GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Piedikantstractementen.

„De Heraut" schrijft over de predikantstractementen, wijst op de over het algemeen geschiede verhooging en merkt op:

Dank zij die verhooging, kan thans eerst gezegd worden, dat onze ^) predikanten met hun gezin nu zonder zorg van het Evangelie leven konden. Maar daarom kan dan ook niet worden gezegd, dat die verhooging der tractementen geschied is alleen met het oog op de buitengewone omstandigheden na den oorlog en zg daarom, nu die omstandigheden veranderd zijn, weJ tot het vroegere peil verlaagd kunnen worden. Terugkeer tot het vroegere peil zou beteekenen, dat de vroegere noodtoestand voor onze predikanten weer zou intreden. En dat zou ongeoorloofd wezen en in strijd met Christus' woord, dat de arbeider zijn loon waardig is.

Verder nog:

Een tractement zoo te verlagen, dat een predikant er net van leven kan, maar het hem feitelijk onmogelijk te maken om boeken te koopen, tijdschriften en weekbladen te lezen, en zich daardoor geestelijk te verrijken en op de hoogte te blijven van wat er op kerkelijk en theologisch gebied omgaat, zou niet alleen den predikant geestelijk verarmen, maar ook de gemeente zelf tot schade zijn.

We verblijden ons er over, dat „De Heraut" hetzelfde, o.i. zeer noodzakelijke, geluid laat hooren, dat ook in „Kerkelijk Leven" hier onlangs te beluisteren viel.

Suikerbieten.

In „De Wachter" schrijft Ds Datema;

Ge hebt zeker wel gehoord van den bloemenregen bij den bevestigingsdienst in de kerk van Middelharnis. Het is de tijd der suikerbieten.

Die Gerard Wisse toch...!!

Jawel.

Maar het is de docent juist in de ambtelijke vakken. Prof. Diepenhorst heeft eens een Minister van Justitie a mb t a h a 1V e den allerrechtvaardigsten man van Nederland genoemd. Men moet natuurlijk de grappen Van Prol D. onderscheiden van streng logische betoogen. Maar onder dit voorbehoud merken we op, dat volgens xulke logica de bevestiger in Middelhamis de liturgisch fijnstgevoelende Chr. Gereformeerde is. Daarom is het geval typeerend voor de sfeer, waarin de docent leeft. T e n z jj de docent sferen naar keuze hebben zou.

De „bloemenregen" heet in „Soester Kb." een „sneeuwstorm".

Het schouwburgpubliek.

Jan van Kasteel schrijft in „De Stroom":

Het schouwburgpubliek van heden neemt grootendeels immers het tooneel heelemaal niet ernstig; het wenscht van het tooneel niets wezenlijks te ontvangen voor den geest, het vei-wacht van het tooneel nog rninder iets voor de samenleving, het gaat alleen uit. Roomsche polemiek op ons tooneel is misschien toch niet zoo erg: omdat ons tooneelpubliek voor een groot deel dood is.

Dit zegt iemand, die het weten kan.

Nog eens: kelk en politiek.

Prof. Grosheide komt in „N.-H. Kbl." nog eens terug op de kwestie van Kerk en Politiek. Hij herinnert aan zijn voorgaande artikel daarover, en aan wat door mij daaraan was vastgeknoopt, en schrijft dan:

Wij achten ons met het oog op wat Ds Schilder schreef verplicht even nader op het door ons aemgestipte onderwerp in te gaan, en onze woorden ook nog van een andere zijde toe te lichten. We hadden dit liever niet gedaan. Vooreerst niet, omdat we nu iets moeten gaan schrijven, dat we liever in de pen hadden gehouden. In de tweede plaats, omdat we ons in een kerkblad niet gaarne bewegen op het terrein, dat voor een deel politiek is. V/ant op dat terrein dragen we geen verantwoordelijkheid. Maar nu misverstand dreigt te ontstéian, is nadere toelichting wel gewenscht. Wat we schreven over het staan van onze predikanten, we kunnen zeggen, van onze theologen, buiten de praktische politiek, rust op goeden grond.

Aan dat laatste heb ik geen moment getwijfeld. 'Daarom heb ik ook wat Prof. Grosheide schreef alleen maar aangevuld; Prof. Gr. had toch evenmin als ik gQzegd, dat de door hem aangegeven oorzaak de e e n i g e was? In welken zin „misverstand" kan dr^eigen, begrijp ik dan ook niet.

We vervolgen:

We hebben op dit oogenblik de nieuwste gegevens niet bij de hand. Maar eenigen tijd geleden hebben we het volgende kunnen opmerken, we gelooven niet, dat er thans veel verandering gekomen is. In de Kamers der Staten-Generaal, het Centraal Comité van de A. R. partij, het bestuur van de Kuyperstichting, de redactie van A. R. Staatkunde, de redactie van de groote A. R. bladen, had, toen we het nagingen, niet één Gereformeerd theoloog zitting. Terwijl er wel theologen, behoorende tot andere kerken, in werden gevonden.

Nu beweren we niet, dat in al deze colleges Gereformeerde theologen zitting moesten hebben. We achten het b.v. niet gewenscht, dat een dienstdoend predikant lid is van de Tweede Kamer. Dan kan hij zijn ambt niet goed waarnemen. Aan de hoogleeraxen van de Vrije Universiteit, dus ook aan die in de godgeleerdheid is het, en volkomen terecht, verboden, lid van de Tweede Kamer te zijn. Die beide functies kunnen niet samen worden waargenomen.

Maar we achten het ook ongewenscht, dat in al de genoemde colleges Gereformeerde theologen ontbreken. En dat om twee redenen. In de eerste plaats heeft Christelijke politiek telkens met de theologie te maken. Ik zou van de vraagstukken, die den laatsten tijd aan de orde zijn geweest, kunnen noemen het ontwerp, dat smalende Godslastering strafbaar stelt en de verandering in de huwelijkswetgeving. En nu kan men aUe waardeering hebben voor Hervormde, Christelijke Gereformeerde, Luthersohe theologen en tocli van meening zijn, dat ze eenige dingen niet juist zien. Ik behoef hier slechts te herinneren aan de bezwaren, die destijds door Prof. Bavinck en Dr Wielenga tegen sommige gedachten van Ds Talma zijn ingebracht, bezwaren waaraan, jammer genoeg, niet voldoende aandacht is gewijd. Er is daarom reden om het wenschelijk te achten, dat ook van Gereformeerde zijde voorHchting kan worden geboden.

Ik ben blij, dat Prof. Gr. tot deze praeciseering van zijn gedachten gekomen is. Want we hebben aan praeciseering behoefte, om de zaak. Met name het laatste punt is van gewicht. Ik geloof, dat de gedachten van Ds Tahna heel veel bedorven hebben, dat we nu slechts met moeite, en op straffe van voor verdeeldheidzaaiers te worden aangezien (ook in kringen van penvoerende antirevolutionairen, we worden maar weer precies), kunnen bestrijden. Wie daartegen ingaat, zooals Dr Van Es gedaan heeft, en zooals het in ons blad ook herhaaldelijk geschied is in een andere rubriek, wordt niet met die on-vooringenomenheid aangehoord, welke de gemeenschappelijke zaak verdient. Prof. Grosheide vervolgt:

In de tweede plaats is bet gewenscht, dat ook Gereformeerde theologen voorkomen onder degenen, die leiding geven aan het politieke leven uit practische overwegingen. Onze Kamerleden, onze beroepspolitici in het algemeen, kimnen niet overal komen. Velen van onze mensohen worden door onze politieke bladen nauwelijks bereikt. Maar bijna elk dorp heeft een Gereformeerde dominee. Zijn de predikanten warm voor de politiek, dan komt dat aan de politiek ten goede. Immers menschen, die geen dagblad lezen, die geen politieke vergadering zullen bezoeken, komen toch gewoonlijk nog wel in de Kerk en worden ook door het huisbezoek bereikt. Maar wil men het werk van de kerk zijn beteekenis voor de politiek laten behouden, dan moet er band zijn met de kerk en dat geschiedt het best door de predikanten.

/ Volkomen mee eens; en daarom is het te meer te betreuren, dat de predikanten slechts op voorwaard» (ongeschreven voorwaarde!) van gewillig mee-praten welkom zijn.

Vervolgens:

Nu verklaren we dadelijk, dat we er niet aan denken, dat opzettelijk. Gereformeerde theologen uit de politieke leiding worden gehouden. Integendeel, we gelooven, dat de oorzaak heel ergens anders schuilt. Wij Gereformeerden hebben zoo langzamerhand heel wat menschen van allerlei soort gekregen. Niet alleen predikanten, ook juristen, vakvereenigingsleiders, kortom tal van menschen, die voor openbare ambten en vertegenwoordigers in aanmerking komen. Veel schaarscher zijn zulke menschen onder de Anti-revolutionaire Hervormden, Lutberschen, de Christelijke Gereformeerden. En zoo komt het, dat uit die groepen

vooral theolog-en worden gekozen. 'Hetgeen, als we trachtten uiteen te zetten, roinder uitsluitend diende te geschieden.

Mijns inziens is het systeem van per sé uit elke groep iemand kiezen zélf de oorzaak van de moeite. Want: a. dat sanctioneert bet feit, dat in het geheel der partij bepaalde groepen nog altijd ontbindend werk doen (Dr Van Es wijst daar op in „Leeuw. Kbl.", als hij b.v. schrijft, dat de chr. gereformeerden de scheur in het onderwijs doortrekken; en er zou heel wat meer te noemen zijn), en b. het brengt mee, dat men in zijn keus uit die groepen, die heüsch geen figuren van den eersten rang hébben, noodzakelijkerwijs tot lieden van den zooveelsten rang komen moet. ^) Vrees is nog steeds een slechte raadgeefster. Natuurlijk kan men in een party, die haar leden uit cdlerlei groepen telt, geen enkele groep opzettelijk verhinderen, te helpen. Maar het moet dan ook helpen zijn. M. a. w.: alleen dan worde uit haar iemand gekozen tot leiding geven, als het een geboren talent is. DIT is het, om zoo te zeggen, interkerkelijke standpunt, o. a. van mij. Uit élke kerk evenwel een mannetje halen, dat is natuurlijk de puurste kerkelijkheid, en dan meteen een kerkelijkheid, die de KERK als Una Sancta degradeert. Deiarom zijn we het eens met Prof. Grosheide, als deze vervolgt:

En nu komen we, waar we wezen moeten en tot hetgeen ons den moed geeft in een kerkblad over deze dingen te schrijven. We komen, gelooven we, op het pad, dat ook Ds Schilder betrad met zijn opmerkingen. Feitelijk is het zóó, dat niet aUeen gevraagd wordt, welke personen zijn als politici het meest geschikt om te leiden, maar dat ook gezorgd wordt, dat er uit alle kerken een bepaald aantal menschen zijn, al wordt dit zoo niet gezegd.

Wat zullen we nu daarover opmerken? Ongetwijfeld worden hier eenerzijds kerk en politiek verwarde Vroeger waren alleen de liberalen voor bepaalde ambten geschikt. Bij ons heeft het nu den schijn, dat men geschikt is, als men ook tot een bepaalde kerk behoort. Maar dat vinden we niet zoo heel erg.

Ik vind het wél erg, want ik acht het pure wereldgelijkvormigheid; op het gegevene als basis verder bauwen, zonder ooit de vraag van toetsing van het gegevene te kunnen stellen meer. Personen komen dan voo'r Christus te staan; salonstij! vermoordt dan de profetie.

Ik herhaal: als de kerk zoo deed, wat dan? Dan kregen we kerkeraden uit zooveel antirevolutionairen, zooveel staatkundig-gereformeerden, zooveel fascisten, en misschien wel zooveel socialisten, wie zal het in de groote steden precies zeggen? Verderfelijk systeem? Zeker, maar dan overal. In de kerk zijn kwesties van tact en van goddelijk recht geen haar gewichtiger dan waar ook. En de nonnen ook niet. Tenslotte schrijft Prof. Grosheide:

Het bewijst de waarheid, van wat we in een ander verband vroeger meer dan eens betoogd hebben: de Kerk des Heeren laat zich niet wegcijferen. Ze bekleedt — en gelukkig — ook in het leven van onze menschen een te groote plaats, dan dat men zou kunnen nalaten met haar te rekenen.

Het zij zoo. Maar laat men het dan goed doen. En ook aan de Gereformeerde Kerken denken. En ook haar — zij het indirect door haar theologen — de gelegenheid bieden om aan het woord te komen.

Voor dit artikel, nog eens, zijn we demkbaar. Het kan opklarend werken. Met feestleuzen en geadverteerde leuke gezegden komen we niet verder; daar is de toestand te ernstig voor.

^) „De minderheden onderdrukken", dat is liberaal. (Gods gaven in) de meerderheid verdrukken terwille van de minderheden, dat is ó ó k liberaal.

„Doodgravers van een volk."

De „Nieuwe Eeuw" schrijft:

In het Parlement van Peru (Am.), is een wet aangenomen, betreffende den handel in onzedelijke boeken, platen en geschriften. Drukkers of uitgevers van' een werk, dat als onzedelijk beschouwd wordt, moeteni een boete betalen ter waarde van 1500 exemplaren van het bewuste boek of plaatwerk. Indien de uitgever deze geldboete niet kan betalen, dan moet hij voor die straf vier maanden het beroep uitoefenen van dood^ graver óp eën kerkhof. Toeiï de wetgever van Pëmi.deze strafbepalingen maakte, ging hij daarbij terecht uit van de zeer juiste redeneering, dat degenen, die de jeugd verpesten door hun slechte lectuur, in den waren zin des woords doodgravers zijn van hun volk. Bovendien is dit de meest geschikte gelegenheid om geldstraf in arbeidstraf te veranderen.

y" jjiaag peil van polemiek."

„Het Geref. Jongelingsblad" schrijft over Vondel, en bespreekt diens uitlatingen over kerkelijke kwesties, e.d. Het orgaan merkt op:

Decretum Horribile (= huiveringwekkend besluit; n.l. de Uitverkiezing).

Titel ontleend aan Calvijns Institutie: Boek III, Hst. XXIII, 7.

Dit gedicht toont, tot welk laag peil de polemiek was gezakt.

Een minderwaardige bestrijding van een der voornaamste Gereformeerde dogmata.

„Waar ben ik? Onder 't licht van God-geleerde lampen? Of onder Lucifer, ^) in 't zwarte rijk der dampen? Het volk en maakt geen werk Van dees verdoemelijke moortpraedestinatie. Al zit zij opgepronkt met Trentens doelestaci"):

Al wordt de Bijbel hierom op een nieuw ^) vertaald: Elk wallegt van dien draf; die wijn is lang verschaald, Hij smaakt op niemands tong.

Luistert men scherp, dan ontdekt men de formeele overeenkomst tusschen deze polemiek en de hedendaagsche. Degradatie van de theologie, als wetenschap, maar deze dan onder een deksel. Hatelijkheid tegen „synodalia". Gemeenplaats. Verwijt van willekeurig „toevoegen" aan wat als grondslag gold. En vooral: het probleem niet stellen.


') In zijn algemeenheid zou ik dit „onze" niet durven naspreken. Het is mijn overtuiging, dat er ook zijn, die nog nooit een voldoend tractement ontvangen hebben, zelfs niet met de verst gegane verhooging.

') de duivel.

°) al wordt die leer ook gesteund door de Dordtsche Synode (Vergeleken met het Concilie van Trente!)

') opnieuw.

Verbetering. V& rleden week stond onder het artikel van Ds Smit Sibinga: (men moet) zichzelf omkeeren, om zóó te zijn, dat Gods wijze evangelie.... ons verzoent met God: Lees als-'t-u-blieft niet: zijn, doch: zien.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 december 1932

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 december 1932

De Reformatie | 8 Pagina's