GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

MUZIKALE KRONIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MUZIKALE KRONIEK

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bacb voor „Jongeren".

In een Paaschnr. 1.1. van een Hervormd blad stond het volgende drakerige verhaaltje , , voor de jongeren uit het leven van johan Sebastiaan Bach (vrij naar het Duitsch)".

Het begint met een mijnheer en een mevrouw, wier poesje al een heele week op den loop is. Mijnheer is net bezig z'n vrouw te troosten als er gemiauwd werd en een jongen voor de deur staat met het katje in z'n arm.

En nu volgt een dialoog tusschen de gelukkige mevrouw en den jongen, hoe de knaap aan het beestje kwam, en hoe zijn naam was, waarbij de jongen vertelde, dat een dag of acht geleden kwajongens het dier aan 't plagen waren en ïn de beek gegooid hadden en dat hij het eruit gehaald had en al dien tijd verzorgd en dat z'n vader gezegd had, ga maar eens kijken in de buurt, waar je het gevonden hebt en dat toen hij bij het huis van de familie kwam, poes van z'n arm afsprong en dat hij Johan Sebastiaan Bach heette.

Waarop mevrouw zej, dat hij een goeie jongen was en mijnheer hem een ferme kerel noemde en vroeg, wat hij hebben wilde, waarop de jongen zei van niets, alleen of hij zoo nu en dan eens naar Mies mocht komen kijken en of hij dan z'n viool mocht meebrengen want dat hij van zijn vader maar twee uur per dag viool mocht studeeren en heelemaal nog geen orgel, want dat zijn vader zei, dat hij eerst Latijn en rekenen en schrijven moest leeren. Natuurlijk mocht dat van mijnheer en mevrouw, met het gevolg, dat er dienzelfden avond al gebeld (!) werd, en de jongen met z'n viool binnenstapte om er even later zóó op te spelen, dat „pas toen de poes miauwde" hij tot de werkelijkheid terugkeerde en „besloot met een juichend: „Lof zij den Heer, den Almachtigen Koning der eere", wat den verbaasden heer des huizes ©en „Jongen, jij kunt meer dan katten vangen" ontlokte mèt de invitatie, nog maar dikwijls terug te komen.

En na verder de „jongeren" wijs gemaakt te hebben, dat Bach bij zijn strengen broer, als die hem verbood verder de spelen „op de tafel van zijn kamertje toetsen van een orgel toekende en zóó zijn zelfverzonnen liederen speelde" en dat hij eens reisde naar Hamburg (lees Lübeck) om den beroemden organist Buxtehude te hooren, besluit het vrome verzinseltje met Bach 30 jaar later weer eens in den familiekring terug te brengen:

„God groete U", zoo groette Bach, toen hij de kamer van de Sotmmers binnentrad. Meneer Sommer kwam vol vreugde op hem af, zijn vrouw scheen te dommelen in haar stoel. Slap reikte ze hem de linkerhand. Rechts was ze geheel verlamd. „Hoe gaat het je? " vroeg ze fluisterend. „Dat gaat wel, we zijn niet rJjt en we moeten hard werken, maar we hebben lons brood en de kinderen zijn alle gezond. Alle jongens zijn muzikaal. Bijna zou ik zeggen, jammer genoeg, want wie niet iets groots kan in de kunst, blijft levenslang arm!"

„Nu maar, jij' hebt toch wel iets bereikt. Zelfs hier spreekt men over je!"

„Misschien, " antwoordde Baob, „de menschen schijnen niet ontevreden over mijn orgelspel. Om te maken, dat ze zich niet vervelen, schrijl ik voor elke godsdienstoefening een cantate."

„Wordt dat niet een beetje veel? ", vroeg meneer Sommer, „je kunt ze toch wel eens iets ouds geven. Opgewarmde soep smaakt dikwijls ook heel goed."

Lachend kwam Johan Sebastiaan er tusschen: „In de muziek is dat een beetje anders. Dagelijks bid ik God, dat HiJ! mijl helpe bij mijn werk. Ik begin geen werk zonder gebed en dan geeft de Heer me de kracht."

„Maar wat doe je dan met al die muziek? " Vraag dat maar eens aan mijn vrouw! Die verzamelt alles en geeft het in de herfst aan den tuinman om er de boomen mee te omwikkelen. Die beweert, dat ik zulk goed stevig papier heb."

„Merkwaardig pakpapier, kun je mij' niet ook eens zoo iets geven? " En met pakt meneer Sonuner al de map, die op tafel ligt. Maar Bach houdt hem tegen: „Dat is de muziek, die ik onderweg heb geschreven. Als ik ze een keer gespeeld heb, kunt U ze krijgen."

„Mag ik ze dan nu vast eens zien? " schertst meneer Sommer. Veel begrijpt hij' er niet van en hij geeft de bladen terug, als hij: ineens vraagt: „Wat staat daar? " Bach legt het uit: „Jesu juva". Dat beteekent: „Help, Heer Jezus". Ik heb daarnet al gezegd, dat ik geen werk begin zonder God om hulp te vragen. Nog nooit heeft Hij' me in den steek gelaten. Iedere keer stuurt Hij me kracht, die ik anders niet heb."

Geroerd pakt mevrouw Sommer zijn hand en ze fluistert: „Ook mijn bede heeft God verhoord, dat ik jou nog eens mocht zien. Nu heb ik nog maar één wensch: dat ik jou tenminste eens in mijn leven orgel hoor spelen."

, , Hoor je, wat ze wil? " vraagt meneer Sommer. „Ik heb al vaak geprobeerd dit uit haar hoofd te praten, maar het lukt niet. Morgen is er een oonoert, maar dan speelt een ander. Als jij het was, zou ik wel middelen vinden 'om er haar heen te brengen."

„Laat haar maar een ander hooren, " sust Bach: „die speelt ook go< ed."

Al vroeg is den volgenden dag de kerk vol voor het aangekondigde 'Orgelconcert. Verwonderd kijkt men naar de vrouw, die in een leunstoel door twee mannen wordt binnengebracht. Er wordt over gemompeld, en er is tijd voor allerlei veronderstellingen, want de organist laat zich wachten. Het duurt een half uur, een uur en ten einde raad treedt de predikant naar voren om te vragen of er soms onder de aanwezigen iemand is, die iets kan spelen, zoodat de menschen niet vergeefs zijb. gekomen. Op dat oogenblik staat één van de mannen, die de vrouw in den leunstoel naar binnen had gebracht op en gaat naar de orgelbank. Eerst aarzelend, maar al spoedig aanzwellend klinkt er een jubel door de kerk, zooals nog nooit iemand heeft gehoord. Men vergeet plaats en ruimte en als het spel geëindigd is, duurt het lang voor de kerk leeg is. De man, die gespeeld heeft, gaat weer terug naar de vrouw in den leunstoel. Met stralende oogen ziet zij hem aan, grijpt zijn hand en fluistert: „Johan Sebastiaan, je hebt gelijk, als je bidt: Jesu juva! Help mij, Heere Jezus". Een bovenaardsch lachje gaat over haar gezicht. Dan valt haar hoofd op de borst: ze ademt niet meer.

„De vreugd over jou spelen heeft haar gedood, " zegt zachtjes meneer Sommer: „dat bracht baar naar den hemel".

Weerzinwekkend, belachelijk en banaal is zulk vroom geremel ondertusschen wel, en dat voor

„jongeren"!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 juli 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

MUZIKALE KRONIEK

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 juli 1935

De Reformatie | 8 Pagina's