GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Correspondentie van de Redactie.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Correspondentie van de Redactie.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

E. te H. (Ameriia) schrijft ons (ik zelf breng de cijfers gemaishalve aan):

„1. We zien, dat U in uw geëerd blad „De Reformatie", waarvan we lezer zijn sedert liet blad verschenen is, ook soms enkele vragen beantwoordt. Wilt U zoo goed zijn en beantwoorden daarin het volgende?

2. Heeft de altiemeene genade een zelfstandige reden van bestaan of is zij er enkel om der uitverkorenen wille?

3. Indien zij een zelfstandige reden van bestaan heeft, waarin bestaat dan deze zelfstandige reden van haar bestaan?

4. Indien zij er is enkel om der uitverkorenen wille, moeten we haar dan een enge sotericilogische begrenzing geven of heeft ze ook een ruimere kosmologische beteckenis?

5. Volgens Dr B. Wielenga staan onze Christelijke scholen op het terrein der Gemeene gratie (zie zijn boek: „Ons Avondmaalsformulier", bldz. 58—59).

e.Kunnen we op dat gebied, n.l. op het gebied van het Ghr. Onderwijs, als Gereformeerden samenwerken met de Hoeksemanianen, die de leer van de Gemeene gratie loochenen? "

Tot zoover de brief. We antwoorden het volgende:

1. Laat mij — uit louter angst voor een vragenbus —• nog eens herhalen, dat deze rubriek eigenlijk alleen bedoelt, uit de vele zonder eenige redaotloneele aanleiding binnenkomende vragen, er enkele bier te beantwoorden, die van algemeen belang zijn. Doel is alleen tijds­ besparing. Hoewel ii dus volgaarne dezen keer deze uit Amerika gekomen vraag ihier beantwoord, toch mogen de lezers bedenken, dat ik voor een vragenbus in eigenlijken zin den toegang niet bedoel open te stellen. De correspondentie groeit me toch al boven 't hoofd.

2. Mets heeft een zelfstandige reden van bestaan. Niets is er enkel om der uitverkorenen wil. Alles is er om Gods wil. Alles neemt Hij in Zijn dienst. De één is gewillig tot dien dienst, en wordt behouden. De ander niet, en is daarin verloren, tenzij hij zich bekeert. Doel der geschapen wereld is Gods zelf verheel lijking. Alles dient tot bereiking van dit doel. De één gewillig en bewust, de ander onwillig, onbewust. Aangezien de gewillig in Gods dienst wederom getredenen Hem niet het Zijne kunnen geven, noch ook zelf het „hunne" (volgens Verbondsbelofte hun toegezegde) kunnen ontvangen, zonder dat uit alle schepsel Gode en den Zijnen heerlijkheid en eer worden bereid, dient alleen de Kerk (als nituwe, en eigenlijke menschheid), dient de kerk daarin Christus, dient Christus daarin God. Daarom zal Hij niet slechts hen, doch ook de „heerlijkheid en eer der volkeren" den Vader eemnaal overgeven. Zij zelf zijn daarvan geen oogenblik gescheiden geweest, noch in 'het ontvangen (ook Gods kinderen hebben een brandkast of een portemonnaie of een stuk brood of een schilderij), noch in het weder-geven aan Christus en zóó aan God (God wordt gediend door eerlijke goudwaarde, door goed-'bestede brandkast-inhouden, goedgeopende portemonnaies, goed gebruikt brood, door een met den Woord-dienst parallel-loopend kunstwerk).

3. Beantwoording van deze vraag is na het onder 2) gezegde overbodig.

4. Tusschen kosmologische en soteriologische beteekenis vervalt dus principieel eik dilemma, elk entwederoder. Wat zich niet leent tot den soteriolo'gischen dienst der heiligen en dus tot de verheerlijking van den Soter (Redder, Behouder) God, is tegen den kosmos gericht, tegen God in de eerste plaats. Het valt buiten den „kosm.os" (hel) en buiten de „nieuwe" (door vernieuwing als eigenlijke openbaar geworden) menschheid, gelijk God deze „vóór-kende" in de verkiezing. Daarin stelde en kende Hij de eigenlijk© menschheid, den eigenlijiken kosmos. De kosmos en de menschheid van het einde (hemel, nieuwe Jeruzalem) zijn gekend van den beginne. Meer hierover in een binnen enkele maanden verschijnend, reeds voltooid boek van mijm hand: „Wat is de hemel? "

5. Ik erken geen twee-terreinen-leer, noch die van Plato, doch die der gemeene en particuliere genade. God heeft de wereld niet in stukjes geknipt, halleluja. Mijn brood (geld) beveelt Hij mij mee te nemen in de kerk (collecte, vaste bijdrage), mijn kunst ook (een goed organist, mogelijk nog eens een mooi koor, na de preek; wie weet, boe wijs we nog eens worden op dit punt). De christelijke school staat op het terrein van deze tijdelijke aarde, 'het eenige werk-terrein, dat mijn kinderen, mijzelf, den onderwijzer ten dienste staat. Maar daarin probeeren we dan gehoorzaam te zijn. Twee-terreinen-leer is een abstractie, verhindert dus de gehoorzaamheid. Zie hierover „De Reformatie" van 3 Febr. 1933.

6. Op die vraag kan ik uit Nederland niet antwoorden. Ik ken de verhoudingen niet scherp genoeg. Ik weet niet, inhoeverre de „Hoeksemanianen" als groep innerlilk één zijn, inhoeverre ze hun „consequenties" werkelijk drijven, inhoeverre ze eventueel tegen verkeerde probleemstelling andere consequent óver-stellen.

P. J. d. R. te V.-C. U komt terug op wat ik in het nr. van 16 Aug. j.l. in de bespreking van het „Bijbelsob Handboek" opmerkte over de verhouding van de leiding van den Geref. Bcnd in de Herv. kerk tot de barthiaansche „iheolOigie". Het verblijdt me te vernemen, dat vele hervormden mijn opvattingen in dezen deelen.

Voorzoover U nog eenige bedenkingen hebt, antwoord ik gaarne het volgende:

Ie. Natuurlijk is mijn uitspraak in bedoeld artikel niet gegrond op die paar recensie-zinnetjes, die ik bedoelde. Reeds veel eerder heeft de leiding van „De Waarheidsvriend" barthiaansche geschriften aanbevolen, en daarin getoond, óf niet te vatten, wat er aan dat Barthianisme vastzit, óf totaal anders te denken dan ik, als ik beweer, dat Earth's uitgangspunt, en zijn consequenties de geref. theologie (en niet alleen de theologie) den doodsteek toebrengen. Sinds is er over di» dingen veel geschreven. Maar nog steeds komen er dergelijke uitlatingen in „De Waarheidsvriend", als ik in bedoeld artikel signaleerde. Dat alles bewijst m. i., dat de leiding van den Bond de barthiaansche theologie nog niet doorziet. En dus ook, dat deze leiding dezen Bond niet weet te beschermen tegen wat in de kringen der Confessioneelen, onder invloed van Barth-Haitjema scheefgetrokken werd.

2e. Uw opmerking over de Gereformeerde Kerken — waarin ook sommigen vóór het Galvinistencongres, ot tegen zijn veroordeeling zijn —• snijdt dus geen hout. Want in de eerste plaats, het ging niet over dien éénen reoensie-uitval in „De Waarheidsvriend" alleen, docli over heel den achtergrond, waaruit zulk© beschouwingen opkomen (zie boven). Overigens heb ik inzake de Gereformeerde Kerken ronduit herhaaldelijk mijn meening gezegd, ook naar binnen critisch (wel naar buiten, doch niet naar binnen polemiseeren is immers farizeeuwsch bederf). En daarin is erkend, dat m. i. ooi niet alle Gereformeerden de noodige wetenschappeliilt6 zekerheid hebben, of bewijzen, of handhaven.

3e. D'6 uitdrukking „de predikanten" (van den Geref. Bond) was collectief bedoeld. Natuurlijk blijft er altijo mogelijkheid, dat personen in die collectiviteit beter zien.

4e. Het door tf gevraagde bewijs inzake de losrafeling van den band tusschen Schriftbeschouwing en andere prestaties van den Bond is m. i. volmaakt overbodig. Want dat bewijs ligt in de ettelijke artikelen, en boeken, of boekfragmenten, die ik tegen het Barthianisme schreef. Zijn deze artikelen en deze boekfragmenten juist, dan is daarmee aangetoond, dat heel het Schrift-vraagstuk — en het openbaringsvraagstuk •— door Barth c.s. heel anders wordt gesteld dan de Gereformeerde-Bonds-dominee's, en hun eenvoudige hoorders, en ook de hoofdartikelen van „De Waarheidsvriepd" practisch doen. Men kan nog wel een tijdlang de Gereformeerde dogmata, die de Gereformeerde Bond

voorstaat, prediken; maar wanneer men zóó, als „De Waarheidsvriend" het doet, tegenover het Barthianisme staat, zal, (tenzij men het roer omwerpt), het einde zijn, dat men ook die dogmata niet meer houden kan. Want zij staan of vallen alle met de Schriftbesohouwing der drie formulieren van eenigheid, welke tegen het Barthianisme vierkant ingaan.

K. S.

S. te H. schrijft ons het volgende:

„Hopende, dat U zo welwillend wilt zijn om in uw kwaliteit als redacteur van „De Beformatie" op onderstaande in te gaan, wend ik mij tot U.

Bij de N. V. Arnhemsche Boek-, Courant- en Handelsdrukkerij is het boekwerk verschenen: „Schrift, en Leer", enige opstellen van den heer A. Lukkien, oudhoofd ener Geref. School, waarvan ik het mij toegestuurde prospectus hierbij invoeg. Gaarne zag ik in uw blad, indien u zulks nodig oordeelt, of anders schriftelijk, een recensie van genoemd prospectus (boek) verschijnen, dat met zijn eigenaardige — en, naar de auteur meent, Schriftuurlijke — beschouwingen eigenlijk de gehele Gereformeerde waarheid, ja ook de algemeen Christelijke, omverwerpt. Zo maak ik b.v. op uit bldz. 13, dat de schrijver een soort „wederherstelling aller dingen" leert. M. i. is hierover een verklaring van bevoegd© zijde gebiedend, omdat de auteur reeds verschillende opstellen heeft gepubliceerd".

Tot zoover de eerste vraag. Ik kan antwoorden, dat het boek van den heer L. in geen enkel opzicht aan te bi, velen is. Een enkele maal reeds hebben wij op de beschouwingen, die in het weekblad „De Geldersche Post" gegeven zijn, in ons blad de aandacht gevestigd. Meestal deden wij dat op verzoek. Reeds vele jaren lang heeft de schrijver dergelijke theorieën verkondigd; zijn argumentatie komt op uit onjuiste exegese, maar het zou onmogelijk zijn in een kort bestek daarop antwoord te geven. Beantwoorden kan men zoo iets slechts, als men er heel veel tijid en ruimte voor 'heeft. Geen van beide hebben wij er voor over, omdat voor de lezers van ons blad zulk een breede bespreking niet noodig is. Het blad „De Geldersche Post" kenmerkt zich ook wel door andere eigenaardige opvattingen. D'e wijze, waarop dit boek als handelsobject ongevraagd is toegezonden aan predikanten, kunnen wij ook niet waardeeren. De tweede vraag luidt aldus:

„Augustinus haalt (b.v. in zijn „Belijdenissen" en ook wel in „D'e Godsstad") meer dan eens een tekst aan uit de apocriefe boeken. In .zijn „Belijdenissen", bladz. 364 (vertaling Sizoo, 2e druk) zegt hij b.v.: „Ik heb nog een ander Woord v a n U gehoord. Volg uw begeerte niet en weerhoud u van uw lust". (Jezus Sirach 23 : 6.)

Ho© dit te verklaren, daar men geheel de indruk krijgt, dat Augustinus ze op één lijn met de cancoieke hoeken stelt, die toch reeds waren vastgesteld? "

Het zij miJ geoorloofd, den schrijver te verwijzen naar het verleden week aangekondigde Bijbelsche Handboek, blz. 371, kolom 1, 2 en 3.

De derde vraag luidt:

„In Dr J. Hoek's „Karl Barth" lees ik (pag. 8): „Als overtuigd Marburger kwam Barth in de practijk. Eerst werd hij hulpprediker in de Duitse Geref. gemeente te Geneve. In 1911 predikant...." enz. Hoe kan iemand, die aanhanger is van de Marburger School, di© het objectieve zijn aantast en de religie inhoudloos maakt, dus atheïstisch is, predikant ziJn, laat staan in een Geref. gemeente, tenminste indien hier met de Marburger So'hool de bekende filosofische richting van die naam is bedoeld".

Tot zoover de vraag. Hierop antwoord ik, dat, wat het predikantschap betreft, zoo ongeveer alles mogelijk is in D'uitschland. En ook in Nederland.

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 augustus 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

Correspondentie van de Redactie.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 augustus 1935

De Reformatie | 8 Pagina's