GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de oude doos.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de oude doos.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

Ofschoon Gispen zijn Vriend te Jeruzalem voorgoed van het lijstje zijner vaste correspondenten had geschrapt, hield hij het toch geen jaar uit om niet meer in „De Bazuin" te schrijven. Reeds in. November 1900 opende hij daar opnieuw een jeugdi­ publieke correspondentie, nu aaneen gen ambtgenoot op het platteland.

Op zijn eigenaardige, van fijn vernuft tintelende wijze gaf hij zijn jeugdigen collega practisch© wenken, die verdienden ernstig ter harte te worden genomen.

Bij voorkeur deelde hij dan iets mede uit de oude doos. Onmiskenbaar is hier dan ook de trek van den ouden man om terug te keeren tot zijn jeugd.

Zoo schreef hij in „De Bazuin" van 28 November 1900, naar aanleiding van de rede van Ptofessor Geesink over „De^ Ethiek in de Gereformeerde Theologie":

„Gij kunt mij gelooven, dat ik zulk© woorden gaarne hoor of lees. Dikwerf komt dan de gedachte in mij op: och, dat ik nog jong ware, en dan de gelegenheid had om te studeeren en het vermogen om te kunnen studeeren. Aan den wil er toe heeft het mij nooit ontbroken; doch het volbrengen ? ...

„Gij, jongeren, leeft nu een wetenschappelijk leven en gij meent het goed. Ook kunt gij gelooven, dat ik met belangstelling den gang der dingen volg. Ik zie, dat nu alles gaat langs lijnen van wetenschappelijkheid, ' en tevens zie ik de oude historie, die altijd nieuw blijft, dat de geleerden het niet met elkander eens zijn.

„Toen ik begon te jrediken, wist ik alleen, dat er benevens stellige en wederleggende ook practicale godgeleerdheid bestond. Wij predikten, in die dagen, kunsteloos, maar poogden ernstig Schriftuurlijk te zijn, en wat we zeiden, met aanhalingen uit Gods Woord te bewijzen; terwijl we bedoelden, getuigen der waarheid te zijn tegenover de leeringen der liberalen, en middelen te wezen, in de hand Gods, tot bekeering van menschen, en veel zielen te winnen voor Jezus, en zoo te arbeiden tot verheerlijking des Heeren.

„Er waren er toen reeds die, vanwege de , prediking: bekeert u en gelooft het Evangelie, ons scholden voor „fijne Remonstranten", die een algemeene verzoening, onder bedekte termen^ leerden, en de onmacht des menschen ten goede loocbendeia.

„Wij predikten, dat de zaHgheid, incluis het geloof, Gods gave is, maar ook dat een schrikkelijk oordeel wacht al dengenen, die onder het Evangelie leven en op zoo groot een zaligheid geen acht geven, die zich niet laten ledden en het hart vetrharden. En we waren te weinig geschoold om van de Schrift een mooi, sluitend, logisch geheel te maken, waarvan de denkende geest kon zeggen: ziet, het is zeer goed. We meenden, dat God de Heere dit alleen kon zeggen van Zijne eigen werken.

„Ons geheele leven was toen zeer onsystematisch, maar het was leven. Het ging ons, in het geesteUjke, gelijk Jezus zegt vooral met bet oog op het natuurlijk leven: „Het leven is meer dan het voedsel", en we hoorden wel eens het woord dea wijzen Konings aanhalen: „een levende hond is beter dan een doode leeuw".

„Zeker is intusschen, dat er in die dagen veel bij intuïtie, ingeving, of, zooals ik het in later jaren wel eens heb hooren uitdrukken, door een gelukkigen inval gezegd en gedaan werd. Wie zou toen met een geschreven preek op den preekstoel hebben durven komen, en die aan de gemeente voorlezen, van tijd tot tijd met de armen zwaaiend, en hand of vinger naar boven stekend, om aaai te wijzen, dat daar de hemel is en 'de hemelsche dingen zijn? Is het wonder, dat toen door den prediker wel eens gezegd werd: „laat ons, na dit uitstapje nu tot den tekst terugkeeren ? "

„Maar dit mag nooit ontkend, dat de gemeenten toen in levenstoon en in openbaring, over het algemeen, meer van de wereld onderscheiden waren, dan in het volgende tijdperk. Dit is trouwens de les van geheel de geschiedenis. En ook valt het niet tegen te spreken, dat meer dan één nog een) tamelijk goed zwemmer is geworden^ zonder badmeester. Men werd in het water geworpen en moest zich zien te redden, en zoo het zwemmen leeren. Zonder beeldspraak gezegd, we moesten preeken, en ZOO', al preekende', preeken leeren. Thuis mochten we preekten en schetsen maken, zooveel we wilden en konden, maar voor de gemeente moesten we spreken en niet lezen. Dat ging niet zonder angst en vele benauwdheden en, ik mag dit toch ook wel zeggen, niet zonder gebed, en in het gevoel van diepe afhankelijkheid van God, die den mensch tong en mond geformeerd heeft. En als ik u dan zeg, dat ik zelf, in de eerste jaren mijner bediening, dikwijls zes malen in één© week prediken moest, in allerlei gebouwtjes, waar somtijds niet eens gelegenheid was om een schets neer te leggen en het, zelfs voor jong© oogen, moeilijk viel om bij het schijnsel van een ouderwetscbe vetkaars zijn eigen schrift te lezen, dan begrijpt gij, dat er toen betrekkelijk weinig aan theorie gedaan werd, en aan feiten grooter waarde gehecht werd dan aan begrippen."

Bij de eeuwwisseling (25 Januari 1901) heeft hij het over de schoon© taak, die voor de jongeren is weggelegd, om het beginsel van gewetensvrijheid als het kostelijkst© goed, uit d© worsteling van vroeger© tijden ons toegekomen, t© bewaren en zoo noodig te verdedigen:

„Voor u, jongeren, is het zeker een lust om thans te leven. Uw© ouder© tijdgenooten zitten te v©©i aan het verleden© vast^ om te juichen , vaiï goeder harte. Zij zijn te vol van het verleden, en leven te veel met de dooden, die zij' als levenden gekend hebben, om met een blijmoedig hart de toekomst, voor dit leven, tegemoet te gaan."

„Ook in het kerkelijke leven zullen de Gereformeerde beginselen eischen stellen, die in de gef meente soms voor nieuwigheden woiden aangezien. Wilt gij nu de toepassing van die beginseren bevorderen, dan zult ge dit met beleid en voorzichtigheid moeten doen, geduld o©fenen en voortgaan met zachtmoedige onderwijzing. Het scheepfee tegen een rots t© laten loopen is geen kunst; maar wel is het kunst om het, ^ door' d© branding heen, in behouden haven te brengen. Ik wensch u hierbij de noodig© wijsheid toe, en dat gij, zooveel mor g©lijk en goed is, bewaard moogt blijven voor logische consequentie.

„Neem het daarbij uwe oudere coUega's niet kwalijk, als zij somtijds meer tegen-dan medewerken, of langzamerhand zich terugtrekken, opdat gij naar voren zoudt komen. E©n mensch is, in vel© opzichten, een slaaf van de gewoonte.

„In hoofdzaak zal het met u ook wel zoo gaan. Maar dit staat vast: onze God zorgt voor het evenwicht, alle eeuwen door. Wat geweest is, is nu, en. wat wezen zal, is aireede geweest en God zoekt het weggedrevene."

RULLMANN.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 oktober 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

Uit de oude doos.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 oktober 1933

De Reformatie | 8 Pagina's