GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Saint Saëns, Debussy en muzikale efficiency.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Saint Saëns, Debussy en muzikale efficiency.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Er waren Woensdag 25 October, toen de Kon. Chr. Oratorium-vcreeniging te Amsterdam „Le D'éluge" van Saint Saëns en „L'Enfant Prodigue" van Debussy uitvoerde, heel wat plaatsen in het Concertgebouw onbezet, 't Is mogelijk, dat crisisoverwegingen hiervan oorzaak zijn geweest, maar toch is in deze zelfde tijd door dezelfde vereeniging voor eenzelfde publiek gemusiceerd voor een stampvolle zaal. Gebrek aan belangstelling zal dus wel daarnaast in aanmerking genomen dienen te worden, nog wel op een avond dat Hubert Cuypers extra dank verdiende voor het op het programma plaatsen van déze composities.

En voor de zooveelste maal heb ik me afgevraagd, of we met de paedagogische voorbereiding van onze conocFten op de goede weg zijn, ja, óf we eigenlijk wel op weg zijn?

Als we ons eens even trachten te realiseeren, welk een enorme voorbereiding geëischt wordt voor een concert op behoorlijk peil, met oratorisch koor, orkest, en solisten: de tijd, die door zooveel menschen gestoken wordt in studie thuis en op repetities, de physieke en psychische krachten die maanden lang voor een enkele goede uitvoering gemobiliseerd blijven, — dan is er aUe reden om te spreken van een wanverhouding tusschen hetgeen de medewerkenden vóór de „groote" avond reeds gepresteerd hebben en de contra-prestaties van het publiek.

Het is ongetwijfeld prachtig, dat een vereeniging als de K. C. O. V., door veel vrienden gesteund, uitvoeringen kèn geven, die tot in finessen muzikaal uitnemend zijn verzorgd, en we mogen dankbaar zijn, dat in deze tijd het belangrijke cultuurwerk van muzikale opvoeding ook in Christelijke kring voortgang mag hebben. Met des te meer klem wijs ik er daarom nu op, nu de uitdrukking „tijd en geld offeren" haar cliché-vlakheid verliest, dat de buitengewone mogelijkheden die eerste-klas-concerten bieden, niet benut worden. Terwijl het, gezien de enorme cumulatie van energie, billijk en wenschelijk is, dat ze in goede zin, naar alle kanten uitgebuit worden.

Anders gezegd: het zaad wordt gezaaid, en de kwaliteit is goed, — maar we strooien het in onze tegenwoordige praktijk, op een totaal onvoldoend voorbereide grond.

Nu schijnt de boer heel goed te weten, dat het beste zaad hem geen prima koren opbrengt als hij niet vooraf de akker zoo degelijk mogelijk heeft bewerkt. En al verwacht de geloovige zaaier het niet van het zaad, noch van zijn bewerking van 't land, hij is er niettemin van overtuigd, dat God hem in zijn verantwoordelijkheid voor zijn taak bindt aan de middelen. Daarom zorgt hij voor een goede kwaliteit zaaizaad, maar daarom niet minder laat hij zijn grond bemesten, en snijdt hij' zijn voren, al naar de aard van het gewas. »

En als het zaad getallen is, dan laat hij ook daarna zijn zorg gaan over de akker. De eg, de schoffel, en de vogelverschrikker zijn instrumenten van agrarische nazorg.

Dit zijn overbekende dingen. Van de leiders en leden van Christelijke Oratoriumvereenigingen mogen we zelfs verwachten, dat ze dit beeld, gedachtig aan een zekere gelijkenis, weinig origineel vinden. Daar gaat het ook niet om.

Is deze „afgezaagde" vergelijking dan zoo totaal verclicheed, dat ze volstrekt geen kracht meer heeft om onze tekortkomingen in de practijk van ons muziekleven te illustreeren ?

Een dirigent die zich in een meesterwerk heeft ingeleefd, die de partituur om zoo te zeggen wel kan droomen, die zijn koor-en orkestleden heeft weten te bezielen, die bij de uitvoering actief is met zijn gansche persoon en persoonlijkheid, kan zich eenvoudig niet meer voorstellen hoe weinig het publiek kan volgen van het stuk waar hijzelf zoo in zit. Misschien moeten we de verhouding van zijn inzicht tot die van den gemiddelden luisteraar bepalen op 100:1, doch ik ben geneigd 1000:1 juister schatting te vinden, op grond van de kennis welke een belangstellend musicus bezit van werken die hij voor de eerste maal hoort uitvoeren.

Koorleden zullen zich bij deze opmerking herinneren hoe zij zelf pas eenige kijk kregen op de ontzaglijke rijkdom eener muzikale schepping, toen zij onder degelijke leiding een onbekend werk instudeerden, hoe verbijsterd ze stonden toen bij generale repetitie sn uitvoering de volle ontplooiing nog ongedachte verrassing gaf, hoe degelijke herhaling vaak leidde tot nog intenser genot. En zelfs waar het laatste uitbleef, en een reprise misschien juist deed zien dat de beteekenis van een compositie overschat was, hoe dan toch in dat geval de uitgebreide, gedetailleerde kennis ten goede kwam aan het inzicht in de werkelijke beteekenis van den componist voor de geschiedenis van de muziek, en de waarde van zijn bestudeerde opus voor de muziekliteratuur.

In ieder goed concert zit een sterke dosis vormende kracht, maar niet het honderdste deel daarvan komt den luisteraars ten goede, indien we doorgaan op de wijze als volgens traditie thans gevolgd wordt.

't Is een heel poovere belooning van de moeite, besteed aan ingewikkelde voorbereiding, als het resultaat niet anders is dan de bijval van eenige honderden luisteraars die ondanks veel goede wil, met geen mogelijkheid verwerkt kunnen hebben wat ze hoorden.

Wordt het niet hoog tijd, dat we de hand aan de ploeg slaan vóór we zaaien? Dat we, in plaats van onze muziekvrienden, die tijd en geld over hebben om onze concertinstellingen te steunen, die graag komen luisteren naar de uitvoering van een met zorg gekozen muziekwerk, a bout portanl te stellen voor de overdonderende klankenmassa waaruit ze hier en daar wat oppikken, vooraf op degelijke manier althans eenigszins rijp maken voor een meer onderscheidend en schiftend en daardoor vruchtbaarder luisteren?

Ik weet wel: dat gaat niet ineens. Maar er zou toch over te praten zijn. En in ieder geval zou men de schuchtere pogingen, in die richting reeds gedaan, (helpen ze weinig, ook dat is al iets) kunnen voortzetten.

Een korte analyse in een programma, nog even vóór of onder de uitvoering gelezen, is maar een zeer zwak werkend paedagogisch middeltje, maar geen enkele oriënteerende aanwijzing, zooals id het tekstboekje van „Le Deluge" en „L'Enfant Prodigue" is heelemaal niets! Ofschoon, ... het kan nóg minder, want degenen die zich moesten behelpen met de uitzending per radio, vonden zelfs de tekst niet in de omroepgids afgedrukt.

Nu werden twee Fransche werken uitgevoerd. Men hoorde Saint Saëns en Debussy. Of liever: Debussy hoorde men niet. Want „L'Enfant Prodigue" i s niet de Debussy zooals hij zich ©en blijvende naam heeft verworven. Wat niet zeggen wil, dat ik hem zóó, als 22-jarig succesvol componist van een schilderende cantate, minder graag hoor. Maar anders is hij zeker dan de volwassen impressionist.

Is „De Zondvloed" van Saint Saëns merkwaardig om zijn naturalistisch benaderende schildering van de tekst in tonen (L'onde lente montait), toch kan hij, ondanks het prachtige fugatische voorspel, niet opwegen tegen Debussy's „Verloren Zoon", indien men meer keurt op muzikale diepte dan op effect van coloriet.

Zou dit nu niet een prachtgelegenheid geweest zijn om met bezuiniging van moeite degelijker effect, ingrijpender resultaat te bereiken?

Als het eerste stuk nu eens niet was uitgevoerd? En .als men in plaats daarvan de lijd vóór de pauze eens besteed liad aan een vakkundige, niettemin voor dat publiek doeltreffende bespreking van den componist Debussy, en de beteekenis van dit jeugdwerk, en een leerzame analyse?

Misschien doe ik een domme vraag. Misschien stuit een dergelijke behandeling op onoverkomenlijke practische bezwaren^ voorgoed of voorloopig. Op zichzelf zal het breken met de tot nu toe gevolgde traditicneele gang van zaken al moeilijkheid opleveren.

Voorzoover er critiek ligt in mijn vraag, komt die enkel voort uit waardeering voor het uitstekend werk dat ook nu weer geleverd werd. Ik stel ze alleen omdat ik wat o.a. de K. C. O. V. na moeizame voorbereiding doet hooren, tot volle recht zou willen doen komen. Mijns inziens gaat er thans, ten gevolge van het verwaarloozen der onmiddellijk aan het concert aansluitende opvoeding van het publiek, onnoodig veel verloren. En zijn we soms niet verantwoordelijk voor hetgeen we door eigen schuld niel bereiken?

JOH. LUIJKENAAR FRANCKEN.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 november 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

Saint Saëns, Debussy en muzikale efficiency.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 november 1933

De Reformatie | 8 Pagina's