GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dr Miskotte over de Aischeiding-

Ds A. M. Boeijinga schrijft in „Het Kerkblad voor Haarlem":

De vorige week meen ik te hebhen aangetoond dat uit zuivere ziel de sdhimp van „sektarisme" op de AfsAeiding niet kan worden toegepast.

Hoe staat het echter met een ander argiunent dat dikwijls, en ook 'door Dr Miskotte, tegen haar wordl ingebracht?

Laat mij zijn tegenverklaring eerst laten hooren:

„Hoe geheel anders zou de geschiedenis van het JSTederlandsöhe geestesleven verloopen zijn, indien wij omstreeks 1830 het juk der reglementen van Mniien uit hadden kunnen breken. Wat zijn .er onberekenbaar rijke mogelijkheden verloren gegaan, hoeveel sterker hadden wij' gestaan tegenover Rome, welk een éénheid van leiding had er kunnen uitgaan van onze vaderlandsche kerk, tot zegen van ons geheel© volk, als de Afscheiding van 1834 en de Doleantie van 1886 niet hadden plaats gehad; wat z»u er niet gearbeid 'kunnen zijn aan de vernieuwing en den uitbou'W der belijdenisi. aan een kerkelijk socialen arbeid, aan ker'kehjke missie met vereende kraöhten. Men kan het natuurlijk niet bewijzen en napleiten is een lastig en deels ook onvruöhtbaar werk, maar het is onze overtuiging dat wij - Op alle terreinen des levens conflicten tusschen Ohristendom en cultuur hadden kunnen voorkomen of haidden kunnen sublimeeren; dat wij ook tegen den algemeenen „aival" een sterken dam zouden hebben gehad, - wanneer de „gescheidenen" •'-en „doleerenden" - op hun plaats gebleven waren. Natuurlijk, alleen wanneer de Hervormde kerk zich opnieuw op haar belijdenis zou hebben gefundeerd; maar dit zou gesöhied zijn, als dit Hoed ons niet •was afgetapt, als deze sterke grondkrachten ons niet ontijdig waren onttrokken".

Deze gebruikelijke redeneering kan nu, na een eeuw verdere ontwikkeUng, gemakkelijk gehouden worden , en wordt in Hervormde kringen gewoonlijk gretig overgenomen als een wapen tegen onze kerken.

Maar tegen 'dit sdhijnbELar 'sluitend betoog zijn toch zooveel grondige bezwaren in te brengen dat er niet veel van overblijft.

Allereerst reeds dat precies ditzelfde kan gezegd ten opzichte van 'de hervorming der 16de eeuw. Als onze vaderen toen eens in de Roomsche kerk gebleven •waren om haar van binnen uit te genezen, wat zou dan niet de ééne ongedeelde Christelijke kerk een mac< ht hebben kunnen vormen tegen 'de wereldmacht van ongeloof en revolutie onzer dagen!

Maar Dr Miskotte - weet zoo goed als ik, dat binnen •de dikke vestingmuren der Roomsohe hiërarchie het evangelie der vrije genade geen schijn van kans zou gekregen hebben en het resultaat slechts zou geweest iijn dat wij nu niet anders dan alleen de zichzelf altijd gelijk blijv'ende Roomsohe kerk zouden hebben overgëliouden.

Van hooger standpunt 'dan dat der ééne ongedeelde kerk, namelijk juist van het echte standpunt der Kerk van Christus, zal hij daarom met ons dankbaar zijn voor die hervorming. De vorige week sprak ik ook reeds hierover.

Ditzelfde nu geldt ook ten opzichte van de Gere-~forniBerde hervorming der tOde eeuw in Afscheiding en DO'leeuitie. Wat al niet wensohelijk ware geweest? ! De geschiedenis laat zich eöhter niet omkneden. Bo^ vendien, als deze dingen niet in 1834, maar thans in 1934 begonnen waren te gebeuren, zou de ai'loop n u een gelijksoortige zijn geweest als toen. Ais de Gereformeerden maar hun kerkelijke roeping van Godswege ver-vuUen.

Dr Miskotte zegt wel: waren de mensiihen van Afscheiding en 'Doleantie maar op hun plaats ge-„bleven in - de Her\'^ormde kerk!

Welnu, dat hebben ze gedaan!

Alleen, niet als doode standbeelen.

Niet als verzwijgers, dat is als verloochenaars van •de waarheid Gods.

Doch als b e 1 ij d e r s in de Hervormde kerk, die toen toch zeker nog altijd een kerk was met Gereformeerde belijdenis, doöh alleen sinds lang vergeten •had om haar belijdenis ook werkelijk te b elü d en.

Dat verzuim, om het niet sterker te zeggen, hebben de AfgesoheidM^n ingehaald. Zij hebben de Hervormde kerk aan 'Mar woord, aan haar eigen belijdenis •wUlen houden. Daar hadden ze recht op. Zij alleen waren toen in hun reoht. Want zij spraken het woord der kerk!

Dat was niet sleöhts hun onvervreemdbaar recht. Doch ook hun dure plicht tegenover Christus en tegenover de kerk. En zij hebben niets anders gedaan • dan die schuldige püdht, door de bezieling van den •Geest der kerk, vervullen.

Wie zal dat in hen laken?

Verdienen zij daarin niet ons aller 1 o f?

Zeker, ze zijn gedeeltelijk in conflict gekomen met de beruchte reglementen der Hervormde kerk. En dat hebben classicaal-en pro^vinciaal kerkbestuur gretig uitgebuit, zich zelfs werpende op wat niet eens reglementaire overtreding was.

Doch ook al hadden De Cock en de zijnen zich stipt gehouden binnen het gareel der reglementen, dan zouden zij toch niet ongemoeid zijn gelaten; dan zou toch het conflict zijn gekomen.

Om de eenvoudige reden dat zij in woord en daad Gereformeerd waren. En daarvan waren de machthebbers niet gediend, gelijk Dr Miskotte zelf , duidelijk genoeg 'heeft laten uitkomen. Dat werd eenvoudig niet geduld.

De Cook en de zijnen hadden dus alleen „op 'hun plaats" kunnen blijven als zij ontrouw geworden waren aan de roeping Gods. En dat verbood, gelukkig, hun consciëntie.

En daarin hebben zij tevens trouw betoond aan de kerk. Waren zij de ecnte kerkbouwers „van binnen uit".

De ontrouwen aan en de breikers van de kerk waren elders te zoeken. Dat waren hun tegenstanders.

Maar is dan todh niet waar dat indien „de sterke grondkrachten" in de Afsdheiding en Doleantie niet ^, ontij'dig waren onttrokken" aan 'de Hervormde kerk, deze thans, onverzwakt, zooveel grooter en sterker macht in zichzelf en te .midden van heel ons volksleven zou zijn?

Ik geloof dit alleen onder de ééne voorwaarde die

Dr Miskotte zelf stelt: „alleen wanneer de Hervormde kerk ziöh opnieuw zou hebben gefundeerd ofp haar belijdenis".

Maar ik verschil met hem ten ©enenmale van meening als hij' zegt: „dit zou gesdhied zijn".

Wat geschied zou zijn, en geschied is, toont de historie. Aan de Gereformeerden zou op den duur missöhien niet het woord zijn ontnamen (gelijk nog niet) dodh tot eiken prijs zou hun zuiver Gereformeerde daad, kerk daad, onmogelijk zijn gemaakt (gelijk nog).

Ik kan me Dr Miskotte's klacht en wensoh indenken, als hij ziet op de sterke en groote groep Gereformeerden die thans buiten de Hervormde kerk leeft. Doch die is juist de vrucht van de Afscheiding en de Doleantie in hun geloofsgehoorzaamheid.

Sterker nog durf ik me uit te drukken. De Hervormde kerk deelt heden ten dage zelf in de vruchten van de herleving der Gereformeerde theologie en belijdenis door de Afscheiding en de Doleantie. Waren deze er niet geweest, dan zouden „de Gereformeerde Bond" en „de Gonfes'sioneele richting" in de Hervormde kerk lang niet zijn, wat ze zijn.

In plaats van bezwaar en critiek voegt daarom veeleer dank voor Afscheiding en Doleantie.

In dit opzicht kunnen alle Gereformeerden in de

Hervormde 'kerk het eeuwfeest der Afsöheiding mee-•rieren.

Mogen ze althsins zich eens nader bezinnen op hun echt Gereformeerde, keAelijke roeping in de Kerk van Christus.

Een aanieekening uii het Kuyper-archief.

Prof. Dr G. M. den Hartogh schrijft in het „Ouderlingenblad":

Het was in de dertiger jaren der vorige eeuw droevig gesteld met het kerkelijk leven in Nederland.

De theologische richtingen van het rationalistisch Supranaturalisme en van de Groninger school, die beide de grondwaarheden van 'de Hervorming der zestiende eeuw openlijk aantastten of bedektelijk ondermijnden, gaven den toon aan bij de opleiding der predikanten en 'deden daardoor ook in de gemeenten hun nchadelijken invloed gelden.

En de orgajiisatie, door Koning Willem I anno 1816 in strijd met de op de Heilige Schrift steunende belijdenissen der oude Gereformeerde Kerken met dwang aan haar opgelegd, werkte de verderfelijke leervrijheid steeds meer in de hand.

Het Réveil, hoezeer het heel veel goeds op verschillend gebied, met name der philanthropie, heeft gewerkt voor een groot deel van ons volk, was op zichzelf beperkt tot enkele aristocratische kringen en daaihij te methodistisch en piëtistisch ten aanzien van het geloofsleven en te individualistisch in het belijden om te komen tot reformatie van de kerk op vasten gi-ondslag.

Een treffende teekening vonden we in het Kuyperarchief in een brief van een academisöh gevormd man, 'die zelf uit een aanzienlijke, maar niet positief christelijke familie was gesproten:

„Er 'is en blijft een klove tusschen ons Gereformeerde volk, dat de leer der Vaderen veun geslacht tot geslacht heeft ontvangen en bewaard, en schier, al wat aanzienlijk en beschaafd en geleerd aan het christelijk geloof nog vasthoudt.

Na eerst door het Rationahsme te zijn heengegaan is onze geloovige aristocratie bijna uitsluitend onder den invloed van het Réveil gevormd, die hoe gezegend ook, zeer stellig een onkerkelijk karakter droeg en allerminst nadruk legde op die waarheden welke aan het Gereformeerd bewustzijn het dieihaarst en meest onmisbaar voorkomen. Onze hooge christelij'ke kringen denken, gevoelen, gelooven niet als het volk, en missen daardoor de bevoegdheid, kunnen daarom niet beantwoorden aan hunne natuurlijke roeping dat volk te leiden en te vertegenwoordigen".

Ons 'komt deze beschouwing veelszins juist voor. En wij voegen er aan toe: Er moest komen een man, die óók 'door het rationalisme was heengegaan en de geestelijke armoede van den tijdgeest door persoonlijke ervaring, had leeren kennen, maar die daarna, in nauw contact met de kleine lu^yden, onder wie het specifiek-gerefo'rmeerde nog het meest in eere was, de Gereformeerde belijdenis als de zuiverste uitdrukking van de leer der Schriften met verstand en hart liefkreeg, de goddelijke verkiezing en verwerping naar Gods souverein welbehagen, 's menschen dood in de zonde en zijn verlossing alleen door waarachtig geloof in Christus met overtuiging predikte en rusteloos aiheidde om die leer der waarheid 'en der zaligheid tot gelding te brengen, niet in afgezonderde kringen, maar in een geïnstitueerde kerk.

Zulk een meun Was Hendrik de Cock.

Het is hekend, dat hij aan de Universiteit te Groningen in 'de oud-Uheralistische theologie werd onderwezen en als predikant in enkele Groningsche gemeenten zich aa.n het hem geleerde hield, al liet hij, meer of minder bewust, dat hem iets noodzakelijks ontbrak, dikv/ijls een dieperen toon hooren, dan men van de meeste leeraars gewend was.

We weten, 'dat eerst in zijn derde gemeente ülrmn, waar hij door zijn voorgaziger en academievriend HO'fstede de Groot bevestigd werd, mede door de lezing van de Dordtsche Leerregels en' van de Institutie van Oalvijn (beide voor hem tot dusver onbekend) en van de werkjes van baron van Zuylen van Nijevelt, en door gesprekken met eenvoudige gemeenteleden, het licht hem opging over den afgrond van 's menschen zonde en ellende, maar ook over de heerlijkheid van Gods souvereine genade in de verlossing in Jezus Christus.

Sindiadien wa.s zijn hart brauadende om door zijn prediking en geschriften God op 't hoogste te ver-'heerlijken en de zondaren eerst op 't diepste te vernederen, opdat zij dan in zouden gaan in het heiligdom door het bloed van Jezus en de toevlucht zouden nemen tot den troon der genade om barmhartigheid te verkrijgen en gehO'lpen te worden ter bekwamer tijd.

Over het a.s. Cougres,

We hebben reeds enkele malen opgemerkt, dat de Nederlandsche gereformeerden, juist omdat zij als Nederlanders zich zoo bizonder tegenover het buitenland verplicht weten, het buitenland juist hadden kunnen dienen door in DIT land van het historisch calvinisme te laten gevoelen, dat men met het Barthianisme had te breken, wilde men gereformeerd heeten.

Het verblijdt ons, dat ook Dr Beets dit gevoelt. Zonder zich over het congres zelf uit te spreken — ik breng het citaat mijnerzijds hier op deze plaats, men lette daar wel op — merkt Dr Beets in „De Heidenwereld" het volgende op:

Maar of het billijk en wijs was, om nu even over te vliegen naar Zuid-Afrika, het schrijven van iets wat we lazen uit de pen van Dr du Plessis in „Die Soeklig" van 15 Aug. bet^wijfelen wij ten zeerste. Hij schrijft over het bezoek aan Zuid-Afrika van Dr V. Hepp, die 27 Aug. te Kaapstad zou arriveeren. Om lezingen te houden op verschillende plaatsen, o.a. te Stellenbosch, Bloemfontein, Pretoria, enz. Met vermijding, zoo had de professor gestipuleerd, van punten van verschil tusschen de twee Kerken in dat land — de Nederduitsche en de (Enkel) Geref. Kerken.

Dr du Plessis kan, zegt hij, de vraag niet vermijden waarom men toch altijd mannen doet overkomen, die verbonden zijn aan de Vrije Universiteit? Eerst kwam Dr H. H. Kuyper. Later Prof. Van Gelderen. Ook Dr Van Schelven had hij kunnen noemen. „En nou is dit Dr Hepp." Liever vril hij ook mannen hooren van andere landen. En hij vraagt of b.v. mannen als Prof. Brunner van Zurich of Prof. Oman en Prof. Carnegie Simpson van Cambridge, „nie egte Gereformeerdes" zijn? „Laat ons vir bekrompenheid en die gees van agterdog en veroordeeling teenoor andersdenkendes ons wag" is de vermaning. Nu, we kennen al de mannen niet die Dr du Plessis noemt. Maar wat Proff. Brunner, Simpson en Oman betreft, meent hij nu werkelijk, dat die ook „echt Gereformeerden" zijn? Naar den maatstaf onzer Drie Formulieren natuurlijk. Van de mannen van de Vrije Universiteit weten we het wel. Met beslistheid. En is het beslist Gereformeerde niet juist wat Zuid-Afrika zoowel als Noord-Amerika behoeft? En is die laatste „vermanende" opmerking nu wel gepast, en %vijs en billijk? Gaarne zien we naar antwoord op die vraag uit.

Dat is verstandige taal. Als zoo over Brunner wordt gespi-oken, die van de Barthiaansche positie zich nog het verst verwijderd heeft, hoe moet het dan met Prof. Haitjema, die nog steeds hier Barth wil populariseeren?

Dr Beets geeft in internationaal verband een goede aanwijzing; en in Nederland?

Prof. Kuyper bespreekt in „De Heraut" nog eens de zaak. Na enkele opmerkingen, die we kunnen voorbijgaan, merkt Prof. Kuyper op:

Zelfs wordt dit Congres al gebruikt als een stok om daarmede de Vrije Universiteit te sleian, hoewel de Vrije Universiteit als zoodanig met de saamroeping van dit Congres niets te maken heeft gehad en geen de minste verantwoordelijkheid draagt voor hetgeen door het uitvoerend Comité is gedaan.

Het spijt ons, dat Prof. Kuyper niet precies aangeeft, wie hij op het oog heeft. Men kon dan weten, wie bedoeld is. Wat Ds J. D. Wielenga, op wien gewezen zijn KAN, betreft, deze heeft reeds opgemerkt, dat hem deze opmerking (van andere zijde ingebracht) niet treft. En wat mij betreft: ik zou wel eens willen weten, of iemand ook maar iets aanmerken kan op de teekening van de situatie, gelijk ik ze enkele weken geleden gaf ten aanzien van de Vrije Universiteit. Zoo ja, men doe het; zoo neen, dan is het tasten in onzekerheid niet nuttig.

Er zijn in dit verband enkele pennen uit den koers geslagen, met name die van Ds Jonker, „Geref. Kb. N.-Br. & L.", die slechts kan worden beantwoord als men zich bedwingt.

Maar het zal toch niet mogelijk zijn, deze zaak te bespreken, zonder de Vrije Universiteit te noemen. Mits het maar eerlijk gebeurt. Heb ik niet duidelijk gezegd, dat er aan de V. U. ook hoogleeraren zijn, die met den gang van zaken blijkbaar niet instemmen? Maar indien we de V. U., gelijk de Theol. School, hebben, om leiding te geven aan het gereformeerde leven, dan heeft ons gerefomieerde volk er recht op, te vragen, hoe het wordt geleid. En dan getuigt het van verkeerde „liefde", als men alles bekijkt onder het heilige-huisjesstandpunt. Want dat is voor de gezondheid funest. Stemmen als van Ds Jonker mogen ontevredenheid uiten, vanwege het innemen van dit standpunt, ik merk van mijn kant op, dat het wel in een zeer vernederende positie brengt, als men anderen, en ook mij, eerst vraagt, b.v. in Rotterdam een radio-avond voor de V. U. te houden (welke hoogleeraar der V. U. doet het eens voor . Kampen? ), mij dan daarna hartelijk bedankt voor de toespraak, die de V.U. handhaafde tegenover Barth-Haitjema, en dan ineens boos wordt, als ik, precies de feiten vermeldende, en niets verzwijgende, de V.U. daarna ter sprake breng in precies denzelfden zin als mijn propagandarede sprak. Men vraagt zich soms af, waar de nuchterheid blijft. Soms ook: de erkentelijkheid.

Mijn ruimte is verbruikt; ik ga volgende week verder. Met „De Heraut" en andere organen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 oktober 1934

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 oktober 1934

De Reformatie | 8 Pagina's