GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELIJKLEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJKLEVEN

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Mejuffrouw H. S. S. Kuyper. †

Ontstellend snel heeft Mejuffr. H. S. S. Kuyper dit leven verlaten. In het buitenland gat deze met hart en ziel voor Nederland werkende zuiver Hollandsche vrouw haar geest in Vaders handen. Ook dat is een bijzonderheid, welke min of meer typeerend heeten kan voor dit veelzijdig leven, dat naar vele zijden en naar vele oorden open wilde staan, en — dit vermocht.

Het staat aan ons niet, hier, in déze rubriek, iets te zeggen, dat haar nagedachtenis zou willen eeren uit een oogpunt van kunst en letteren. Daarvoor is deze rubriek de aangewezene niet, mijn pen de geschikte niet.

Maar wèl mogen wij hier een woord van warme erkentelijkheid uitspreken voor wal Mejuffrouw Kjuyper heeft veiTicht voor ons kerkelijk leven in de organisatie en de leiding van den Bond van Meisjesvereenigingen op Gereformeerden grondslag. O neen, voor dat werk was niet de heldenmoed noodig, dien Ds E. J. Vonkenberg gehad beeft, hij, aan wien ons volk zoo onnoemelijk veel te danken heeft in de prachtige organisatie van onze Jongelingsvereenigingen op Gereformeerden grondslag. Toen Mejuffrouw Kuyper zich gaf aan de meisjes, toen kon zij profiteeren van het pionierswerk, dal Ds Vonkenberg gedaan had. Veel van z ij n werkplan, veel van z ij n werkmethoden, veel van z ij n propaganda en organisatietechniek kon Mejuffrouw Kuyper zóó maar overzien, en overnemen. Bovendien, Ds Vonkenberg begon alleen, en heeft met taaie kracht en met trizonder inzicht in de mogelijkheden van zijn tijjd en zijn toekomst den last alleen gedragen, toen 't werk beginnen moest, maar Mejuffrouw Kuyper had een haag van menschen om zich heen.

Maar dit alles doet niets af van de bizondere verdiensten, die zij voor ons volk. met name voor ons kerkelijk leven, gehad heefl. Integendeel, — het eert haar. De groolc naam, dien zij 't voorrecht had te dragen, heeft nimmer haar gelokt op een geïsoleerde plaats. Ze heefl haar zeer persoonlijken aanleg, haar zeer aparten levensgang, haar vooral in de eerste, toen nog veelszins onze CLiltuur-armoede blootleggende, periode, zeer opvallend , , Kultur-vei-standnis" nimmer gebruikt tot vereenzaming, doch is met beide handen naar de anderen zich blijven wenden, zoekend naar contact in 't werk. En zoo heeft zij h^iar Bond gezond gemaald en sterk. Het eigene, dat aan de eruditie van de vrouwelijke jeugd dient zichtbaar te blijven, dat heeft ze nooit verwaarloosd; m.i. droeg niet slechts hel Bondsorgaan, doch ook de werkmethode van den Bond inderdaad dal speciale stempel, dat den Bond als meisjes bond diende te ijken. Maar daarnaast heeft deze Bond een werkprogram aanvaard, dat aanstaande vrouwen en moeders van gereformeerde geboorte kon bekwamen voor haar levensroeping, en voor de gezondheid van de kerken, en daardoor van ons volksleven, bizonder veel verwachten doet.

Dat deze Bond zoo frisch is. en zoo krachtig ni^i. anno 1933, zegt toch wel heel wat. Er is zeer veel veranderd in ons leven, sedert dien eersten tijd, toen Mejuffrouw Kuyper ons verlegen, arme volkspubliekje stom-verbaasd ontmoette bij haar spreekbeurten over een reis naar een of ander middelpunt van Europeesche, of ook Amerikaansche cultuur. Wij zijn in een paar jaar heel wat anders, , , breeder", geworden, de afstand tusschen 't plekje, waar onze wieg eens stond en andere deelen van de wereld, is voor ons allen langzamerhand veel kleiner geworden.

Maar temidden van een snel opwassend Calvinistenvolk, dal al dichter bij zijn eigen leiders is komen te staan, en veel interne afstanden heeft overwonnen, is Mejuffrouw H. S. S. Kuyper op de plaats der eer gebleven, gaarne gehuldigd door velen, heusch niet alleen door gulle gereformeerde meisjes. Wat zij oorspronkelijk door geboorte had, dat heeft zij eerst behouden, later versterkt, door eigen scheppend, blijvend werk, door eigeö hand te leggen aan het gi-oote levenswerk van , .miin Vader".

„Mijn Vader", — men hoort haar dat nog zeggen. Maar zulk een dochter mocht het zeggen. Want als ze zei: , , mijn Vader", dan bedoelde ze meteen: „ons aller voorganger".

Wij hebben voor dit leven grooten eerMed en blijven er ook om kerkelijke redenen, dankbaar voor.

Ds Berkhoff over het woord „tempel".

We meldden den uitgang van Ds Berkhoff uil de Chr. Geref. Kerk en zijn overgang naar de Herv. Kerk. We zeiden er niet veel van: de sprong is wel zóó groot, dat het betoog van Dis Berkhoff ten bewijze van zijn stelling, dat de sprong eigenlijk heelemaal geen iprong, maar een volmaakte daadvan-rust was, ons weinig indruk scheen te zullen maken.

Even glimlachten we, toen we lazen, hoe Dis Berkhoff het woord „tempel" afleidde van een Lalijnsch werkwoord, dat „turen" zou beteeken'en: waarmee dan dat „turen" (naar de wolken) als de daad der (advents)gemeente zou zijn gedemonstreerd (uit de taal der heidenen, wel te verstaan). We ontvingen van Dr G. J. D. Aalders daarover dit stukje:

In „De Standaard" van Dinsdag 3 October j.l. komt een stukje voor over het toetreden van Ds A. M. Berkhoff tot de Ned. Herv. Kerk, ontleend aan een vraaggesprek, dat het „Friesch Dagblad" met genoemden predikant had.

Het ligt niet in mijn bedoeling, om op de daar aangeroerde zaken in te gaan, doch op één passage uit het interview wil ik toch even wijzen.

Ds Berkhoff zeide daarin het volgende: „Gelijk echter Simeon met allen, „die de verlossing te Jeruzalem verwachtten", bleven opgaan naar den tempel Gods, hoezeer ook gedeformeerd, om er, zooals het woord „tempel" (tu emplum van tuere = turen) uitdrukt, den Christus Gods te verwachten, zoo wenscht de echte adventchristen het contact te behouden met de Kerk Gods om, haar mede toebereidend voor dien grooten Dag, den Heere Jezus op de wolken te verwachten". Met meer dan gewone verbazing heb ik de verklaring van het woord „tempel" gelezen.

Dat Ds B. de afleiding ervan niet weet, neem ik hem niet kwalijk, doch dat hij er dan toch maar één op den gis af geeft, ja er zelfs een heele beschouwing op grondt, dat is wel heel erg.

„Tempel" komt van het Latijnsche woord tempi u m, welk woord komt van een wortel, die beteékent: afsnijden, afbakenen. Oorspronkelijk beduidde het de ruimte, die de Romeinsche augur (vogelwichelaar) aan den liemel en op de aarde met zijn staf afbakende, waar binnen hij de vlucht der vogels waarnam, om daaruit op te maken of de voorteekens gunstig of ongunstig waren. Later wordt dan iedere heilige ruimte templum genoemd en zoo ontwikkelt zich daaruit verder de beteekenis van: heiligdom, tempel.

Het woord heeft dus met tuere (bedoeld is waarschijnlijk tueri) niets te maken. Ieder Latijnsch woordenboek, dat op de hoogte vaii den tijd is, kan Ds Berkhoff de juiste verklaring geven.

Tot zoover Dr Aalders.

Ook „De Wekker" las wat Ds Berkhoff schreef, en vermeerderde toen het aantal taalvernuftigheden met één: het blad kwam zoo te zeggen: turen, turen, tureluursch. Waarmee de zaak was afgedaan.

Hierboven evenwel vinden onze lezers een argument.

Overigens kent de bijbel hel woord tempel niet, want hel is noch Grieksch, nóch Hebrceuwsch.

K. S.

„Punten van overeenkomst". (I).

Onlangs had ik het genoegen, voor een vergadering, te spreken over het onderwerp: Christus in de heilige geschiedenis. Thema der red© was ongeveer hetzelfde, als wat ik eens in „De^ Reformatie" vluchtig aanduidde in een drietal hoofdartikelen, ter besluiting van een jaargang, over het onderwerp: ., Iets over de eenheid der „Heilsgeschiedenis" in verband met onze prediking" (met name over do z.g. „historische stoffen", nrs 50, 51. 52 V. d. Hen jaargang).

In die causerie werd dus wederom als eisch van de Gereformeerde gedachte gesteld, dat meai de prediking over historische stoffen niet zou maken tot een verkondiging van den mansch, doch van den Christus. Want Christus was immer „in" de heilige geschiedenis, Hij was er overal, in het Oude en in het Nieuwe Testament. Op welke wijze Hij dat was en "is, dat zijn vragen, die hier nu verder niet ter zake doen. Genoeg zij, eraan te herinneren, dat vastgehouden werd aan de gedachte : dat ook in onze prediking over de „historische stoffen" van het Oude Testament de Christus viel te verkondigen, en niet de vrome mensch, en niet de bevinding, en niet de ervaring van de vromen in datgene, wat zij met die zeer bepaalde personen, die in het bijbelsch bericht optreden, gemeen hebben. Immers, die speciale personen hebben slechts daarom (in onderscheiding van duizenden anderen, die „eenzelfde" drama vain strijd en zegepraal hebben doorleefd als zij) een plaats gekregen in het bijbelsch bericht, omdat God door hen, en in hen, en in hun tijd, iets gewerkt heeft, waardoor zij „onderscheiden" waren van al die anderen. Iets, dat voor hén alléén was, iets, dat hiin alléén opgelegd werd. Iets, dat bij hén speciaal is, iets dat in de „kerk" niet generaal, doch individueel is, omdat elk oogenblik van den „dag des HEEREN" zijn eigen werk en zijn eigen plaats en zijn eigen speciale dag-verrichting heeft in den „dag des Heeren", welke dag, zoo men weet, vele eeuwen doorloopt: hij is er immers van den „uchtendstond" van het intreden der genadei, tot aan de wederkomst van Christus toe. Slechts in zooverre dat speciale beteekenis had voor de volgende eeuwen, werd het opgeteekend.

De vergadering, bovenbedoeld, werd, dank zij de aanwezigheid van vele tot bespreking bereide hoorders, tegen het einde zeer interessant; immers, bij de volgende bespreking kwam er gelegenheid, op sommige dingen nog dieper in te gaan.

En nu ben ik zoo ongeveer, waar ik wezen wil. Eén der sprekers toch bracht vragenderwijs het punt ter sprake van het aanwijzen, in de prediking, van „punten van overeenkomst" tusschen „bijbefheiligen" en Christus.

Men voelt, bij eenig nadenken, wel, waar de spreker heen wilde, en waar de moeilijkheid lag. Vooral ook, hoe men er in de practijk toe komt, ©en punt als dit aan de orde te stellen.

Want, wat dit laatste betreft: heel de vergadering was het er vrijwel over eens, dat óók de prediking over historische stoffen Christuspre diking m o e t z ij n. Dat men niet na het verhaal te hebben oververteld, altijd maar weer moet terugkeeren tot de vrome ziel. Als ik b.v. deze week in een niet-Gereformeerd blad lees, hoe, nota bene-, de „diepe slaap", dat bekende openbarings-middel Gods uit het Oude Testament, welke „diepe slaap" met geweld, en heelemaal niet door de schuld of dezwakheid van Abraham eens (blijkens Gen. 15) op Abraham „viel", en die hem geschikt maken moest voor het ontvangen der in Genesis 15 beschreven Godsopenbaring, . hoe, nog eens, die „diepe

slaap" van Abraham in èen • stichtelijke y, m«ditatie", geheel en al tegen alle theologische gedachten omtrent den „diepen slaap" als openbaringsmiddel in, dadelijk weer op één lijn gezet wordt niet datgene, wat zoo al ieder van ons overkomen kan, dan keer ik het blaadje maar niet meer óm; doch ieg het geërgerd weg. Wanneer ik immers daar lees, dat (ook) mijn geest (gelijk Abrahams geest) als een onrustige zee kan golven, dat schrik en donkerheid (denk aan Abraham) (ook) door mijn ziel kan varen, maar dat ik dan midden in die „zielsdepressie"(!) „een hemelsch bezoek" kan „ontvangen", en ik daai den apostel eenigszins(!) ga verstaan: of het in het Hchaam geschied is of buiten het lichaam, ik weet het nie-t, maar ik heb' met mijn „ziels(l)oor" onuitsprekelijke dingen gehpord, — dan mag de meditator verder mij verzekeren, dat dat „Godsgeheimenissen" zijn, waarmede „Hij Zijn kinderen verrast, die den gansohen langen dag gewacht hebben bij bet offer, bij het altaar, waar zij de roofvogels niet konden wegjagen, niaar waar de Heere ze voor ons wegjaagt", — maar ik verklaar dan, dat de „Godsgeheimenissen", die'de Genesis-schrijver mij doorzichtig maken wilde; , .: •— de openbaring is volgens Gereformeerden immers „doorzichtig" — hier dooi menschenvonden weer ondoorzichtig gemaakt zijn.

Want het was van Abraham heelemaal geen zielsdepressie, doch een heel zegenrijke, genadige Openbaringsslaap. T ó é n, toen er nog geen Schrift was. diende déze als middel tot ontvangst van Gods Woord. Ik heb anno 1933 NA Christus' geboorte dien slaap niet meer noodig: ik heb het Woord, ün ik heb geen altaar meer, en geen offervleesch, dat roofvogels kunnen wegpikken meer, en geen vei-bonds-sluiling ter inleiding van een nieuwe phase van het verbond der genade meer lieb ik Ic wachten. Dat was voor Abraham, zooveel eeuwen vóór Christus. Ik bedroef me, als ik zie, hoe hier datgene, wat voor Abraham speciaal icwam, en later n i m m e r wee r herhaald behoefde te worden, bij n i e ni a n d in de ganschc wereldgeschiedenis, wijl het immers zijn dienst gedaan had, thans werd bedolven onder een reek.s vaii generaliseerende repetitie-dingen van de kerk; ' En en passant kreeg dah: ook nog Paulus van dat oneerbiedige werk te lijden, want de zeer aparte openbaringsweg, dien God met hèm volgde, wordt nu óók al hier voorgesteld als voor ons allen ..eenigszins' (de schrijver schijnt zelf te voelen, dat het mank gaat) af te wandelen. Ook Paulus, gelijk Abraham, is dus van het hem alléén gegevene beroofd, en moet zijn openbarings-ontvangenissen met mij deelen, en met een aóder, en met iedereen in de kerk.

Kijk, tegen dergelijke ontkrachtingen van liet bijbelsche verhaal voelde nu heel die vergadering, dat het anders inoel. Dat Abraham niet maar de eerste de beste geloovige is, maar de „vader" der geloovigen, werd onmiddellijk toegegeven, en ieder was bereid, de consequentie te aanvaarden, die daarin opgesloten lag: dat n.l. datgene, wat Abraham als VADER ondervinden moest, om mijn VADER te WORDEN, dus heelemaal niet door mij mag worden overgedaan: in een gezin zijn nu eenmaal vader èn kinderen, en binnen het gezinsverband is het niet alleen volmaakt overbodig, maar ook volmaakt onmogelijk, ja zelfs, volmaakt zondig, als een kind. dat in het gezin de plaats van KIND gekregen heeft, doen wil. wat de VADER ondervinden moesl, om vader te worden. Let men daarop, dan heb ik. in MIJN positie als KIND in het kerk-gezin volstrekt niet dien „diepen slaap" nóodig. Ik mag hem niet eens begeeren: vader is vader en ik ben nu eenmaal kind in het kerk-huis. Ën dan is het meteen uit met de fabel van die ziels-depressie, die dan min of meer geijkt wordt als een heel móói ding. En dan is het ook uit met dat „hemelsche bezoek", zoomaar pardoes, zonder Woord-overgang bimientuimelend, acuut, abrupt, mechanisch, in mijn , , zielsdepressic". En zoo voort. Dan wordt Abraham tot het vaderschap opgekweekt langs den specialen weg van den VADER der geloovigen: bizonder lijden, bizondere spanning, openbaringsslaap, terwijl ik, omdat ik nu eenmaal kind ben, de vruchten daarvan plukken mag, laat ons zeggen hierin: dat ik a.s. Zondag heel rustig in mijn kerkbank zitten mag, terwijl ik een dominee heb, die preekt, die het doet in kerk-verband, in gemeenschap met kerlcbelijdenissen, kerk-forniulieren, rustig ingedachte menschelijke begrippen, leer-proza. Dat alles had mijn vader Abraham nog niet, en o, — 'hoe die man lijden moest om vader te worden over zoo heel veel geloovigen! Maar ik, — ik heb dat alles thans wèl, want i k behoor door Gods genadig bestel tot die millioenen kinderen, die God heusch niet verzoeken mogen met de onstichtelijke halfgesmoorde bede, of zij nog eens mogen beleven, wat hun vader beleefd heeft.

En precies zóó staal het nu ook met de visioenen van den apostel Paulus. Die heb ik niet te repeteeren, want daarvoor moest immers, krachtens t> eschikking van den Kurios, den Heer der kerk, Paulus, die apostel was, en dus een maar I één keer in-de wereld optredend ambt droeg, die zenuwspanning ondergaan, die mij gelukkig niet opgelegd wordt, terwijl hij daarna voor mij, en voor mijn kinderen, envoor mijn dominee. fi? l? s^-liB*fS én voor heel de luisterende gemeente van aanstaanden Zondag brieven-in-proza schrijven moest, die men in de kerk eerst vóór-lezen, en later óver-, en nog eens óver-lezen kon, en die men nu tegemwoordig uitleggen mag in Kampen en in Amsterdam voor het volk, dat uit het kindschap leeft, en dat niet zoo dwaas is, vandaag de Apostolischen te bestrijden, die beweren, dat het apostelambt nog altijd herhaald worden moet, en morgen met die Apostolischen onbewust mee op weg te gaan, in de ondoordachte bewering, dat men nog eens de extase moet doorleven, die Paulus, puur en alleen, om Jezus' apostel voor alle geslachten te kunnen zijn, had te verduren, krachtens de speciale plaats, die hij, als mijn apostel, in onderscheiding van mij, te bekleeden had in de groote gemeente van Abrahams kinderen, in de gemeenschap der kerk.

Men moet hier wèl onderscheiden. En niet veralgemeenen, wat God speciaal gemaakt heeft. Ik ben er trouwens zeker van, dat de meditator van daareven bizonder schrikken, en misschien wel den dokter telefoneeren zou, als in zijn gezin iemand nu heusch datzelfde kreeg, als Paulus, toen hij zijn visioenen had, of als Abraham met zijn „diepen slaap". Heusch, de dokter kwam daar zeker bij te pas. Laat dus zulke redeneeringen maar over aan Roomschen, met hun Lourdes, Könnersreuth. Beauraing; maar voed Gereformeerden op met gereformeerde gedachten.

K. S.

Justus-commissie Rotterdam-Delfshaven.

Bovengenoemde Coimnissie geeft hiermede kennis, dat ze op zichzelfetaande personen, belijdend lid of dooplid der Geref. Kerken, die zich te Rotterdam-Delfshaven vestigden of willen vestigen, gaarne helpt met raad en daad in den meest uitgebreideii zin.

Ook ouders of verzorgers worden gaarne met raad of inlichtingen gediend.

De Commissie bezit een adres-lijst voor huisvesting in Geref. gezinnen. Bovendien helpt ze om contact te krijgen met Kerk, catechisatie, alle christelijke vereenigingen en onze pers.

Het doel is, zoowel aan vrouwelijke als mannelijke personen hulp te bieden bij de vestiging in dit stadsdeel, om zoo de gevaren van 't stadsleven te bestrijden.

Bij de samenstelling der Commissie, die namens den Kerkcraad geschiedde, is hiermede rekening gehouden.

Het correspondentie-adres is: E. Bersma, 172b Schiedamscheweg, 'Rotte-rd am-Wes t.

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 oktober 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELIJKLEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 oktober 1933

De Reformatie | 8 Pagina's