GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

LITERATUUR EN KUNST

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

LITERATUUR EN KUNST

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Jan Eekhout als novellist.

Geuzen, Jan Eelchout. — Uitg.-Mij „Holland", Amsterdam.

I; n de vijf korte verhalen, die tezamen den bundel „Geuzen" vormen, vraagt Jan Eekhout onze aandacht voor eenvoudige protestantsche Vlamingen, die hun leven sUjten tusschen Roomsch-Katholieken. Wanneer men als Hollander door het Vlaamsche land reist, begint ge er iets van te begrijpen hoe eenzaam een geloovig protestant het in die puur roomsche streken kan hebben. Reeds in Brabant heb ik dat opgemerkt. Wiant de onkunde onder de eenvoudige bevolking is groot. En niet altijd werkt de geestelijkheid mede, deze onkunde, welke spoedig kan leiden tot grofheden, weg te nemen.

Als Zeeuwsch-Vlaming, geboortig uit Sluis, dat prachtige stadje aan de grens, voelt Eekhout ongetwijfeld heel zuiver de psyche der Vlamingen aan.

In de eerste novelle „Wiat niet vergaat. —" vertelt hij van Jantje Geus, de kleermaker, , die de eenige was in 't Roomsche dorp „'de religie der geuzen belijdend".

Dat Eelchout niet vóór-ingenomen is, bewijst reeds dit eerste verhaal, waarin de verdraagzaamheid het wint

Tóch — vóór zijn sterven zegt Jantje den pastoor, dat hij het heelemaal niet erg vindt, in ongewijde aarde begraven te worden: j, ook vandaar komen geuzen in den hemel..."

Feller zijn de volgende schetsen.

„Het oproer der Begijntjes" geeft allereerst een fijne teekening van een begijnhof, zooals men ze in Vlaanderen treft. Sophieke Citroen, slachtoffer van de crisis in de geldwereld, heeft nog net genoeg overgehouden om zich er in te koopen. Ze heeft echter een vriendin, die een geuzenwijveke ïs. Wanneer ze zich moeilijk bij de andere vrouwtjes kan aansluiten, groeit in de felle Zalia Vramme haat tegen de vriendin. Zij stookt de andere vrouwtjes op en borduurt ijverig op het stramien van geuzen-haat.

Als op een avond de kettersche weer bij Sophieke op bezoek is, drijft Zalia Vramme de andere vrouwkes tot een oproer — en in hun verdwazing brengen zij het vrouwtje er toe te knielen voor het beeld van St. Jozef. Meelekiei knielt ruggelings naar het beeld en is bereid voor God te sterven.

Dan is de pastoor gewaarschuwd.

Hij stilt het oproer door zijn waardig en zwijgend optreden.

„Hij boog, zonderbaar beroerd, over 't geknielde M'eeleke en legde zijn hand mild op beuren schouder. — Sta op vrouwke ... Ge zij t vrij.. .Sta op."

Deze kleine martelares, reeds bereid den dood in te gaan, in opperste overgave, is gered.

Het fijne van deze schets is vooral gelegen in den afstand, dien de schrijver genomen heeft. Geen spoor van hinderlijke tendenz, alleen maar ©en liefdevol beschrijven van deze menschjes in hun verdwazing, en van Meeleke in haar overgave.

Beheerseht. Dat is het geheim van deze kleinkunst.

In „Ivo de Geus sterft", het verhaal van een geuzen-marskramer, bemerken we het stijl-procédé der nieuw-zakelijken.

Een stervende marskramer in de sneeuw, onder een boom: voorwaar een gegeven, zooals we dat kennen uit de boekjes van Gerdes, ons aller jeugdvriend.

Hier blijkt weer, dat een oud gegeven in de handen van een s c h r ij v e r gloednieuw kan worden.

Reeds als stijl-procédé — de filmsnelle beelden — is deze novelle merkwaardig.

„Trezeke Lammens misbedrijf" is wel de meest navrante schets in dit boekje.

Een Hollandsch-Vlaamsch gezin, reeds zóó vergroeid met volk en bodem, dat de eenige zoon vrijwillig in den oorlog gaat.

Het is een geuzenfamilie — de jongen sneuvelt, de vader sterft. Na den oorlog komt de moeder terug in het dorp. Er wordt een gedenkteeken opgericht met al de namen der gesneuvelde dorpelingen.

Als de moeder den naam van haar zoon mist, (omdat hij toch eigenlijk geen Vlaming was), schrijft xc er 's nachts zijn naam l> ij.

Wanneer de wroeging komt, zegt juffrouw Con- !stanoe: „Ge moogt deze zonde niet groot zien, Trezeke. Ze is zóó gering, dat God er om glimlacht".

In deze novelle is het leed van de oorlogsmoeder verwoord.

De laatste schets: „Auto-da-fé" doet denken aan „Het oproer der Begijntjes", doch heeft zijn eigen "voortreffelijke kwaliteiten.

Als geheel een fijn bundeltje, dat een goede aanwinst is voor de protestantsch Vlaamsche literatuur.

Vooral nu, jammer genoeg, de Vlaming Frans Decoster (Frans van Schotelveld) na zijn uitstekende korte novellen, sinds eenige jaren zwijgt, is het verheugend, dat Eekhout, die onder onze protestantsche sciirijvers den Vlamingen 't dichtst (na staat, de protestanten in België in het oog houdt. Hier ligt nog een arbeidsveld braak.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 oktober 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

LITERATUUR EN KUNST

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 oktober 1935

De Reformatie | 8 Pagina's