GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELIJK LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJK LEVEN

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Over kerk en kerken.

Prof. Grosheide schreef in N. H. Kerkblad:

„Wanneer wij deze dingen sehi'ijven, dan bedoelen wij natuurlijk niet, dat onze Gereformeerde kerken maar op voet van gelijkheid met al wat zich kerk noemt in verband kunnen treden. Verre van dien. Wij Ijedoelen, dat in de eerste plaats door onszelf zal moeten worden uitgemaakt, welke kerk we als Gereformeerde kerk kunnen erkennen. Maardit dan niet inverband met de historie moet worden uitgemaakt, maar naar het kenmerk: is er de goede belijdenis en wordt die gehandhaafd. (Ik spatiëer. Br.). Wij bedoelen ook niet, dat elke plaatselijke kerkeraad wel aan het oordeelen kan gaan en maar afgevaardigden moet zenden naar wat men Gereformeerde kerk acht. Wij bedoelen, dat onze Generale Synode, al de kerken, zich van deze dingen rekenschap heeft en hebben te geven. En dat de Generale Synode, stel, ze komt tot de slotsom: daar is een kerk, die al de kenmerken van een Gereformeerde kerk vertoont, niet zou behoeven te volstaan met die kerk te vermanen zich bij de Gereformeerde kerken aan te sluiten, maar wel degelijk op voet van gelijkheid met die kerk zou mogen onderhandelen".

Ds E. H. Broekstra schrijft naar aanleiding hiervan in Leidsche Kerkbode:

Op de door mij gespatiëerde woorden nu moet ge al uw aandacht vestigen. In die woorden, met de gedachte daarin vervat, ligt voor mij een groot gevaar, dat naar mijn bescheiden meening niet gering mag worden geacht. Toen ik deze woorden voor het eerst las, heb ik mijn oogen eens uitge^vreven of ik wel goed las en heb daarom de moeite genomen ze nog eens en nóg eens te lezen. Maar het feit bleef bestaan, dat Prof. Grosheide alzoo geschreven had.

Tot dusver meende ik altoos, dat het onmisbaar was, de historie onzer kerken goed te kennen en nooit te vergeten, ja, dat het steeds aan het jonge geslacht moest worden voorgehouden: leer toch de historie uwer kerk en dat het een klacht, juist van de tegenwoordige dagen is, dat het jongere geslacht blijkbaar zoo weinig met onze historie op de hoogte was en daarom zoo weinig kerkJaesef bij dit geslacht te vinden was. En zie, nu leeraart onze hooggeachte Professor: reken niet met de historie, doe alsof deze er niet was. Zoo toch meen ik gerechtigd te zijn zijn woorden te lezen. Is dit niet een weinig verbijsterend? Zou men niet geneigd zijn te vreezen, dat Prof. Grosheide om het zeer gewenschte doel te bereiken iets loslaat, wat niet anders dan tot schade van de kerken kan losgelaten worden?

Indien ik toch zy'n woorden goed begrijp, staat de zaak volgens Prof. Grosheide alzoo: er ontstaat, om welke oorzaak ook, een nieuwe kerkformatie. Deze vertoont al de kenmerken van een Gereformeerde kerk. Welnu, dan hebt ge niet met de oorzaten, waarom deze kerkformatie is gekomen, te rekenen; ge moet doeu alsof er geen geschiedenis achter ligt en ge kunt genoegelijk met deze kerk als gelijkberechtigd samenspreken om te vereenigen. Van vermaan mag er dan geen sprake zijn. Natuurlijk doet het er in den grond van de zaak dan ook niet toe, of de scheuring van korten of van langoren datum is. Dit verschil in tijd kan wel voor het besef eenig verschil maken, maar principieel doet dat er natuurlijk toch niets af of toe.

Neem de kwestie nu zoo^ dan is het toch heel duidelijk, dat het kerkelijk besef hierdoor niet zal verbeteren, maar wel moet verslechteren. Het is dan toch zóó, dat de conclusie voor de hand ligt: hoe ge en waarom ge tot een nieuwe kerkformatie komt, doet er niet toe, als ge er maar voor zorgt, dat de kenmerken van een Gereformeerde kerk aanwezig zijn.

Daar komt echter nog iets bij, dat de woorden van Prof. Grosheide nog ietwat meer bedenkelijk voor mij maakt. Ik bedoel dit: Is het metterdaad wel waar, dat, om een kerk te beoordeelen omtrent haar Gereformeerdheid, de historie kan worden losgelaten? Ik meen van niet. Prof. Grosheide zal het met mij eens zijn, dat de rechte bediening des Woords niet in de eerste plaats afhangt van den dienaar des Woords, maar van den kerkeraad, in wiens naam en op wiens last hü den dienst des Woords verricht. Indien dit waar is, hoe kan men dan, zonder de historie in het oog te houden, beoordeelen of het eerste kenmerk aanwezig is? Staat een kerkeraad, die zonder wettige redenen tot scheuring is overgegaan, in rechte verhouding tot den Koning der Kerk? Dat kan natuurlijk niet. Dan zou elke scheuring geoorloofd zijn. Ik ben er van overtuig-d, dat Prof. Grosheide dit ook niet gaarne zou uitspreken. Zijn mond sprak ten dezen opzichte op de Predikanten-Conferentie ondubbelzinnige taal. Maar hoe kan en mag' dan een Generale Synode de historie wegcijferen?

Met Prof. Grosheide verlang ik ook, dat, wat nu gescheiden leeft en wat toch eigenlijk bijeen behoort, zoo spoedig mogelijk tot vereeniging kome. Maar het komt mij voor, dat het niet op deze wijze moet geschieden. Historie laat zich niet wegdoezelen, mag ook niet worden vergeten. En als we dien kant opgingen, dan schijnt mij de vrees gewettigd, dat we de deur openzetten voor nog meer scheuring, als tot dusver onder ons is gezien. Vereenigen, gaarne; we bidden er om. Maar dan een goede vereeniging, anders zal het eind den last dragen.

Ik meende, om het groote belang der zaak, goed te doen, u, amice, in dit opzicht mijn gedachte te moeten kenbaar maken.

Wat mijn ©ig©n meening betreft: men kan de kwestie der kerken bekijken uit de studeerkamer, en in de levende werkelijkheid, zeg b.v. in Middelharnis. Op de studeerkamer is waarschijnlijk het woord geboren, dat ik eens (van Geref. zijde) las: natuurlijk zijn de ambtsdragers in de Chr. Geref. Kerk ambtsdragers namens Christus (hoe het precies gezegd werd, weet ik niet). In de werkelijkheid ziet men dit: in Middelharnis scheurt zich een groepje los om allerlei dwaze, domme, door en door vooze misverstandjes, gevolg van

plaatselijke hulpeloosheid en verleugening deistreek. Men beroept iemaad tot voorganger, die neemt het aan. Straks zal hij antwoorden door deze „gemeente", en MITSDIEN door God zelf tot dat werk geroepen te zijn. Hij zal dat meerien. Ik ontken het ten sterkste. Want wat VOOR dat „mitsdien" staat, is voor mij geen „roeping van de daar ter plaatse langs geordenden weg geopenbaarde gemeente van Christus". Het is VOOT mij een roep van een secte, meer niet; ik heb dezen term nog altijd in mijn belijdenis staan. Analoge verhoudingen heeft b.v. Paulus ook gekend ©n zóó gecritiseerd. Als ik hierin juist zie, dan zal die groep sect© blijven, wanneer deze man vertrokken is, ©n een ander komt. En zoo voort. En de secte daar in Middelhamis zal pas weer kerk worden, als z© terugkeert. Ik geloof dus niet, dat deze menschen door den Koning der kerk zijn belast met de kerklegeering. Ik geloof dus niet, dat daar „natuurlijk" ook ambtsdragers zijn. Op dat „natuurlijk" zit na.tüürlijk d© gróóte kwestie vast.

Om niet misverstaan te worden (hoewel het toch' wel gebeuren zal) zeg ik er dit bij: a) ik geloof w è 1, dat krachtens Gods voorzienig bestel die voorgangers daar in die secte van Middelharnis, ©enigermate (!) zullen meehelpen tegen zonde, en op sommige punten de wet des Heeren zullen leggen voor de consciëntie. Maar ze zullen dat niet doen, zoolang ze secte zijn, ten aanzien van het voor ons ©n hen juist bij scheiding en hereeniging brandende fijn© puntje van de kerk-vraag; want dat kunnen z© pas, als ze terugkeeren. En b) met dit oordeel neem ik geen enkele mogelijkheid van hereeniging weg. Ik heb al gezegd, dat ik voor mij over her-©enigingscondities me niet druk zou maken; de sectariërs vlak vóór de hereeniging nog eens flink laten bukken, dat begeer ik niet; ook bij ons roept de schuld om verzoening. Alleen maar: ik wil onder die hereenigings-daden een anderen grondslag leggen. Althans voor mijzelf. Ik zal niet ©ens eischen, dat een ander mijn kijk op de historie deelt, zal hij met mij in één kerk leven. Ik eisch alleen, dat we aan beide zijden de belijdenis handhaven. Het eerste, negatieve, gezichtspunt brengt me©, dat ik niet kwaad word, als de anderen mij sectariër noemen, evenals ik het hèn doe; want als we bij' elkaar komen, kunnen we later over dat interpreteeren van historische data we] ©en academisch debat in allerlei rust en vrede beginnen. En het tweede, positieve, gezichtspunt brengt mee, dat ik tenminste zóó den grondslag en den scherpen prikkel tot hereeniging kan laten blijven gelden.

Want eerlijk gebiecht: als het waar is, dat „natuurlijk" de ambtsdragers in de Chr. Geref. Kerk van den Koning der Kerk de oipdracht ontvangen hebben, om te doen wat in het bevestigingsformulier van mijn kerk staat, nu, dan zeg ik dadelijk: laat maar blijven zitten, wat zit, d© Koning der kerk heeft er blijkbaar niets tegen, dat we om misverstanden, en leugentjes, en domheden uit elkaar gaan; blijkbaar deelt Hij de opinie van velen, die we tot nu toe voor kettersi hielden, dat de verschillende „typen" van „vroomheid" tenslotte openbaringen zijn van de algemeen-menschelijke-ziele-affecten, - die we onder den verzamelnaam „religie" plegen aan te duiden. Het leven wordt dan een stuk gemakkelijker, en heel wat lastige menschen kunnen dan in het knusse gezelschap van a 11 é é n - gelijkgezinden zich koesteren in hun „religieuse" „behoeften", en „zich bevredigen". Zich bevredigen, dat is een natuurlijke behoefte, zoo men weet, de dieren des velds doen er ook aan. Iemand lacht; hij vergeet, dat hier de kwestie van eros of agapê, van natuurlijke bevrediging, dan wel van AMBTELIJKEN liefdedienst achter zit. Inderdaad, als de Koning der kerk het zóó goed vindt, is het voor ons allen ©en stuk gemakkelijker. Het „Woord" is dan verdrongen door de „vroomheid", want inderdaad — er is verschil van „ligging", ook in Middelhamis; er is inderdaad verschil van „ligging", van „type", van „religie". Hoewel er voor alle „liggingen" en „typen" maar één ohjectief gebod is.

Maar nu de keerzijde. Indien ik weiger, het Woord te doen op den achtergrond treden terwille van menschelijk© eigengerechtigheidjes, al heeten ze ook „religieus" (religie zonder band aan het gebod is immers afgoderij, ©en monster!) en als ik op het in het uur van scheiding en hereeniging „fijne puntje" van de actueele gehoorzaamheid in het kerkelijke blijf vasthouden aan de onderscheiding der belijdenis: er is een kerk, en daaromheen vormen zich sectes (welk woord, ik herhaal het, niets hatelijks hoeft te hebben, alleen ©en wetstaxatie-oordeel geeft over 't verloop van historische processen in het licht van 't objectief gebod omtrent de kerkformaties), dan haat ik niemand, heb ©chter het groot© voordeel, dat ik het ohjectiev© gebod gehandhaafd heb, en DAN heb ik den steeds werkzamen prikkel tot hereeniging vastgehouden. Want de Koning der kerk blijkt dan géén genoegen te nemen met het feit, dat op denzelfden Zondag, b.v. in Middelhamis, twee dominees voor God onder eede betuigen, dat HÜN PERSOONLIJK door Hém opgedragen is te doen wat in het formulier als taak van 's Koningswege omschreven staat.

Wonderlijk toch, dat sommige irenische zielen meenen, dat het standpunt van K. S. de eenheid tegenhoudt. Hij zelf beweert nog altijd, dat alleen dit standpunt den eisch der eenheid vastlegt, en dat het heen-en-weer-gepraat over eenheid, dat zich van dit standpunt losmaakt, wel roept om eenheid, en nog eens eenheid, maar en passant het groote argument vóór die eenheid verwaarloost, en, om het nu eens onparlementair te zeggen, vermoordt.

Precies, zooals verleden week dat boek over het chiliasme ertegen te velde trok, maar en passant in zijn slotbeschouwingen het groote argument tegen het chiliasme (welk argument gelegen is in het gelijktijdig en met gelijke intensiteit overal procesmatig groeien van de heilshistorie over kerk en wereld beide) door onbedachtzaamheid bleek weg te werpen.

Voor de „Kerken" zou ©r al veel gewoimen zijn, als ze alle met ernst en met nauwgezette'historiestudie zich voor de vraag plaatsten: zijn we (Kerk, of secte? Dat is niet alleen ©en Icwestie , van belijdenis, doch ook van leven, ©n daardoor van historie.

Schriftnitlegging daa wel SchrUiaanxanding? De continuiteit der Chr. Geref. Kerk.

We hebben reeds melding gemaakt van twee eigenaardige uitingen der jongst© chr. geref. synode.

De eerste betrof: de continuïteit der chr. geref. kerk. Deze werd zóó strak doorgetroldcen, dat men zelfs do synodebesluiten der Chr. Geref. Kerk van vóór 1892 zoomaar in eeaizelfde ongebroken geschiedproces betrok als de laatste synode der nieuwe Chr. Geref. Kerk van na '92. „Onze" synode in Zwolle, no. I, zei inzake „de" Theol. School A; „onze" synod© in Zwolle, no. II, 'zei inzake „de" Theol. School B; onze synode in Z.wolle, no. „IH" zei inzake d© Theol. School „G". Ik vertrouw, dat de zetter de aanhaUngsteekens niet verkeerd plaatsen zal.

De tweede uiting, bovenbedoeld, betrof de zaak van ds Berkhoff's propaganda voor het chiliasme. W© merkten reeds op, dat te dien opzichte men een besluit nam, dat in ©en logischen gedachtengang stellig had moeten voorafgaan aan wat reeds vroeger ten aanzien van ds Berkhoff besloten is; m.a.w. dat in dit opzicht synode II door een A-besluit het werk deed, dat synode I had moeten doen, en synode I door een B-besluit het werk verrichtte, dat misschien voor synode II zou te overwegen zijn geweest. Den tel raakte men hier al kwijt. Maar nog eigenaardiger wordt de zaak, als men de „tel-principes" van den redenaar ter laatst© 'Zwolsche synode nu ook eens op d© kwestie-Berkhoff toepast. Bekend is immers, dat de Chr. Geref. Kerk van vóór 1892 in haar synode van Franeker heeft uitgesproken dat het chiliasme in strijd is met de confessie (daarom wilden wij in ons voorgaand artikeltje ter zake ook over de confessie gesproken zien, die nu uit het debat gelicht is). Hoe zou het nu gegaan zijn, als die synode van Franeker naar het Zwolsche g©schiedenis-verhaal-principe ook door de huidig© chr. geref. kerk als „haar" synode was beschouwd? Stel eens, dat de beid© laatste synodes, die over ds Berkhoff's chiliastische propaganda handelden, ook eens te Franeker waren gehouden, dan zou het moeten luiden: j, onze" synode te Franeker^ no. I, deed uitspraak inzake het vraagpmit G (chiliasme is in strijd met de confessie); onze synode Ie Franeker, no. II, deed uitspraak inzak© het vraagpunt B (krumen we een chiliastischen afwijker van de confessie dragen in zijn gevoelen, als hij het niet propageert? ); onze synode te Franeker, no. Ill, deed uitspraak inzake het vraagpunt A (of zijn gevoelen ©en bepaalde toegelaten exegese betreft, dan wel de Schrift aanrandt}.

Men ziet, wat ©r van dit telkunst]© in de practijk terecht komt; indien het dienen kan, om ©en zekere opvatting over Apeldoorn aan de wereld te suggereeren, dan wordt het aanvaard; maar zou het dwingen tot een radikale uitspraak in ©en brandende kwestie, dan doet men alsof de Chr. Geref. Kerk van vóór 1892 niet bestaat, en 'telt besluit no. I en II, daar waar volgens de logica der eigen na-'92-historie had moeten geteld worden II en I; en waar volgens de annexatie-theorie van de openingsrede der jongste synode had moeten geteld worden: besluit D en E (want het historisch© besluit van Franeker van vóór 1892 handelde punt C reeds af).

Er valt nog iets te leeren als ge 'dit voorzichtig geschipper vergelijkt met de Wiekker-artikelen van Docent Van der Schuit, als hij, nog niet laan eigen moeilijkheden toe, de gereformeerde Kerken en haar wetenschappelijke werkers kan „beoordeelen". Indien deze auteur zich inzake de beschouwing b.v. van prof. Aalders inzake de scheppingsdagen, inzake Genesis I, nu ook eens de 'vraag had gesteld: is dat nu Schriftuitlegging dan wel Schriftaanranding? , — och, dan waren, heel wat op Kersteniaansch peil staande artikeltjes uit zijn pen gebleven.

Dit heet nu kerkpolitiek; en er wo-rdt dan veel „wierook" overheen geblazen. Maar nog speur ik geen hefelijken reuk.

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 augustus 1932

De Reformatie | 4 Pagina's

KERKELIJK LEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 augustus 1932

De Reformatie | 4 Pagina's