GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

ZIELKUNDE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ZIELKUNDE

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Theologie bij het Creatianisme.

II

De opleving van de Christelijke zielkunde in onzeeeuwisde oorzaak, dat op een 'dogmatischen strijd uit de 4e eeuw de aandacht is gevallen.

Eenerzijds stond de Christelijke zielkunde voor de taak om den draad van de discussie, die was geëindigd bij^ de Scholastieken, weer 'op te nemen en zoo mogelijk voort te zetten. Anderzijds stond zij voor de moeilijkheid om de nieuwste ontdekkingen op biologisch gebied aan te passen , aan; hetgeen de Christelijke Dogmatiek leert aangaande den mensch. Daarbij kwam dat de Professoren B-avinck, Kuyper en Honig in hun geschriften het aloude Creatianjsme handhaafden. Zoo was da stand van zaken, ; boen in 1930 van de hand van, Prof. Dr J. Waterink verscheen: „De oorsprong en het wezen der ziel", een werk dat m- 1932 'een tweede^ gewijzigde, druk beleefde. Daarin worden de bezwaren tegen het Creatianisme opgesomd, vooraj die welke de erfelijkheid van geestelijke eigenschappen ons biedt. Voorts wijzigt het de scholastieke opvatting van de drie elkaar opvolgende zielen, de plantaardige, de dierlijke en de menschelijke. Het lagere type sterft zoodra het hoogere verschijnt en idlt eigent zich al het levende materiaal toe. Aldus schept Goc^ 's menschen geest als een hoog& r type, waardoor het dierlijke type, dat gevolg is van de generatie, sterft, en het levend materiaal beheerscht wordt 'door het hoogere type. De mensch heeft dus geen dierlijke ziel, maar psychisclie elementen, die met het lichaam van de ouders aflcomstig zijn. Maar de eigenlijke ziel is de door God paar Zijn beeld geschapene ziel, die ook wel geest of persoon genoemd wordt. ' ^

Hij ti'achtte dus de scholastieke opvatting van het Creatianisme een stap verder te brengen, door een soort van boedelscheiding. Het door de ouders gegenereerde leven noemde hij onze ziellijk-lichamelijke natuur en het door God daarop gestempelde hoogere Ij^pe de persoon, de kern van 't geestelijk zijn. Zoodoende zag hij demogelijkheid om Creatianisme en Erfelijkheidsleer met 'elkaar te verzoenen. De schrijver noemt deze oplossing vani de moeilijkheden een voorslag, volgens hem de eenig mogelijke, waarop hij criüek verwacht. ,

Wiare het bij dezen voorslag gebleven, zoo had bovengenoemd werk tot teen ivruchtbare discussie busschen Christelijke psychologen kunnen leiden.

Op pag. 99 van, zijn werk! stapt de schrijver echtjcr over op het terrein van de Dogmatiek, en wel op de Christologie. Daaruit wil hjj bewijzen, dat persoon en natuur van den mensch zich verhouden als bovengenoemde beginselen van ziel en geest. , En daarbij gaat hij zoover, dat hij op pag. 125 leert, dat Jezus' Goddelijk Ik de plaats inneemt van het menschelijk ik of de persoonlijk- 'heidskern, de pneuma (geest).

In October 1932 verscheen in het Geref. Theol. Tijdschi-ift een artikel van Prof. T. Hoekstra over: „De oorsprong der ziel". Daarin valt deze .de Christologie van „Oorsprong en wezen der ziel" krachtig aan. Op pag. 241 zegt Z.H.G.: „De voorstelling van Prof. Waterink gelijkt als twee druppels water op die van Apollinaris".

Daarop is gevolgd in 'December 1933 een artikel van Ds H. Steen: „Hernieuwd Apollinarisme", zoodat men kan spreken van den Ne o-A polliris tischen strijd in onze eeuw. Volledigheidshalve volge hier een kort overzicht van dien strijd. Apollinaris, de jongere, werd' in 361 bisschop van Laodicea in S3Tië. Hij was in den eersten tijd een sterke verdediger van het orthodoxe geloof. De Kerken hadden te Nioea, 325, Anus' leer veroordeeld, doch de Arianen bleven zich roeren. Tegen ben stelden Diodorus van Tarsus e.a. het dualismie op van twee naturen en twee personen in Clmstus, de latere Nestoriaansche dwaling. Om hen te bestrijden viel Apollinaris in de begenovergesbelde dwaling van het monophysilisme, d.i. de leer van één natuur bij Christus. Arius had reeds geleerd, dat bij Christus de geschapen Logos de plaats van den menschelijken geest innam. ApolUnaiis leerde, dat de ongeschapen Logos 'den menschehjken geest bij Cln-istus verving, en dat deze met Zijn lichaam en ziel verbonden was bij de ontvangenis door den Heiligen Geest. Deze leer van Apollinaris is heftig bestreden en ten slotte op het concilie van Konstanünopel, 380. veroordeeld.

Reeds vóór den dood van Apollinaris werden zijn leerlingen verdeeld in twee partijen. De ééne partij stond onder leiding van een zekere Polemius. Ze hield vast aan de vereeniging van Christus' lichaam met de Godheid' tot één wezen. De andere partij, geleid door bisschop Timotheüsvan Berytus, nam twee naturen in Christus aan, aangezien Christus' hchaam bezield was ©er de Godheid jflaarin kwam wonen. De verhouding van beide naturen werd door hen voorgesteld als die van stof en vorm, het beweegbare vleesch en de bewegende geest.

Zooals be verwachten was, heeft Prof. Waterink aangeboond, dat zijn beschouwing en die van Apollinaris lang niet dezelfde zijn. Doch Ds H. Steen handhaaft in zijn werk: „Persoon, Geest en Ziel" zijn sbelling, dat Prof. Waterink ApoUinarist is en in strijd komt met de Christelijke leer.

Een goede oplossing van dezen strijd' is o.i. niet be wachten, Ie omdat Apollinaris' beschouwing alleen uit fragmenten en uit citaten bij andere kerkvaders bekend is. 2e omdat ApoUinaris later is veranderd van opinie. Vóór de synode van -Alexandrië verbond hij de Godheid met het vleesch, en na 362 met een vleeschelijke ziel, terwijl de Godheid de plaats innam van de redelijke ziel (Gr. nous). 3e. omdat de terminologie van Prof. Waterink een geheel andere is dan die van Apollinaris, die Aristoteles' vormenleer navolgde. Het is te betreuren, dat de discussie over het Creatianisme door dezen overgang naar een theologisch debat op dood spoor is geloopen. Maar idit feit moet ons niet beletten om den draad weer op 'be nemen waar ze wend afgebroken. De Dogmatiek komt wel voor als een van de grondvakken van de psychologie, doch is niet het aangewezen terrein om psychologische kwesties tot beslissing te brengen. Wanneer de Dogmatiek in een hoofdstuk over den miensch dezen beschrijft izooalis hij was in den staat der rechtheid, en na Iden val en na de wedergeboorte, zoo moet de Christelijke zielkunde deae beschrijving, als ze naar de Heilige Schrift is, dankbaar aanvaarden. iHet kan ook zijn, dat men alle problemen, die vroeger in de z.g.n. metaphysische zieikmide werden behandeld, wil overdoen aan een aparte wetenschap, de anthropologie of menschkunde. In dat geval ioopen de wegen van de Dogmatiek en de Zielkunde nog meer uiteen. Daarbij komt no^, dat ide overgang op Christologisch terrein de psychologie plaatst voor een mysterie, n.l. de verhouding van Cihristus' beide naturen, en dus geen hulp biedt.

Op deze gronden zouden we gaarne zien dat in een volgende editie van: „Oorsprong en wezen der zjiel" het beroep op de Dogmatiek werd uitgeschakeld. Het Creatianisme is een zuiver zielkundig probleem. De moeihjkheden om het te handhaven komen van de zijde van de Biologie. Met deze moet o.i. de Christelijke psychologie in ieen ernstige discussie treden, over de vraag of het 'Creatianisme in zijn ouden vorm nog kan worden gehandhaafd. Aan deze discussie willen we gaarne deelnemen, en op bovengenoemden voorslag antwoorden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 januari 1936

De Reformatie | 8 Pagina's

ZIELKUNDE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 januari 1936

De Reformatie | 8 Pagina's