GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

ZENDING EN EVANGELISATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ZENDING EN EVANGELISATIE

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het Zendlngsambt.')

I.

Reeds lang was bekend, dat Ds R. van Dijk een eigen meening had inzake het „Zendingsambt". Bestudeering daarvan leek ons zeer gewenscht. Wij verzochten derhalve Ds van Dijk het referaat in „De Reformatie" te mogen afdrukken, hetgeen door gebrek aan ruimte eerst heden kon plaats vinden. De stellingen van Ds van Dijk namen we reeds op in ons nr. van 20 Sept. 1935.

Redactie.

Zeer geachte Vergadering,

Het verheugt mij, en ik ben er hen, die mij de gelegenheid daartoe hebben aangeboden dankbaar voor, dat ik heden in uw midden iets mag zeggen over het zendingsambt.

Met het aan de orde stellen van dit onderwerp bedoel ik natuurlijk uit te spreken, dat er een zendingsambt is, en wel een ambt, dat speciaal voor de zendingstaak der Kerk door Christus gegeven is, en waarvan de Kerken, bij de vervuUing van die taak, ook gebruik behooren te maken. Ik ben het niet eens met de opvatting volgens welke wij voor die taak geen ander ambt ontvangen hebben dan het ambt van den dienaar dies Woords; maar ben overtuigd, dat voor die gewichtige, en omvangrijke taak, evenals voor de verzorging en regeering der Kerk, een speciaal ambt gegeven is, waaraan de Heere de bevoegdheden heeft verleend, die juist voor de uitvoering van het zendingswerk noodig zijn.

Van 'dit mijn gevoelen wil ik trachten in uw midden rekenschap te geven, waarbij ik mij van tevoren voor uwe welwillende kritiek houd aanbevolen, zoo gij van meening mocht zijn, dat dit mijn gevoelen in strijd komt met wat Gods Woord ons aangaande de ambten, door den Heere voor Zijn Kerk gegeven, leert.

Bij mijn betoog zal ik den inhoud en de orde volgen van de slellingen, die over mijn onderwerp van tevoi-en zijn gepubliceerd, en waaruit gij van de hoofdzaken van mijn referaat reeds kennis hebt kunnen nemen.

Als grondslag voor mijn betoog zij het mij vergund in de eerste plaats iets op te merken over de ambten in het algemeen.

1. Een ambt, daaronder verstaan wij in het algemeen een dienst, die door een machthebber aan een onderdaan wordt opgelegd', ten behoeve der uitoefening van zijn regeering. Een ambtenaar rvan den Koning doet als zoodanig iets, wat tot Ides Konings eigen taak behoort; maar wat de Koning nu, inplaats van het persoonlijk, met eigen liand te doen, laat uitvoeren door één van zijn onderdanen, die daartoe door hem met de noodige macht en het noodige gezag beldeed wordt.

Hieti ispreekt vanzelf, dat de Kjoning, als hij een ambtenaar aanstelt, niet eerst vaststelt welke bevoegdheden of welke macht zijn dienaar hebben izal, o> m' hem eerst daarna een of andere taak te (geven; maar dat hij omgekeerd eerst vaststelt, welke taak hij wil overdragen, om daarna aan zijn dienaar de macht en de middelen ter besclaikking te stellen, die voor de richtige uitvoering van die taak noodig zijn. Het werk is er^ dat gedaan moet worden, en waarvoor de Koning zich wenscht te bedienen van sommige zijner knechten. Dat werk is de zaak des Konings. Daarom zorgt hij ook, dat, wie hij met de uitvoering van dat werk belast, ontvangen, wat ze daarvoor noodig hebben. En als de taak verschilt, die aan verschillende personen wordt opgedragen, dan verschilt ook de last en de macht, die zij voor de uitvoering van hun taak ontvangen.

Zoo is het in de koninkrijken dezer aarde. Zoo is het ook in Christus' Koninki-ijk. Hij is het Hoofd der Gemeente. In Hem, den Gezalfden Profeet, Hoogepriester en Koning, is lalles, wal voor de verlossing, en bewaring en regeering van Zijn volk noodig is. Het ontbreekt Hem aan de wijsheid, aan de macht en aan de liefde niet om Zijn Rijk te vergaderen en te volmaken. Maar het behaagt Hem om bij dien arbeid Zich te (bedienen van menschen, aan wie Hij daartoe een bepaalde taak geeft, en dus ook de macht en de gaven, die zij tot vervulUng van die taak noodig hebben. En als er onderscheidene verrichtingen zijn, die aan verschillende personen worden opgedragen, die Hij met verschillende ambten bekleedt, dan zorgt Hij ook, dat ieders ambt juist geëigend is voor de vervulling 'van de taak, ; düe daaraan is gesteld.

Dit is de reden, waarom Hij sommigen heeft gegeven tot apostelen, en sommigen tot profeten, en sommigen tot evangelisten en sommigen lot herders en leeraars. Hij gaf apostelen voor wat de speciale taak was der apostelen, en eveneens herders en leeraars voor het werk van herders en leeraars; en aan ieder van hen gaf Hij ook de plaats en de macht, die elk hunner voor de uitvoering van zijn taak zou noodig hebben. Daarom verbond Hij de apostelen niet aan één Gemeente, gelijk de herders, en gaf Hij aan de eersten ©en ruimere bevoegdheid en een uitgebreidere macht, dan aan de laatsten.

2. Welke ambten er in Zijn Koninkrijk zullen zijn, en wat tot de taak van ieder ambt behooren zal, hangt ook geheel van Christus af. Het komt noch aan de ambtsdragers zelf, noch aan de Gemeente, waarin zij hun ambt bedienen, toe, willekeurig vast te stellen, wat hun taak zal zijn, en welke macht zij zullen oefenen. Wat hun plaats en hun macht bepaalt is eenig de vraag, wat Christus door hen gedaan wil hebben. Indien zij van Christus' wege tot regeeren zijn geroepen, dan ontvangen zij ook de macht om te regeeren, altoos binnen de grenzen van den kring, waartoe zij naar Zijn beschikking behooren. Maar als zij geroepen zijn om. uit te gaan als Zijn gezanten om in de wereld der volken Zijn Koninkrijk te stichten, dan ontvangen ze het ambt en de macht, die tot dat werk behooren. Naar den wil en de bedoeling des Heeren hebben te vragen, zoowel degenen, die tot ambtelijken dienst in Zijn Koninkrijk geroepen worden, als degenen, die Hij gebruikt, om voor Hem Zijn dienaren te verkiezen, en aan te stellen of uit te zenden. Het komt er dus voor ons op aan wel te verstaan, welke ambten de Heere voor Zijn Kerk heeft ingesteld, en welke taak Hij aan elk van die ambten heeft toegedacht.

3. Als wij ons met de vraag, welke artibten naar des Heeren bedoeling in Zijn Kerk ziiiw zijn, wenden tot de Evangeliën, die ons des Heere! werkzaamheid.j en Zijne ordeningen, die Htii vm "Zijn Kerk gegeven beeft, beschrijven, dan bliih allereerst, dat Hij persoonlijk geen ander sm heeft ingesteld dan dat van Zijn apostelen. Wjji wel lezen wij, dat Hij 70 mannen uitzond om binnen de grenzen van het Joodsche land d, nabijheid van Gk> ds Koninkrijk aan te kondia maar zij ontvingen geen blijvende taak in i^ Hieeren Koninkrijk. Met den eenen rondgaj dien zij volbrachten, schijnt hun werk geëindi. te zijn. Zij volbrachten een bepaalden dienst; maat een ambt ontvingen zij niet.

Met de apostelen, of zooals zij in de Evangeliéj vaker genoemd worden, de twaalven, was anders. Terstond bij hmme roeping blijkt re voor welk een gewichtige taak zij door den Heeti waren uitverkoren. Aan den dag, waarop Hij het Sriepi, was ©en nacht voorafgegaan, waarin Hij Ibiddende gebleven was tot den morgen. Ook eischte Hij van die apostelen, dat ze alles zoi verlaten, om bij Hem te blijven al den tijd va! Zijne omwandeling op aarde. Al dien tijd onderrichtte Hij hen, en arbeidde aan hunne vormin» voor de groote taak, die Hij hun had toegedaclii.

En welk een taak was dat? In hoofdzaak was het drieërlei arbeid, dien ds Heere na Zijn heengaan van deze aarde door de Zijnen gedaan wilde hebben. En tot die drieërlei taak ontvingen de apostelen bij verschillende gelegenheden van Hem de opdracht. Vooreerst werd aan sommigen hunner bij hunne in-dienst-tredin» reeds verzekerd: Ik zal u visschers van menschen maken. Dat was hun zendingstaak, die hun vooral na de opstanding des Heeren uit de dooden, duideHjker en nadrukkelijker werd opgedragen, en waarvan al de Evangelisten, benevens het boek der Handelingen, melding maken. Het was een groote taak, want daartoe behoorde, dat ze zouden heengaan in de geheele wereld, de volken onderwijzende, predikende het Evangelie aan alle creaturen, als Clu-istus' gezanten van Hem getuigende, beginnende van Jeruzalem, en niet eindigende voordat het Evangelie in de geheele wereld gepredikt zoude zijn, tot een getuigenis voor alle volken.

In de tweede plaats wordt hun ©en taak gegeven in de Gemeente om te waken voor de goede orde len den vrede binnen hare poorten, als hun do sleutelen des hemelrijks worden toevertrouwd, en zij de opdracht ontvangen om des Heeren kudde te hoeden en te weiden.

En in de derde plaats ontvangen zij de öp- 'dracht om getuigen van Christus, in het bijzonder van Zijne opstanding, te zijn. Tot die taak zijn zij bekwaamd doordat zij al den tijd, dat Hij roet hen In- en uitging, aanschouwers en dienaars des Woords geweest zijn. En opdat zij in hetgeen zij pis oog- en oorgetuigen aangaande Hem verklaren zouden, zich niet mochten vergissen, zegde Hij hun den Heiligen Geest toe, die hun indachtig maken zoude, wat Hij gesproken had, en hun de toekomende dingen zou verkondigen.

4. Het was met name dit laatste deel van hunne taak, waartoe de apostelen bijzonder waren toegerust, en waai-in zij niet door anderen na hen vervangen konden worden. Na hen zou niemand, als zij, kunnen zeggen: Hetgeen van den beginne was, hetgeen wij gehoord hebben, hetgeen wij gezien hebben met onze oogen, hetgeen wij aanschouwd hebben, en onze handen getast hebben van liet Woord des Levens, dat verkondigen wij u. Dat getuigenis, dat niemand kon geven, gelijk zij, was van het allergi-ootste gewicht, want het bevatte heel de openbaring van Jezus Christus, den beloofde aan de vaderen, den te Zijner tijd verschenen Vorst en Zaligmaker. Wie dat getuigenis wegneemt, die neemt voor alle volgende geslachten den Christus weg. Want Hij is slechts eenmaal geopenbaard om de beloften des ouden Verbonds in vervulling te doen gaan, om een eeuwige verzoening aan te brengen. Latere getuigen van dio (heilrijke openbaring zijn er niet en kunnen er niet wezen. Maar het behoeft ook niet. Want de apostelen hebben hun getuigenis gegeven. Gods Geest, die in hen was, leidde hen zoo^ dat zij ii^ niet laten konden om te spreken, wat zij gehoord en gezien hadden. Ook werden ze zoo geleid, dal hun getuigenis in schrift werd vastgelegd voor lalle volgende eeuwen, en voor alle volken.

Op deze wijze zorgde de Heere, dat deze taakr waarvoor Hij Zijne apostelen had toegerust, oot* door hen in hunnen tijd volbracht kon worden. Hun getuigenis bleef. Het werd in sclirift verduurzaamd, en tegelijkertijd werd de mogelijkb^'. geschapen voor vermenigvuldiging van dat getuigenis in onbeperkte veelheid.

Niet om hen te vervangen, maar om voor die allereersten tijd hun getuigenis te vermenigv ' idigen en te bevestigen, gaf de HIeere naast apostelen in hunnen tijd bovendien de P^°^* L, des Nieuwen Testaments, die door bijzondere gaving en drijving des Heihgen Geestes mede g tuigenis gaven aan de waarheid, door de aP°*'^ J verkondigd; en die ook door Hem bekwaan werden om hun getuigenis te boek te stel ^ (Tot die profeten zijn te rekenen mannen Markus en Lukas en Jakobus, die hoewel ze w behoorden tot de twaalven, toch door den »

.grwaardigd werden om nevens hen te getuigen IM die dingen, die zijzelf ook gehoord en gezien, f van nog levende getuigen zelf vernomen hadden. nit getuigenis, dat als onder het oog der apostelen jlaevcn werd, door mannen vervuld met den fSjjgen Geest, had als getuigenis gelijke waarde j het woord van de apostelen. En het is dit ge- (uigenis, deze verkondiging der apostelen en jprofeten, waardoor zij voor alle tijden bet fondament jjggd hebben voor den heiligen tempel, waarin |od door Zijnen Geest wil wonen_, en waarvan levende steenen allen deel uitmaken, die van Cbristus zijn.

Evenwel, wat voor dit deel van de taak der jpostelen gold, n.I. dat zij die, met sommige tijdoten, de profeten, zelf ten einde konden brendat kon onmogelijk gelden voor de zendingsdie hun was opgedragen, en voor den arbeid, Jien zij '^ wijden zouden hebben aan de veriorging en de regeering van 's Hieeren Kerk op jarde. In de verzorging der Gemeente, en in de prediking van het Evangelie aan de volkeren, tonden zij, wegens hunne menschelijke beperktlieid, hunnen arbeid nimmer zoover uitstrekken, tn zoolang voortzetten, als de uittireiding der (laneente over de geheele aarde, en haar voort- Ijestaan tot aan het einde der eeuwen zou ver- (isclien. Dus moest voor dat doel him getal aan- «evuld, en moesten, wie 'door den dood zouden «orden weggenomen, door anderen vervangen

mrden.

v. D.


1) Referaat, gehouden op 19 Sept. 1935 te Leeuwarden. de Predikantenconferentie,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 april 1936

De Reformatie | 8 Pagina's

ZENDING EN EVANGELISATIE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 april 1936

De Reformatie | 8 Pagina's