GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Rousseau's Emile.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Rousseau's Emile.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

(SpeUmg-Terpsira.)

Inleiding.

In slechts weinig werken vindt men een juist overzicht van de bedoeling die Rousseau met het schrijven van de Emile had en dientengevolge een nog minder juist overzicht van de inhoud van dit werk.

J_, icht heeft men te veel gelet op de opvoedkundige wenken die Rousseau geeft, terwijl toch zijn bedoeling was de natuurlijke ontwikkeling van het menschehjk geslacht in romanvorm te schetsen. Die ontwikkeling in de natuur, door de natuur, overeenkomstig de natuur geschiedt als vanzelf, van binnen uit. Zoo moest hij wel als hoofdregel stellen, dat de opvoeders zooveel mogelijk de handen thuis moeten houden ©n dat hun hoofdbemoeien moet wezen, buiten het kind om te werken, zóó dat de natuur vrij spel heeft. — Aan de teekening van die ontwikkelingsgang beantwoordt de bouw van de Emile-roman geheel. Hij bestaat uit drie deelen.

Het eerste deel behandelt de ontwikkeling van den man, van Emile. Het tweede de ontwikkeling van de vrouw, van Sophie, en het derde of laatste de vereemging van man en vrouw, van Emile en Sophie. In hen als ouders begint het nieuwe geslacht.

De algemeene opmerkingen zijn voor Rousseau de hoofdzaak, terwille van zijn lezers geeft hij concrete gestalten in Emile en Sophie. Zoo loopt door deze hoofdverdeeling in drieën een andere in de bekendte 'vijf boeken, waarvan de eerste vier O'Ver de opvoeding van Emile; en het vijfde boek over de opvoeding van Sophie en haar vereeniging met Emile handelen.

Het eerste boek geeft na een inleiding met zeer algemeene opmerkingen een beschrijving van de opvoeding van den zuigeling in het eerste levensjaar. '

Het tweede boek geeft Rousseau's vermeend ideaal van de ontwikkeling van lichaam en zintuigen van een jongen van zijn tweede tot twaalfde levensjaar.

Het derde boek behandelt het onderwij's, eerst in het algemeen en later in het bijzonder, te geven aan een knaap van twaalf tot vijftien jaar. De verstandelijke vorming staat in het middelpunt.

Het vierde, of laatste dat over Emile alleen spreekt, geeft aan, hoe de jongeling van vijftien tot twintig jaar te leiden is, door de branding der sexueele hartstochten heen, tot de volmaaktheid van een zedelijk en godsdienstig welgevormd mensch. — In dit laatste boek vinden we dus de beruchte geloofsbelijdenis van den Savoyschen Kapelaan, een geloof rustend op de rede, wars van de openbaring Gods in Zijn Woord. —

Met dit vierde boek sluit feitelijk de Emile zich af. De romantiek en sentimentahteit van het vijfde boek zal menig lezer voor dit boek gewonnen hebben. Voor de opvoeding geeft het weinig, voor de samenleving van man en vrouw vrij wat practische en onpractische aanvnjzingen.

Dieper dan het intellect hgt het gemoed. De beweging van het gemoed is vaak heftiger dan die van de stroom van het denken. De spreker die het hart weet te treffen, heeft grooter invloed dan hij die fijn gesponnen logische betoogen bouwt. Zoo is de macht van den gevoelsmensch Rousseau op de massa te verklaren. Immers achter zijn ideeën stuwt de kracht der felle bewogenheid, brandt het vuur van de hartstocht. Maar vuur brandt niet zonder brandstof. Gevoelens stuwen niet dan door ideeën. Daarom over de beginselen. die in de opvoeding van Emile zich openbaren, nog enkele artikelen. Zonder beginsielen leeft niemand, ook geen Rousseau, al breken zijn sterke aandoeningen van lust en onlust nog al vaak de dammen van het strakke betoog en is hij slag op slag van inco'nsequentie te beschuldigen.

Tegenover het ideaal van het rationalisme plaatst Rousseau zijn ideaal van den nieuwen mensch'. In het middelpunt stelt hij 'de tegenstelling van natuur en cultuur, van rede en leven. De AufklaruQg wil menschen van gezO'nd verstand in een cultuur, door de rede gevormd en geordend. De rede moet het openbaringsgeloof doen vallen, de wetenschap tO't bloei brengen en eindelijk de wereld en het leven beheerschen. „Tegen het eind der achttiende eeuw leidde dit, schrede na schrede, van empirisme tot sensualisme, van naturalisme to-t materialisme, van deïsme tot atheïsme, ' van een enthousiaste tot een egoïstische moraal". (Windelband.)

God en goed bestaan dan voor velen niet meer, eigenbelang en nut komen in de plaats van zedelijke zelfverloochening.

Zinluigelijke waarneming van een wereld, die enkel uit stof heet te bestaan geeft de eenige betrouwbare kennis, waartoe telkens mO'ot worden teruggekeerd om denkend de wetenschap •^'•erder te bouwen.

Deze opvatting kan naar de innige overtuiging van Rousseau de menschheid niet voeren tot VO'I geluk. Ze kan niet keeren de gang der menschheid naar het verderf. De breuk tusschen de waarde der natuur en die der cultuur, door de Aufklarung geslagen, is volgens hem niet te overbruggen. Daarom weet hij alleen van een terugkeer tot de natuur en zet de beginzin van de Emile ons met één greep aan de overzijde van de stroom die de cultuur vain 'de natuur scheidt.

In het vervolg van het bO'ek blijkt hij echter van milder opvatting en wordt zijn streven: Terug tot een hernieuwde, meer natuurlijke cultuur, d.i. een natuurlijke ontwikkeling in langzamer tempo dan het geforceerde van zijn tijd, dus toch een

verzoening, een overbrugging van natuur en cultuur.

Natuur is hem dan allereerst synoniem met eenvoud en harmonie. Verder ook de praehistorische toestand van de natuu.rmenschen, met een zuiver instinctief leven, waarbij phantasie en reflexie nog TOsten. Eindelijk, psychologisch genomen: de rijfedom van krachten en oorspronkelijke driften in de mensch der schepping.

Als zoodanig strijdt de natuur van den mensch tegen de cultuur, tegen de inrichting van de maatschappij, die Staatsburgers vormen wil met veel keimis en conventie.

Rousseau zelf onderscheidt deze drie beteefcenissen in het eene woord „natuur" niet altijd. Hij immers wordt zelf geslingerd van hot naar har. Nu eens staat hij naast Lao Tse, die in de cultuur als zoodanig niet anders ziet dan afwijking, dan verval, dus enkel verachting waard. Een toestand, die bestreden moet worden door terugkeer tot de natuur. Dan weer is hij als Confucius, voor wie het cultureel streven vorming en harmoniseering van de natuur is. — Maar ideaal voor Rousseau is wel de coanplete Mensch, die op alle trappen der ontwikkeling zich zelf gelijk blijft, zijn natuur volgt, zich steeds van binnen uit vormt, en de innerlijke harmonie bewaart.

Dus niet vorming door het geopenbaarde Woord, ' dat de geest verlicht na de werking van den Geest, die het hart opent en vernieuwt, maar een uit-beeld-ing van wat in den mensch potentieel ligt en van nature goed is. Niet aan vernieuwing of wedergeboorte, maar enkel aan ontplooiing is behoefte.

Hoe hij daardoor zich zelf vastzet, bekommert hem niet. Drie beginselen beheerschen zijn boek. Ten eerste dat van de oneindige goedheid, wijsheid en rechtvaardigheid Gods. Ten tweede dat van de volstrekte reinheid en goedheid van de oorspronkelijke natuur van ieder mensch individueel genoimen en ten derde dat van de verdorvenheid der^ menscbelijke samenleving, van de wereld die in het booze ligt. Hoe uit de absolute goedheid van God

en individueelen mensch deze boosheid kan ontstaan lost hij niet op.

Zijn vier voorschriften: lo. Laat de natuur haar vrije loop; 2o. Help een handje als de natuur het werk der opvoeding niet af kan; 3o. Neem bij een onbehoorlijke loop aan de natuur het werK uit de handen; 4o. Werk, als de natuur in ©en verkeerde richting gaat, krachtig tegen haar in, zijn evenmin samen te rijmen.

Maar we zeiden het al, dat men bij Rousseau in zijn heftige bewogenheid van gemoed met al zijn ups and downs, niet naar consequentie vragen moet. Daarom zien we van verdere critiek op zijn beweringen dan ook af.

Wel treft het ontbreken van elk sprankeltj© humor. Zijn stelsel van opvoeding, dat is een buigen onder het harde juk der noodzakelijkheid is een koud systeem, dat egoïsten kweekt en niet verstaat, dat ook in de opvoeding de liefde de meeste is.

Het nieuwe ideaal, dat Rousseau zich van den mensch droomde, richtte zich vooral tegen het koude begrip van den intellectueelen mensch, zootals Aufklarung en Philantropinisten zich dat voorstelden. De vorming van den jongen knaap tot niets dan een zeer verstandelijk wezen, achtte hij een ergerlijke eenzijdigheid, die de ontplooiing van de scheppingsdrang belemmerde. Wat in het leven een eenheid van denken, gevoelen en willen is, moet eenheid blijven, wil men krachtvolle menschen met sterke productiviteit kweeken. Ter vdU© van deze eenheid moet de mensch de gebondenheid in het leven der over-kultuur verlaten en tot de natuurtoestand terugkeeren. De taalt der opvoeding moet wezen het subject der opvoeding tot zelfstandige ontvouwing en tot spontane scheppend© kracht te leiden. Rousseau neemt in het kind het bestaan van een zekere mate van productief vermogen aan, dat op een innerlijke spontaneïteit en activiteit berust. Volgens de ideeën der Aufklarung voltrekt de zelfhandeling en de zelfontplooiing zieh

uitsluitend door de kracht van rede ©n verstand. Maar Rousseau, die oog voor de totaliteit heeft, beroept zich daartoe op aUe oorspronkelijke krachten, driften, drangen en instincten. All©en op grond van de oorspronkelijke activiteit en de spontaan werkende krachten, kan de m©nsch opgevoed worden tot zelfwerkzaamheid en zelfstandigheid. In deze ligt de bestenuning van den mensch'. Het kind moet door eigen impuls ©n niet van de Rede allereerst, maar van de vidl door zich zelf, uit zichzelf uitgroeien. Daarom moet de opvoeder ©en negatieve rol spelen. Juist wanneer hij verhindert, dat er iets opzettelijks door de opvoeding wordt gedaan, zal dit doel worden bereikt. De vorming van de kinderlijke wil is dus voornaamste deel der opvoeding. En dat kan, want meer of minder sterke wilsimpulsen schuilen achter de belangstelhng en de opmerkzaamheid, achter de waarneming, achter gevoelsuitingen en intellectueele verrichtingen. Van hun aanwezigheid kan ©en dankbaar gebruik worden gemaakt. Ter vorming van de wil moet Emil© zelf zien, zelf ervaren, zelf ontdekken, zelf alle hnlpmiddelen voor onderwijs en spel maken. Niet slaafsch gehoorzamend, doch naar eigen besluit zal hij het goed© moeten doen, het kwade laten. Wat bet kind zelf kan doen, mag niet voor hem door anderen gedaan worden.

Zoo vormt zich d© zelfstandigheid ©n de lust tot zelfwerkzaamheid. ZoOi zal Emile als vrije en zelfstandige persoonlijkheid zich zelfs het religieuse goed toe-eigenen.

Rousseau richt zich naar Emile, naar zijn natuur. Met de goederen der cultuur, het objectieve in de opvoeding rekent hij pas in de tweede plaats. En met wat God in Zijn Woord geopenbaard heeft, rekent hij gansch niet.

Dat zulk een opvoeding wonderveel overeenkomst heeft met „een geestelijke hongerkuur" waartegen niemand, en vooral geen kind, bestand is, komt in zijn verengd bevrastzijn niet op.

STRIKWERDA.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 februari 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

Rousseau's Emile.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 februari 1933

De Reformatie | 8 Pagina's