dat betrof den Persoon des Redacteurs, en slechts één bepaald geval van één enkele bewering. Veel pijnlijker kan men — om een woord van Hilbrandt Boschma te gebruiken — iemand, of een groep menschen, „fusilleeren", door te beweren, dat er permanente leugenachtigheid is. Dit laatste veroorloofde het ethische orgaan zich ten aanzien van de gereformeerden (Amsterdam, Kampen). Maar als dan daartegen geprotesteerd wordt, dan weigert diezelfde redactie boete te doen, smoort (gelijk ook in dat andere geval) de stem van den tegenspreker, en gaat over tot haar voorname dagorde. Nu zij het tweede ingezonden geweigerd heeft, geven wij er thans een plaats aan in ónze kolommen. Hier volgt het:

Geachte Redactie,

Naar aanleiding van Uw onderschrift op ons ingezonden stuk in Uw blad van 15 Juli 1.1., waarin U onder 2 ons noodigt tot repliek, verzoeken we U, hieraan voldoende, het volgende onder de aandacht van Uw lezers te brengen:

I. Uw artikel: „Uit het diensthuis uitgeleid" identificeerde de Vrije Universiteit en het diensthuis Egypte. Ons protest daartegen, dat we deden hooren in ons ingezonden stuk onder 1 vindt in Uw onderschrift onder 1 niet een antwoord. In plaats daarvan reageert U op dit concreet protest tegen Uw concrete identificatie met eenige algemeenheden, voor alle veiligheid thans gehouden in abstracto. Blijkbaar — die conclusie mag althans als geoogst worden beschouwd, — heeft U inmiddels de moed begeven Uw identificatie te handhaven.

I. Volgens Uw onderschrift onder 2 zegt het niets, dat Dr Woltjer in zijn tijd voor Groningen bedankte. Het zegt óns: a. dat deze „knappe professor" (om in de terminologie van Uw eerste artikel te blijven) „het aan deze instelling niet te kwaad heeft gekregen"; b. dat bij dezen geleerde allerminst een „kennelijke begeerte bestond, om uit de atmosfeer van deze Academie te worden bevrijd". U vraagt ons dan een antwoord te geven op de vraag, waarom er na de Synode van Assen „zoovele geleerden zijn weggeloopen". Ten deze verwijzen we U kortheidshalve naar ons ingezonden stuk onder 2, waar we met c ij f e r s hebben aangetoond, hoe klein het percentage is, dat van de V. U. is heengegaan. Waar de vraag dus niet deugde, is ieder antwoord verkeerd.

III. Onze weerlegging onder 3 van ons ingezonden stuk houdt waarlijk niet in, dat Kuyper c.s. geen „kennis zouden hebben genomen van de critische scholen", doch alleen, dat zij zelf zich nimmer hebben vergrepen aan Bijbelcritiek, dat zij zelf zich buiten dat bedrijf gehouden hebben. Verwezen mag worden voor het een zoowel als voor het ander naar hun geschriften.

IV. Onder 4 in Uw onderschrift herhaalt U, hetgeen

U reeds schreef in Uw eerste artikel, docli zonder nadere argumenten. Van een herhaling van onze weerlegging onder 4 van ons ingezonden stuk zien we ter besparing van Uw beschikbare ruimte af.

V. Volgens Uw onderschrift onder 5 is hier niet in geding de waarde van de geschriften der hoogleeraren aan de V. U. We vragen U dan, hoè het mogelijk is, dat — naar Uw beweren — de beoefening der wetenschap aan de V. U. wordt overheerscht door „partijkereltjes" eeneraijds, en er toch zulk een reeks van belangrijke wetenschappelijke werken hier het licht heeft kunnen zien — als door U wordt toegegeven — anderzijds !

VI. Op onze laatste alinea, waarin in den Naam van den „God der waarheid, Die ons de V. U. schonk en haar steeds draagt door Zijn kracht" door ons wordt opgekomen tegen Uw aantijging, gewagend van een „leugenachtige atmosfeer", die aan de V. U. zou heerschen, hierop blijft U totaal een antwoord schuldig. Is het soms, omdat U het ethisch-ongeoorloofde van Uw in eerster instantie uitgesproken banvonnis hebt ingezien? Maar dan was het toch meer in overeenstemming met „christendom en cultuur" geweest dit openlijk te erkennen en ridderlijk terug te nemen.

U inmiddels dankend voor de opname, teekenen we:

s-Grav endeel : (w.g.) Ds J. M. SPIER. 's-Gravenhage: (w.g.) N. A. WEDEMEIJER KROL.

„Zoo blijven we aan den gang", daarmee rechtvaardigde de ethische redactie haar weigering van plaatsing. Men kan beter lezen: als we dit stuk lieten lezen, konden we moeilijk onzen gang blijven gaan, want dan zouden de lezers toch zien, dat we te ver gegaan waren; we plaatsen uw stuk niet.

Jammer, dat dergelijke praktijken door Prof. Obbink en Dr Geelkerken (de een als antwoordende redactie, de ander als betuiger van instemming bij het eerste artikel van „Oog en Oor") worden goedgepraat en toegejuicht, hoewel ze honderdmaal erger zijn, dan wat wij zouden misdreven hebben tegen Prof. Obbink, IN­ DIEN hij n.l. gelijk gehad had indertijd, wat ik nog steeds ontken.

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 augustus 1932

De Reformatie | 4 Pagina's

Nog eens: de ethiscbe Oog- en Oor-schrijver  over de Vrije Universiteit.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 augustus 1932

De Reformatie | 4 Pagina's