GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zichtbare en onzichtbare kerk.

In het (ethische) „Algemeen Weekblad" schrijft Dr J. F. Beerens een artikel over „de aantrekkingskracht van Rome". Nagegaan wordt hoe het komt, dat velen zich tot Rome voelen aangetrokken. Eén der oorzaken, gelijk Dr B. ze ziet, volgt hier:

In de derde plaats noemen wij haar waarneembaarheid. In 't Protestantisme wordt onderscheid gemaakt tusschen de zichtbare en de onzichtbare kerk. De zichtbare kerk is de onvolkomene, zondige kerk. De onzichtbare is de ware, eeuwige, goddelijke. Maar — helaas — wordt aan deze laatste door vele Protestanten weinig gedacht. Zij stellen zich tevreden met de onvolkomene, zichtbare. De onzichtbare kerk is voor hen vaak een platonische idee ol een pro-memorie-post. Op deze wijze wordt de zichtbare kerk van haar eeuwigen, onvergankelijken inhoud beroofd. Hoe geheel anders is 't in de R.-K. kerk. Daar geen scheiding tusschen zichtbare en onzichtbare kerk, tusschen menschelijken vorm en goddelijk ideaal.

Wij kunnen de redeneering verstaan, maar moeten tevens opmerken, dat de gereformeerde theologie aan het hier sprekende bij „vele Protestanten" aanwezige misverstand geen schuld heeft. Want zij kent geen onzichtbare kerk, die goddelijk zou zijn, tegenover een zichtbare, die menschelijk heeten moest. Zij kent de grens tusschen God en mensch, en noemt daarom een geschapen ding nooit goddelijk. Zij noemt — de beeldspraak blijve voorts onbesproken — de zichtbare en de onzichtbare kerk „twee zijden van dezelfde zaak" en weet voorts de hypocrieten hun plaats te wijzen: „in de kerk, doch niet van de kerk". Niet van de kerk als onzichtbaar, dus ook niet van de kerk als zichtbaar. Kende men de gereformeerde theologie maar beter.

y' Proi. Lindeboom kreeg eindelqk gelijk.

In het doopsformulier zijn enkele wijzigingen aangebracht; men schaffe zich maar de uitgave van de N.V. • H. Kok U.M. aan, waarop we reeds wezen, en men kan er kennis van nemen. Ds Bouwman van Leiden vestigt op

enkele veranderingen de aandacht in „Leidscb Kerkblad":

In het gebed komt een belajigrijke en gelukkige wijziging voor.

Er stond: „Oïidat het (kind) met Hem in Zijnen dood begraven word e".

Het beeft mij' al wat vaak in den weg gestaan dat ik dat.telkens bidden moest.

Iemand wordt wel begraven in een graf, maar toch zeker niet in den dood.

En dan nog wel in den dood van een ander!

De H. Schrift zegt het ons ook anders. Duidelijker en vollediger.

Deze zegt in Koloss. 2 : 12: zijnde met Hem begravenin denDoop, in welken gij' ook met Hem opgewekt zijt". En in Rom. 6:3 en 4: Of weet gij niet dat zoovelen als vriji in Christus Jezus gedoopt zijn, wij'in ZijJnen dood gedoopt zijn? Wij' zijn dan met Hem begraven door den doopinden dood".

Dat is een heel andere voorstelling.

Hier wordt ons geleerd, dat de H. Doop 'ons o.a. is bet sacrament om 'ons te beteekenen en te verzegelen onze gemeenschap met Christus in Zijn dood, in Zijn sterven. Zóó wordt ons geleerd, dat wiji dus gedoopt worden in Z ij n dood, gelijk de indompeling in bet water ons dat indalen in den dood beteekent.

Door den doop in den dood sterven we met Christus OÏ) sacramenteele wijze en worden we met Hem begraven.

Welnu, dat drukt het gewijzigde formulier thans gelukkig duidelijk uit door de woorden: „opdat het (kind) met Hem begraven worde door den doop in den dood".

Reeds zeer lang geleden heeft Prof. Lindeboom op deze wijziging aangedrongen. Hij deed dat in een uitvoerig en uitstekend gedocumenteerd betoog. Maar het mocht toen niet baten. We zullen maar niet nagaan waarom niet. We zullen ons maar liever verblijden, dat nu eindelijk na zijn dood deze allerminst conservatieve pleiter aan de deur van het kerkelijk geweten gelijk beeft gekregen.

Nieawe Spelling! Op de Helling?

Onder dit opschrift schrijft „De Groene Amsterdammer" (H. Bouma) enkele rijmpjes:

vm.

'k Bezweer U onder ede Heren, dat ik duidlij'k zag, Hoe tussen die en deze, die beschuldigde kortaf Bedreigde met een ouderwetse dagge, kortweg dag, Een beet dispuut ontstond. De derde man nu gaf Beschuldigde ineens een ongemene slag. — Weiarop de Rechter vroeg: Wie dreigde en wie sloeg? Professor J. v. Ginneken Zat stilletjes te grinneken.

IX.

Is dit dan de inzet van 't proces Van Hollands Hollands op de fles?

X.

Och, als men schrijft: de valse slager prees het vlees als mals aan, Dan is dat nog in genen vierkant naast de bal slaan, Het is bezuiniging, wel ja, en wat is daar voor mals aan!

XI.

Men stopt de oo's in d'oude doos, hoewel dit toch maar waar is: Een dromend dichter staa, t nu dichter aan een dromedaris.

XII.

Maar ook, men mag een ezel nog op ouderwetse wijze zadelen. De Hooggeleerde Heren zagen daarin helemaal geen nadelen. Ook dit:

Rijkaard nu luister, giji moet nog even goed Bedelen wie bedelen van Uw overvloed.

De nieuwe spelling — belaas. Mevr. Kuyper—^Van Oordt schreef er een friscb artikel tegen in „Timotbeus".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 augustus 1934

De Reformatie | 4 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 augustus 1934

De Reformatie | 4 Pagina's