GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De psychische ontwikkeling van den mensch tusschen zijn dertigste en vijftigste Jaar

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De psychische ontwikkeling van den mensch tusschen zijn dertigste en vijftigste Jaar

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

door Prof. Dr J. WATERINK.

I.

Misschien zijn er onder mijn lezers niet weinigen, die het onderwerp van dit artikel ietwat vreemd vinden. Natuurlijk, men kan wel spreken over de psychische ontwikkeling van een kind. Men wil ook nog wel spreken over de ontwikkeling van een jongmensch in de puberteitsjaren. Misschien erkent men zelfs, dat die ontwikkeling zich voortzet tot ongeveer het dertigste levensjaar — maar als iemand dan ook zoo ver gekomen is, dal hij dertig jaar is, dan is hij toch stellig wel uitgegroeid. Kunnen wij dan ook nog spreken van een psyctiische ontwikkeling?

En ik hoor een ander reeds opmerken, als hij het onderwerp van deze schels hoort: „de psychische ontwikkeling van den mensch tusschen zijn dertigste en vijftigste jaar", „Wat kan dat zijn, want ik beleef eiken dag hel verschil tusschen man en vrouw en de verscheidenheid die er is in beider psychische gesteldheid".

En nog een derde wil ik even aan hel woord laten komen: Hel is de man die opmerkt, dat de jaren dertig en vijftig dan toch wel heel willekeurig gekozen zullen zijn, stel dan dat er sprake is van een psychische ontwikkeling gedurende die jaren. '•

Wel, mijne lezers, als deze bezwaren bij U opgekomen zijn, dan hebt gij van uw standpunt volkomen gelijk. Wanneer ge denkt, dal de ontwikkeling van den mensch tusschen het dertigste en vijftigste jaar geen ontwikkeling is in denzelfden zin als de ontwikkeling die wij bij hel kind-waar­ nemen, dan hebt ge gelijk, Wanneer ge denkt, dal wij beloogen willen, dat de psychische ontwikkeling van den man eenzelfde is als die van de vrouw en wanneer ge meent, dat ge dat in ons onderwerp kunt lezen, dan hebt ge ook gelijk, dat ge tegen ons onderwerp bezwaar maakt.

Maar wanneer ge denkt, dat de jaren dertig en vijftig willekeurig gekozen zijn, dan hebt ge ongelijk. Tenzij dan dat ge zoudt meenen, dat jaargrenzen in de zielkunde strakke, onbewogen grootlieden zijn. Want dit wil ik wel dadelijk zeggen: de jaargrens beteekent in de psychologie altijd een „ongeveer".

Maar als ik u mijn onderwerp even nader toelicht, dan zal u blijken, dal uw onderstelling onjuist was. Het was niet de bedoeling om te zeggen, dat de ontwikkeling tusschen het dertigste en vijftigste jaar een ontwikkeling is in denzelfden zin als van babj^ tol jongeling. En het is evenmin de bedoeling cm u in den waan te brengen, dat er geen onderscheid bestaat in psychisch opzicht tusschen man en vrouw. Trouwens zooveel naieveteil zult ge mij bij mijn bedoelingen toch ook moeilijk kunnen toedichten.

Maar toch kunnen wij wel degelijk van een ontwikkeling tusschen hel dertigste en vijftigste jaar spreken. Er is wel degelijk een groei, zij het dan ook niet steeds een groei zooals wij dien opmerken in de lente, maar ook in den zomer komt er nog het St. Janslot in de natuur. En is het geen verdere groei van den boom, wanneer straks aan zijn takken de vruchten rijpen? Is hel geen ontwikkeling aan den struik, wanneer deze straks gloeit in de'herfstzon met rijpe, kleurige bessen? Zie, in dien zin kunnen wi] wel degelijk van ontwikkeling spreken, ook in den nazomer. En in dien zin, maar dan nog met veel rijker gedachten, kunnen we spreken van de ontwikkeling van den mensch tusschen zijn dertigste en vijftigste jaar. En als wij dan spreken over de ontwikkeling van den mensch, dan is daarbij ook wel degelijk gedacht aan het feit, dat er eenige algemeene wetten zijn, die de ontwikkeling, zoowel die van den man als die van de vrouw, beheerschen. En natuurlijk is er dan verscheidenheid, zooals er verscheidenheid is in de ontwikkeling tijdens de puberteit, en de jongen ook dan een gansch ander beeld vertoont dan het meisje.

En nog verder moet ik mijn onderwerp rechtvaardigen. Ik noemde het dertigste en vijftig-ste jaar als grenzen. En het zijn grenzen, mits ge slechts zoo goedwillig zijl, daarbij te verstaan wat wij straks noemden de algemeenheid van de waarde van het cijfer bij de grensaanduiding in de zielkunde. Dertig jaar, dat is omstreeks de tijd waarin de dertig jaren volbracht zijn. Vijftig jaar, dat is ongeveer de tijd, waarin de eerste halve eeuw des levens zich afsluit. Dertig jaar en vijftig jaar, het zijn de jaren van de twee keerkringen des levens. Omstreeks het veertigste jaar passeert de levenszon de middaghoogte van het mcnschelijk prestatievermogen. Omstreeks veertig jaar is de mensch op de volle hoogte van zijn kracht. En zooals de hooge bergtoppen een voorpost hebben in het „Joch", waar men rust voor men de punt gaat t> estijgen, zoo heeft 's levens hoogtepunt omstreeks het veertigste jaar een reeds ver omhooggeheven voorstation in het dertigste, waar de laatste toebereidselen voor den stormloop naar 's levens gloriepunt worden gemaakt. En zooals men op het ^.Joch" na het afdalen van de verheven spits zich nog wel hoog weel, maar toch weemoedig omziet naar hetocea achter ligt, zoo is het vijftigste jaar het jaai", waarin net bewustzijn doordringt, dat 'stevens bergtochl zijn hoogste punt bereikte; al is er dan nog kracnt; al is er dan nog ongebroken levenszin-

Tusschen de jaren dertig en vijftig ligt alzoo voor den mensch de tocht over 's levens hoogtepunt En heel de psychische ontwikkeling van den toensch in deze jaren hangt ten nauwste met dezen overgang in de levensrichting samen. Eerst ricW het leven zich nog telkens naar boven, naar Iwl verder klimmen, naar het omhoog groeien. Ergens in deze twintig van de beste levensjaren gaal de lijn naar beneden buigen en begint het afdaleii. En nu kunnen wij het beeld van den berg vasthouden.

Sommigen klimmen op aan den stellen kanl, langzaam en worstelend, maar toch langs den koristen weg en dalen dan weer af langs de vlakke helling, langzaam, rustig, kalm. Anderen, moeizaam omhooggeklommen, zijn ternauwernood boven, of zij merken, dat de helling aan den anderen kant nog steiler daalt en de aftakeling des levens gaat ontzaglijk snel. Weer anderen klimmen iangs geleidelijk stijgenden weg op, komen boven, vinden daar een korte vlakte en merken, dat aan de andere zijde van den berg het o zoo snel naar beneden gaat. En weer anderen zijn er^ die, kalm naar boven geklommen, ook weer even kalm en langzaam dalen, stil, zonder dat zij het merken^ en jaren lang wanen zij, dat zij nog zijn op de hoogle, nog eenzelfde levensuitzicht hebben.

Verder zou ik kunnen gaan met mijn beeld. Er zijn menschen, wier levenstocht geüjk is aan den locht over een hoogen berg, zij klimmen heel hcog, maar de hoogte, die zij bereiken, is dan ook evenredig met de nioeile, die het klimmen hun bracht. Anderen zijn er, die zich sleepen laten met een treintje halfweg de hoogte, die zij met wat inspanning zouden kunnen bereiken en het dan welletjes vinden en aan den anderen kant met plezier zich even gemakkelijk weer naar beneden laten trekken. Maar dit zijn de gemakzuchtigen, die slechts nemen wat het leven hun in den mond geeft en die 's levens worsteling niet kennen.

Doch niet langer wil ik in beeldspraak tot U spreken over. ons onderwerp. Gij verstaat nu wel, waarom ik nu juist de jaren dertig en vijftig koos. Het is immers vanwege het feit, dat tusschen deze jaren ligt de knik in de levensbaan, en dat omstreeks het dertigste jaar valt het zich aangorden tot den laatsten loop naar 's levens hcogtepunt en omdat omstreeks hel vijftigste jaar het bewustzijn doordringt, dat dat hoogtepunt voorbij is.

Een begaafd schilder heeft de onderscheiden leeftijden van den mensch in beeld gebracht bij hel keerpunt van elk tiental jaren. Den dertigjarigen man stelde hij voor' als een wilden stier, den veertigjarige als een leeuw en den vijftigjarige als een vos. De dertigjarige vrouw daarentegen zag hij als een blanke zwaan, de veertigjarige als een trouwe klokhen, de vijftigjarige als een spinnende poes.

Ik wil gaarne aannemen, dat de schilder gelukkiger was bij de uitbeelding van den man dan bij de penseeling van de vrouw, maar toch ligt er in deze teekening een pracht van gedachten.

Ook ten cpziclite van wat hij ziet achter de vrouw ligt iets heel moois. De zwaan is schooner nog dan de kloek, maar zij is met haar kinderen gebonden aan liel water en zij houdt zich in de buurt van haar nest. De klokhen daarentegen trekt er met haar kuikens op uit en staart verbaasd naar een paar jonge hanen, die waarlijk al probceren te kraaien. En de spinnende poes ziet, hoe daar in de verte haar volwassen jongen aan het muizen-vangen zijn, maar zelf kruipt zij knusjes in het hoekje van den haard.

Maar beter nog getroffen is het beeld van den man op de onderscheiden leeftijden waarop hij werd voorgesteld.

De dertigjarige is de sterke, maar hem ontbreekt nog de levenswijslieid om zijn kracht wij's toe te passen. Hij is als een jonge losgebroken slier, die alles omver wil loopen en die zich een rijk wil veroveren, maar die er dan niet op let, hoe hij veel kostelijk gjed vertrapt met loggen poot. De veertigjarige is de leeuw, die sterk is en in het leven op roof uitgaat, maar die ook de fierheid kent en de wijsheid als een koning. Hij verstaat het leven en heerscht erover. Hij vraagt het leven zijn buit en als overwinnaar treedt hij eiken nieuwen dag het licht tegemoet.

De vijftigjarige is als een vos. Neen, denk nu niet aan de bijgedactite die hier mogelijk is, de bijgedachte aan onecrlijkheid. De vos is de slimme, die, waar hij het in kracht moet afleggen tegen den stier en den leeuw, door zijn meerdere wijsheid, door zijn kennis van het leven, door zijn begrijpen van de omstandigheden alle soorlgenooten toch weet te beheersclien en zich straks na zijn tochten door hel leven met een grimlach in zijn hol Maupertuis terugtrekt.

Weer willen wrij de beeldspraak loslaten en komen tot de concrete gegevens.

Wij behandelen dan eerst die feiten, welke in het leven van man en vrouw dezelfde zijn.

Omstreeks het dertigste jaar dringt bij den mensch het bewustzijn door, dat er aan het klimmen, dat er aan het winnen op den levenstocht eenmaal een einde komt. Dit hangt ongetwijfeld samen met het feit, dat voor de meeste menschen omstreeks het dertigste jaar het hoogtepunt van het leven in het gezicht komt. Niet alsof zij het reeds bereikt hebben, maar omstreeks het dertigste jaar weet een mensch gewoonlijk wel, hoe hij het leven en hoe het leven hem ontvangen heeft. De man aan de bank weet wel, of hij erop hopen mag, dat hij het nog eens brengen zal tot procuratiehouder of dat hij met minder zal moeten tevreden zijn. De arbeider weet wel, of hij misschien eens ploegbaas of opzichter zal worden, dan wel of hij heel zijn leven tevreden zal moeten zijai met eiken dag te Joopen achler hetzelfde karretje.

En nu kunnen wel allerlei levensomstandigheden meewerken om een zwakke hoop te verlevendigen of jm een sterke hoop te beschamen, maar dit neemt niet weg, dal omstreeks het dertigste jaar de meeste menschen een min of meer klaar besef hebben omtrent datgene wat zij hoogstwaarschijnlijk als hun maximum van het leven hebben te wachten.

Daarbij komt, dat omstreeks dezen leeftijd de mensch tot de ontdekking komt van zijn volle kracht. De gedachte is wel eens uitgesproken, dat niemand eenig ding in zijn leven presteert, waarvan de idee vóór zijn drie en dertigste jaar niet bij hem levendig is geweest. Ik durf de juistheid van deze gedachte niet te poneeren, maar wel staat vast, dat zoo ongeveer het dertigste jaar de mensch zich richt op de breedte en de diepte van het leven naar de mate van de gaven en de krachten die hij van God ontving.

Vandaar dat in de meeste levens van den man tusschen het dertigste en vijfendertigste jaar de weg zich opent naar datgene wat zijn levens-i hoogtepunt wordt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 december 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

De psychische ontwikkeling van den mensch tusschen zijn dertigste en vijftigste Jaar

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 december 1933

De Reformatie | 8 Pagina's