GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

LITERATUUR EN KUNST

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

LITERATUUR EN KUNST

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

De verzwegen helft.

Max Ardau: Die eenmaal steelt.... — H. A. van Bottenburg, N. V., Amsterdam.

Spreekwoorden hebben bij ons over het algeheel een gunstige reputatie. Velen beroepen zich bij het uitspreken van een gunstig of ongunstig oordeel op deze gezegden. En niet ten onrechte vaak. Deze korte uitspraken bevatten veelal een stuk gecondenseerde volkswijsheid. In de loop der eeuwen hebben ze hun bruikbaarheid getoond.

Dit wil echter nog niet zeggen, dat elke toepassing ervan juist is. Hoe dikwijls niet wordt een onbarmhartig oordeel, kwaadsprekerij of laster gedekt door het aanwenden van een spreekwoord, dat voor verschillende uitleg vatbaar is. En moeilijk is het dan voor den gedupeerde om onder de doem van zulk een gezegde uit te komen. Een goed verstaner heeft slechts... een half spreekwoord nodig. De toepassing wordt aan hem zelf overgelaten.

Max Ardau heeft een boek geschreven, dat als titel draagt zo'n half spreekwoord. Het behandelt een stuk van het leven van een gereclasseerde. Ieder die wel eens gehoord of gelezen heeft van het werk der vereniging die zich het lot van ontslagen gevangenen aantrekt, weet met hoe grote moeilijkheden men daar heeft te kampen. Hij zal te meer waardering hebben voor het werk van die mannen, die moeite noch tijd sparen om hun „gevallen" te bUjven belpen, ondanks de openlijke of heimelijke tegenwerking van anderen, dikwijls vaak mede-christenen.

Het onuitgesproken deel van het spreekwoord verlamt zo^ vaak de gestraften bij hun pogingen zich een nieuwe plaats in de maatschappij te verwerven. En dan komen ze weer terug bij de heren der vereniging, die hun dan werkelijke hulp moeten verlenen, hun moed en geloof moeten geven, om de plaats weer te verwerven, die ze verloren hebben, en waarop bun medemensen hen ongaarne terug zien.

Het is het leven van zulk een ex-gevangene, dat Ardau hier geeft. Wanneer de deuren der gevangenis voor hem geopend zijn, wanneer zijn straf is uitgezeten, als het vrije leven hem weer omgeeft, gevoelt Wouter pas, hoe moeiUjk hij het nu zal krijgen. Hij is er door de heren der reclassering op voorbereid, en wil met Gods hulp zijn leven beteren. Maar dan merkt bij weldra, dat de verachting van „brave" mensen, de schuwheid en angst van andez-en voor den ex-dief, een hoger muur om hem oprichten, één die hem meer van de mensen scheidt, dan de gevangenis het deed voor den veroordeelde.

Anderen, die 'erger stelen dan hij het ooit deed, menen een gemakkelijk werktuig in hem te zullen vinden voor hun kwade practijken, verscholen achter een menslievend werk. Want, wie eenmaal steelt is immers... De politie verdenkt hem om die zelfde reden heel gemakkelijk, en geraffineerde oplichters maken daarvan gebruik, om hem een poosje op te laten sluiten, als ze vrezen, dat hun plannen gedwarsboomd zullen worden door hem. Het gevaar om terug te vallen in de oude misdaad wordt zo groot, omdat welwillendeu door hun wantrouwen aan het goede, en kwaadwillenden door hun vertrouwen op de vroeger gebleken slechtheid, den teruggekeerde het standhouden heel moeilijk maken.

Tegenover Wouter stelt de schrijver nu een ander persoon, onbenullig, geniepig en kwaadaardig. Deze heeft geen geld gestolen, want hij heeft genoeg. Zijn braafheid is geen deugd. Hij weet zelfs door middel van zijn geld, wat Wouter mist, diens meisje als 't ware te kopen van haar ouders, die financieel in zijn macht zitten. Het meisje brengt zichzelf ten offer, maar haar liefde kan ze niet geven, want die bezit Wouter.

De strijd tussen geld en liefde, waarbij aan de ene kant de achting van de mensen voor de bezitters, de gemeenheid van de daad doet verontschuldigen, aan de andere kant het wantrouwen in de eerlijkheid van karakter, de eerlijke geUefden scheidt en doet hjden, eindigt met een volkomen overwinning van het goede.

Deze eenvoudige opzet van het verhaal wordt met vrij grote levendigheid uitgewerkt. Dat de goede bedoeling van den schrijver, n.l. de moeilijkheden te tekenen, die een gestrafte in persoonlijk en maatschappelijk leven ondervindt, de toetsen wel eens te zwaar doet aanslaan, is vergeeflijk. De meeste personen uit het boek worden te ongecompliceerd van karakter. De goede bedoeling of het slechte liggen er meestal nog al dik op, zodat het wat naief aandoet, dat de schrandere hoofdpersoon er zo laat achter komt.

Toch begaat de schrijver hier een fout, die meer moet worden aangerekend. Wanneer hij beschrijft hoe het meisje worstelt met de vraag óf ze haar üefde moet trouw blijven óf dat ze zich als kind voor haar ouders moet offeren, dan komt ze in haar nood ook bij den dominee. Nu is ook deze een mens, en dus kan hij dwalen. Maar dat bier een predikant, als herder geraadpleegd, de raad geeft, zonder onderzoek, om geen veroordeelde te trouwen^ maar den man, dien het meisje verafschuwt, en dat alleen omdat deze geld heeft — of anders een ander te nemen met geld; ja zelfs het ©en fout van deze tijd acht, dat men uit liefdealleen wil trouwen, hoewel hij na het huwelijk de liefde als plicht wil preken, dat gaat te ver. Dat hier geen woord van christehjke liefde, maar alleen een materialistisch praatje gegeven wordt om de indruk te verzwaren der moeilijkheden van het meisje, was toch niet nodig.

'Hoewel de compositie niet sterk is, en de taal niet altijd even verzorgd, daar deze soms te verheven, soms te laag van toon is, heeft de schrijver toch een boek gegeven dat het lezen waard is.

Doordat hij in 't geheel geen pretentie heelt „literatuur" te geven, heeft hij een pakkend verhaal geschreven over een dergenen over wier leven de schaduw blijft liggen van hun verleden, omdat de mensen steeds blijven kijken op dat, „wie eens.., ..", maar wier leven toont, dat de genadeloze tweede helft van het spreekwoord Goddank niet waar behoeft te zijn.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 september 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

LITERATUUR EN KUNST

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 september 1935

De Reformatie | 8 Pagina's