GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Mevrouw Bosboom over den Prins.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Mevrouw Bosboom over den Prins.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het werk van Mevr. Bosboom, de historieromancière bij uitnemendheid, die veel studeerde en veel schreef over de eerste periode van den Tachtigjarigen Oodog, vinden we op onderscheidene plaatsen den Vader des Vaderlands herdacht. Met haar klaar inzicht in het historisch verleden en haar door geloof gescherpten bUk zag zij de beteekenis van den grooten leider duidelijk en wist die anderen VOOT oogen te steUen zoo, dat ook nu nog dat beeld sprekend is en goed.

Dit bewijzen enkele citaten, die hier volgen:

Arm Nederland !

Arm Nederland! Waarheen u te wenden? Gij moet wel wanhopen; maar neon! het volk van Nederland wanhoopt nooit; het gelooft in God; het gelooft, ondanks menschelijke feilen, in de heiligheid van zijn zaak; het weet den arm des Heeren onverkort, het heeft van den eersten Oranje geleerd niet te versagen; het heeft van de vrome voorgahgeren der Hervorming geleerd, biddend te hopen en hopend te wachten, en het verwacht ondanks alles een uitkomst, die het niet ziet, en toch eenmaal zien zal. „Luctor et emergo" is nog altijd zijne spreuk, al slaan ook de golven zich bijna sarüen over het zinkend Vaderland. En het blijft worstelen. Het Nederland van deze eeuw moge te genen tijde zwakker zijn van moed, noch armer in hope, noch kleiner in geloove!

(De vrouwen van het Leycerstersche tij d vak.)

JeMaintiendrai.

Gode zij lof! de Leeuw - heeft het zwaard nog altijd vastgeklemd, — en het wapenschild, dat hem voert, heeft nog altijd het „Je Maintiendrai" tot devies en' is nog het veldteeken, dat een vrij en zelfstandig volk' op de banier draagt, al is 't dan ook, dat de scherpte van zijn zwaard niet meer als voorheen wordt gevreesd; het kan nog zijn gewicht leggen in de schaal, waarin de belangen der volkeren worden gewogen, al is dat gewicht niet meer överwichtig en al wordt het daar te licht geacht om het vroegere ontzag in te boezemen, waar het zich dreigend opheft; als hij bedreigd werd, zou de Leeuw van Holland nog wel iets van de oude kracht in den klauw voelen, en het zwaard, niet ten aanval gewet, zou toch blijken niet machteloos tot verdediging.

De Leeuw, die nevens het zwaard ook den pijlenbundel voert, is nog geen Jan Salie geworden, die zich de slaapmuts over de ooren trekt en indommelt, terwijl zijn buurman werkt en waakt, al is hij wat mak en al valt hij wat sluimerziek te dezer stond; men trekke hem slechts aan eene gevoelige peeze, en hij zal wakker worden en opstaan en de leden rekken en de manen schudden en de tanden laten zien aan wie zijn zwaard minachten of zich vergrijpen durft aan zijne trouw bewaarde pijlen; hij zal toonen wie hij te voren was, men twijfele daaraan niet; wie aan zich zelf twijfelt, i s aireede verloren, en een volk, dat, hoe verdeeld van gevoelens, toch eenheid heeft van wil om eene vrije zelfstandige natie te blijven; een volk, dat gewoon is door de zinspreuk: „Eendracht maakt macht" het „Je Maintiendrai" van den Oranjevorst te steunen, dat volk heeft nog een

toekomst.

(De triumf van Pisani.)

Het bondgenootschap vanOranje.

„Ontrust U niet vooruit Mevrouwe" (sprak Alva tot Margaretha van Parma) over het mislukken van mijn werk, „en laat dat vrij aan mijne zorge over. Ik heb voormaals volken van ijzer getemd", ging hij voort met een glimlach van fiere zelfvoldoening, „zou ik dit volk van boter dan niet naar mijn zin kunnen kneden? "

Neen Alva, neen! juist dat kunt gij niet. Gij hebt het ijzer kunnen smeden met ijzer, gij hebt het kunnen buigen en te pletter slaan onder uwe mokerslagen, maar het smijdige zuivel wil niet met een stalen gantelet gekneed zijn. Hoe vaster gij het knelt, des te eerder zal het aan uwe vingeren ontglippen; Gij kunt het wringen in uw bloedige wijnpers, maar formeeren naar uw wil, naar het voorschrift van uwen Koning kunt gij het niet...

„Hoe heeft dat kunnen zijn? " moet Alva zich zelven wel eens. onder tandknarsen van spijt hebben afge

vraagd; „hoe heeft dit kunnen zijn? " vraagt de Geschiedschrijver, als iiij het ijzingwekkend tafereel van Alva's schrikbewind heeft geschetst en bevindt dat "het volk van zuivel toch nog geen slavenvolk is geworden, gevormd naar Spaansch model.

De oplossing laat zich vinden. Er was in dit volk van zuivel een geest gevaren, dien tirannenwoede wel kon bedroeven, maar niet uitblusschen, een geest des wederstands, geheiligd door den geest dier liefde en ijver, die hechter zamenbindt dan het krachtigste cement. En de Heer der Heirscharen ontfermde zich over dat volk, dat daar nederlag, gebogen, maar niet verslagen, dat, onder zielsangst eendragtiglijk saam verbonden, de knieën neerboog en tot Hem riep om uitkomst, en de Heer gaf hun een MAN, een MAN, y.ooals Hij nog aan geen volk gegeven had, dan aan zijn uitverkoren volk van Israël, een man, die als een tweede Mozes hen zou leiden met raad en daad, die als een tweede Mozes een verbond zou maken met den Potentaat aller Potentaten in den naam van zijn volk — en tegen dat bondgenootschap kon Alva niet op met zijn bloedraad en zijne inkwisitie, tegen dat bondgenootschap kon Filips niet op met al de schatten van zijn Indien, met heel de strijdmagt van zijne Monarchie, al kon hij roemen, dat de zon nooit onderging in zijn rijksgebied.

Och! de zon van Spanje's glorie zou toch dalen; het verzet tegen dat bondgenootschap kwam duur te staan.

„Al zwoeren al de duivlen zaam”, geen satanische magten konden dèt bondgenootschap verwinnen, zelfs niet toen de man, van God gegeven, neerzonk onder het moordend lood van een dweepzieken verrader; als Mozes, ook het beloofde land der vrijheid van verre ziende, maar zonder het nog gansch veroverd te hebben. Zelfs toen niet; want zijn laatste woord was rene bede om ontferming voor zijn volk, gerigt tot then Bondgenoot, die trouwe houdt in eeuwigheid!

Toch is dat bondgenootschap opgelost, dat zoo vast had moeten zijn. Volk van Nederland, volk van zuivel, daar is uwe schuld, daar is uwe zwakheid. Sidder, want gij staat nu alleen, en al zijn er geen Alva's meer om uw dierbaren grond te vertreden, het ras der overweldigers is nog niet uitgestorven. Nóg ziet men ruw geweld voor regt gelden, nóg woelen er booze invloeden rond, nóg werken er schadelijke krachten, nóg dreigen er gevaren van allerlei aard, zoo min te weren als te overzien. Volk vari Nederland! al schijnt gij nu te staan in de vrijheid, in het licht, daar zijn wolken en donkerheid rondom u, en gij hebt tegen dat alles Igeene magt, tenzij gij de hand vat des Almagtigen.

(De Hertog van Alva in Nederland.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 april 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

Mevrouw Bosboom over den Prins.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 april 1933

De Reformatie | 8 Pagina's