GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Yoedselvernietlglng.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Yoedselvernietlglng.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

De gedachte van goederen-leveranties, rechtstreeks tusschen producenten en consumenten is, bl'gkens een bericht in The Times van 12 Dec. 1932, ook bepleit door Prof. Miles Walker. Deze wijst op de stil gelegde weverijen, kolenmijnen, e.d._, op de boeren, die hun .„koren en aardappelen" niet kunnen verkoopen en hij vraagt, waarom de millioenen werkloozen, hierbij betrokken, niet meer-direct voor elkander zullen gaan werken. Natuurlijk heeft dit vraagstuk zijn variaties van wat ons hier bezighoudt, maar één hoofdgedachte hebben zij toch gemeen, n.l. nietvasthoudvtn n'in wat op dit oogenbhk niet meer functionneeren wil, maar zoeken naar nieuwe middelen, nieuwe wegen.

Na dit alles wil ik ook verwijzen naar het instructieve artikel van den Heer Chr. v. d. Heuvel in „Antirevolutionaire Staatkunde", aflev. Nov.— Dec. 1932. Het artikel gaat over „De Land-en Tuinbouwcrisis en de Regeeringsmaatregelen".

We lezen daar op blz. 482: „De melkleveranti© in de grooto steden is allesbehalve ideaal. De boeren krijgen gewoonlijk een lagen prijs, terwijl de consument veelal een zeer hoogen prijs betaalt".

Wat hier gezegd wordt, betreft alleen de melk. Maar de inhoud van het citaat is een bevestiging van mijn vroegere opmerking. Nu zal ik geen nieuw artikel gaan schrijven over de melk-boeren; ik herinner slechts hieraan, dat ik in mijn jeugd den melkboer of een zijner kinderen (een heusche „boer", geen slijter, geen fabrieksknecht) dagelijks in mijn ouderlijk huis en bij andere consumenten zag komen om zelf de door hen getapte melk van hun eigen koeien te verkoopen. Dat is meer dan 30 jaar geleden, maar ik herinner me nog de prijzen, die werden betaald aan den boer, t.w. 5 cent in den zomer, 6 cent (misschien een enkelen keer hooger) in den winter. Dit was in een kleine provinciestad, waar dus de verkoopmogelijkheden gering zijn. Dat was in een tijd, toen ons geld een: grootere koopkracht had dan nu.

Natuurlijk weet ik wel, dat men van alles hiertegenover kan stellen, zooals: de groote financiëele belangen, die de boeren verkregen hebben in hun sindsdien sterk ontwikkelde coöperatieve bedrijven, enz. Ik ken die belangen. Ik weet, dat er ook inderdaad wel re3en tot onderscheid is tusschen melk-en bietenboeren eenerzijds en de andere boeren en tuinders anderzijds. En omdat ik zelfs niet den indruk wil vestigen de crisis-wetten te bestrijden, doch slechts het citaat van den heer van den Heuvel wilde inlasschen tot onze leering, zwijg ifc nu verder over dezen inlasch, na een verwijzing, kortheidshalve, naar mijn artikel over „Borgen baart Zorgen", in De Reformatie van 13 Februari 1931.

Dat gedeelten van de tegenwoordige productie onverkoopbaar zouden blijven, is aannemelijk te achten, wanneer wij letten op de boven reeds vermelde eigenschap van onderscheidene culturen, t.w. haar inrichting voor thans verdwenen export-mogelijkheden. En hiermede nader ik tot een dor andere schrijvers, die mij verwijst naar mijn opmerking, dat ifc in het verband van het bovengenoemde artikel nog niet wilde spreken „over de vereischte verstandelijke inrichting van de bodem-cultuur". Ik liet daarop volgen: „Dit vraagstuk heeft met dit alles niets te maken". Men heeft deze inlassching misverstaan. Mijn bedoeling was deze: die „verstandelijke" cultuur-inrichting heeft niets te maken met de vraag, hoe wij in plotseling opkomende moeilijkheden zullen moeten trachten onze •waren zoo goed mogelijk tot haar bestemming te brejigen. Wèl zullen die moeilijkheden vanzelf het vraagstuk van de cultuurinrichting aan de orde stellen, omdat elke boer, wanneer hij ziet, dat andere artikelen tegen meer loonende prijzen te verbouwen zijn, zal trachten zich ook op die producten te werpen. Wij hebben dit in de laatste jaren trouwens reeds weer opnieuw gezien als een gevolg van de tarwewet. Natuurlijk is ook dit onze plicht. Wij moeten niet stuurloos ons laten ronddobberen op de golven van het economische leven, doch trachten met de verstands-gaven, welke ons geschonken zijn, de goed© richting voor ons schip te zoeken. Zoo zal, soms geleidelijk, soms geforceerd, (ik herinner aan het „scheuren" van de gronden in de oorlogsjaren), de productie worden aangepast aan de gewijzigde behoeften. Het is de vraag, of de kennis dier behoeften, voor onze boeren, niet vollediger verkregen werd, waarneer zij meer rechtstreeks contact hadden met de consumenten en de mogelijkheden van hun koopkracht beter dan thans konden vaststellen.

Een van mijn briefschrijvers maakt nog de opmerking, meer een klacht, over „het lichtzinnig crediet geven nu al tal van jaren", waardoor veel te veel zaken zijn opgebouwd, zaken, waarvan het daarin belegde kapitaal dus nu waardeloos is. Hij klaagt in bittere termen over de ^„agenten van banken", die al te lichtvaardig credieten hebben aangeboden. Het komt ook mij voor, dat deze klacht niet zonder grond is. Doch anderzijds moet ook gehandhaafd blijven de verantwoordelijkheid, die ieder moet dragen voor zijn eigen daden en zoo kan dus de geciteerde opmerking aanleiding zijn om opnieuw op den ernst van onze persoonlijke beslissingen te wijzen. Wij willen daarbij zeker niet verwijten gaan maken aan onze boeren en tuinders, die in hun eenvoud fouten gemaakt hebben, welke door vele anderen, ook in de ^groote bedrijven, in zeker niet geringere mate, zijn gemaakt. Ik geloof, dat ieder van ons wel zal hebben geleden onder, hetgeen ook hier genoemd mag worden, do na-ooiiogs-psychose. Dr Colijn heeft ons bij herhaling ook hierop gewezen, dat een van de oorzaken van de tegenwoord'ge wereldmoeilijkheden is: de vergrooting der 'productie-capaciteiten boven alle nonnale maat. Dit is geschied in de groote bedrijven, ook in de tuinderswereld. En naar mijn meening zal een heirstel van de moeilijkheden waaronder wij heden zuchten, niet anders. geschieden dan door de algemeen© erkenning, dat vel© kapitalen op niet rendabel© wijze zijn belegd, dat zij dus feitelijk vernietigd zijn en dat dit dwingt tot kapitaalsafschrijvingen en het loslaten van vorderingen, die schuldeischers nu nog stellen. Maar aangezien de menschelijke neigingen zich hiertegen verzetten (wij zien het in het groot opnieuw, wanneer wij letten op de houding van Amerika tegenover onze genabuurde landen), zal, ook al gingen morgen alle grenzen wijd open, de uiteindelijke verbetering vermoedelijk niet eerder intreden, dan wanneer door reeksen van faillissementen de nietvrijwillig aanvaarde kapitaafsverminderingen zijn veranderd in wettig-vastgestelde kapitaalsverliezen. Doch over dit onderwerp zal ik, in het verband van dit artikel niet doorgaan; wellicht wijd ik daaraan t.z.t. een zelfstandig artikel. Ik wil nu volstaan met ook hierbij aan te bevelen de lezing van het boven geciteerd© artikel van den Heer van den Heuvel, vooral de blz. 469—70.

En nu tenslotte nog een enkel woord naar aanleiding van het artikel in De Vrije Westfries. Hierin wordt niet zoo zeer gepolemiseerd tegen mijn beschouwingen, dan wel een nadere uiteenzetting en een verdediging van de toestanden in West-Friesland gegeven.

Ik wil voorop stellen, voorzoover betreft niijn verdediging tegenover De Vrije Westfries, met te herinneren aan de woorden uit mijn bovenbedoeld artikel, dat de door mij veroordeelde voedsel-vernietiging gebeurt „onder d©n rook der groote ste> den". De boeren in Noord-Holland moeten zelf beoordeelen, zoo goed als iedere boer of tuinder in andere deelen van ons land, in hoeverre de omstandigheden hun nog zouden hebben veroorloofd de door mij genoemde verandering in de verkoopmethode toe te passen. Ik wil niet den indruk vestigen, alsof ik met mijn beschouwing ©en concreet q.an te duiden groep ad dan niet zou hebben willen treffen. Ik heb slechts beoogd, dat ieder zichzelf gaat afvragen, of door hem, in de eerste plaats persoonlijk, in de tweede plaats in samenwerking met anderen 1), alles, maar dan ook letterlijk alles, tot het uiterste toe, is gedaan, wat men kan doen om de scheppingsorde te bevestigen. Als ieder persoonlijk zich deze vraag in ernst stelt (en ik houd mij ervan overtuigd, dat onze menschen dat ook stellig willen doen; immers^ zonder zulk een overtuiging ware het dwaasheid zich de moeite van het schrijven te getroosten) is de verbetering reeds verzekerd, omdat dan het oordeel kan ophouden,

Tenslotte wil ik nog instemming betuigen met de critiek, welke D© Vrije Westfries oefent op de S. D. A. P, , wanneer deze zich verzet tegen d© plannen der regeering „tot ondersteuning van werkloozen in natura". Als ik het goed zie, is dit toch eigenlijk ook een bevestiging van de gedachte, welke leidraad is geweest bij mijn beschouwingen, n.l. dat van onze producten, onnoodig, een te goring kwantum den consumenten en daarmede hun bestemming bereikt.

A. SCHILDER.


') „In samenwerking". Ook dat! Ik wil niet, dat de boeren de organisaties, welke zij nu bezitten, ontbinden. Zelfs komt het mij voor, dat juist die organisaties krachtige hulp zouden kunnen verleenen in de door mij voorgestane richting. Maar de dwang, de „verplichting", waarvan een der briefschrijvers ook gewaagt, is het gevaar, waartegen in dezen tijd gewaarschuwd moet worden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 januari 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

Yoedselvernietlglng.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 januari 1933

De Reformatie | 8 Pagina's