GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HOOFDARTIKEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOOFDARTIKEL

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Evenwicht of Waarheid? *)

III.

Tenslotte willen we nog een derden vorm van het evenwichtsdeuken bespreken.

Het is van eenigszins andere orde dan de voorgaande. De reeds besproken vormen betroffen uitsluitend de schepselen en wat door schepselen wordt gevormd en doorleefd.

Nu is dat anders — nu betreft het den Heilige Israels zelf en wat van Hem komt in de wereld.

En nu wordt het zeer gevaarlijk. Want ieder afwijken hier moet worden een rechtstreeks aantasten van den Almachtigen God. Een gruwel en afgrijzen in Zijn oogen.

Bovendien komt de dwaasheid van het menschelijk pogen en zoeken nergens zoo bespottelijk voor den dag als juist hier. Wat de mensch van God moge „maken" en van Zijn Woord —- in majestueuze souvereiniteit doet God al wat Hem behaagt en Hij belacht uit de hoogte het parmantige knoeien van dwaas-verwaande menschenkinderen.

Ge begrijpt reeds wat ik nu op het oog heb. 't Is het soms zoo in-zondige fantaseeren over de verhouding van Gods Woord en Gods Geest.

Bekend is hier een nog altijd hardnekkig voortwoekerend puur menschelijk gedachlenspinsel.

Het Woord Gods, zooals we dat vinden in den bijbel — och dat is eigenlijk „in zich zelf" dood. O ja, we kunnen het niet missen. En het is van God en het spreekt de waarheid, maar zie men kan het doorlezen van Genesis tot Openbaring en er toch ^.niets aan hebben".

't Blijven voor otis gewichtige verhalen en belangrijke beschouwingen, maar ze doen soms niets, ze werken niets uit, ze laten ons onaandoenlijk en teeg. 't Is opzichzelf niet meer dan letterkennis.

De Schrift, och, die geeft, zooals men dat wel met een onzuiver beeld zegt, den geloofs inhoud, maar niet 't geloof zelf.

De Schrift wijst wel de richting, waarin het teven moet gaan, inaar brengt het niet tot een gaan in die richting.

•De Schrift is als een handwijzer, die koel en strak de wegen wijst, maar of de menschen die wegen zullen kiezen, dat is wat anders.

De Schrift is als een dood lichaam, waarin het teven nog komen moet en eerst als dat er is, gaat zij ons aanspreken, toespreken, overwinnen.

De Schrift heeft daarom een aanvulling noodig, «en complement en dat is dan de Geest.

Neen als de Geest er alleen is, dan is het ook niet goed. Dan komt er de dwaling van het inwendig licht en de geestdrijverij. Dan kan er wel leven komen maar geen juist gericht leven. Wel geloof maar geen geloofsinhoud. Wel beweging, maar geen gerichte beweging.

En daarom, de Geest moet het Woord bezielen, levend maken. Dan eerst is het ten volle Gods Woord, dan is er de handwijzer, die den goeden weg wijst, èn de kracht, die den goeden weg opdrijft.

Hebben we alleen maar die doode Schrift, dan worden we Farizeërs en lettei-knechten. Hebben we alleen den Geest, dan worden we geestdrijvers. Maar komt de 'Geest in die woorden en zinnen en boeken, dan gaat het goed, dan grijpen ze ons aan en nemen ons mee.

In deze opvatting, in dit gedachtenproduct komt wel zeer sterk uit de gebrokenheid, de zondigheid van het menschelijk denken.

De Schrift „op zich zelf" dood? Aan het Woord , vop zich zelf" heeft men niets? Hoe komt men toch aan dien on-zin? Hoe zal men in der eeuwigheid de Schrift, den Bijbel op zich zelf kunnen zien, nemen, hooren? In de wereld is niets op zich zelf. En zeker niet het Woord van God. Probeer nooit dat Woord op zich zelf te zien — het is zoo in-dwaas, zoo in-zondig, zoo in-gevaarlijk bovendien, 't Is de meest ondoordachte abstractie van onzen, om konkreetheid roependen, tijd.

Het Woord is nooit te abstraheeren, d.i. los te scheuren van den levenden, sprekenden God. Als we het Woord hooren in eigen lectuur of aan tafel of in de kerk, dan spreekt de almachtige, eeuwige God zelf. En dan komt het Woord altijd met groot geweld op ons af. AI komt het uit een dialect-sprekenden mond, al hooren we het in gebroken, gestotterde woorden, al is er geen zier rhetorica in en geen grein „zalving" — God spreekt, dringt Zijn Woord aan, brandt met Zijn Woord in de zielen.

Dat Woord is, omdat het altijd van God is en direct van Hem komt, immer geladen met den Heiligen Geest. Waar het Woord komt is de Geest eeuwig en altoos. Daarom is het zoo ontzaglijk van inscheurende kracht.

En dat Woord — och we moesten maar liever niet spreken van „het Woord", maar van den sprekenden God! — werkt altijd, altijd. Nooit is een sterveling met dat Woord in aanraking geweest of hij is door en na die aanraking anders geworden. Er gebeurt wat als we het Woord hooren. Het doet wat met ons.

't Is zoo'n ontzaglijk ding te weten, dat ieder niiensch, die in een kerkgebouw komt, waar het Woord wordt gebracht, de deur anders uitgaat, dan hij erin kwam. Dat Woord heeft iets met hem gedaan. Hij is voortgestuwd in het gelooven of teruggedrukt in dieper verharding.

Waarom zijn velen zoo bang zich een oordeel te „ieten" aan het Avondmaal en waarom siddert bijna niemand ervoor zich een oordeel te „luisteren" of een oordeel over zich te halen door niet te luisteren of misschien wel te slapen? Is het Woord niet meer dan het Sacrament? Is het Woord niet altijd bij ons? Kjomt het niet altijd op ons aan?

Laten wij nooit meer die dwaasheid spreken van „het Woord op zich zelf", het Woord zonder den Geest, het Woord dat op zich zelf dood' is. Wie het doet heeft den grooten, volstrekten ernst weggebazeld van den konkreet sprekenden, levenden God. En ieder woord dat dan verder nog aan dat eerste wordt toegevoegd om het nog weer goed te maken is van te voren reeds dwaasheid.

God spreekt ons toe in Zijn Woord, en iedereen die het hoort. Dat is de bijna ondraaglijke spanning van iedere zuivere Woordsverkon­ diging. Maar in het hooren en dan ge-hoor-zamen is het leven.

Ik moet eindigen, graag zou ik nog meer symptomen willen beschrijven. Ik denk b.v. aan de uiterst bedenkelijke evenwichtshouding, waarin men nog zoo dikwijls het Verbond en het geloof ziet. Uitdrukkingen als: wij moeten bij de prediking van het Verbond toch steeds den eisch van persoonlijk geloof blijven stellen, zijn een echte uiting van zoo'n evenwichtsconstructie. Men ziet niet, dat wie Verbond zegt, daarmee en daarmee alleen op de juiste manier van geloof spreekt. Het Verbond — dat is oneindige zegen èn oneindige roeping. Gave en taak. Geloof kan alleen bloeien in het Verbond en waar zuiver geloofd wordt is de volle Verbondswerkelijkheid.

Laten we ons allen bewust zijn van het door en door ernstige en daarbij zoo diep tragische gevaar, dat wij de Waarheid Gods omnevelen met onze hoogmoedige, zelf verzonnen bedenksels. Neen — we'maken in den eigenlijken zin van het woord het Woord, de Waarheid Gods nooit krachteloos. We maken alleen dat het Woord en de Waarheid een andere krachtwerking op ons gaan uitoefenen, n.l. een veroordeelende, verhardende, verblindende.

En daarom moeten we ons bevend blijven schikken onder die zware opdracht Gods om volkomen te buigen voor de Waarheid en iedere denkconstructie, die zich daarmee niet verdraagt, resoluut afwijzen. Allereerst in onszelf, maar dan ook vooral in „de uitingen der Gereformeerde gezindheid". Daar wordt het gevaar acuut en dus het grootst. Wie dat niet wil doen pleegt verraad aan het Koninkrijk Gods en weigert den dienst in het leger van onzen Heer Jezus Christus.

Doen we trouw dien allereersten en allervoornaamsten ambtsarbeid, dan lokt ons hier geen schoon perspectief — we zullen geïsoleerd worden al meer en meer.

't Allermeest door de „irenische" broeders. Dat was het lot van Groen en Kiiyper — 't zal ook jhet lot zijn van ieder die hen navolgen wil in hun gehoorzaamheid.

Maar als we al meer in isolement komen, laat ons dan 'bedenken dat dat woord: isolement in tweeërlei zin wordt gebruikt. In de eerste plaats in die van afgescheiden, afgezonderd, uitgestooten zijn. En dan ook in die van: beginselvastheid. Zoo gebruikte Groen van Prinsterer het woord: in ons isolement, dat is in onze beginselvastheid, ligt onze kracht.

Wij zullen in isolement tomen in de beide beteekenissen die we noemden. Laat ons komen in isolementin de eerste beteekenis dan ons LOT zijn, en in de tweede beteekenis onze DAAD. Dan is alles sopd. En al gaan we dan misschien zelf te gronde, dan zal toch het allerhoogste voor ons overblijven: door den God van hemel en aarde verwaardigd te worden tot medeai'beiders in Zijn ééne groote wereldwerk. En over den altijd durenden strijd verwonderen we ons niet. Dat doen — naar het woord van Prof. Woltjer — alleen zij, die vergeten, dat de rust elders wacht.


*) Toespraak gehouden op de „Theologische School"dag te Kampen, 20 Juni 1935. - -

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 september 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

HOOFDARTIKEL

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 september 1935

De Reformatie | 8 Pagina's