GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELIJKLEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJKLEVEN

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

„De Heraut” inzake doop en „pluriformiteit der kerk”.

VI.

Heeds hebben we een en ander opgemerkt over de «ereformeerde belijdenissctiriften en over Calvijn. IVe zullen over belde nog een en ander hebben op ie merken.

Allereerst iets over de Fransche belijdenis. „De Heraut" beroept zich ook daarop. Maar dat is toch , 501- ons geen formulier van eenigheid? zal iemand tragen. „De Heraut" evenwel geeft ten antwoord, dat jeze helijdenis „der Fransche Gereformeerde Kerk" „ook iloor onze Kerken op de Synode van Emden onderschrefjii is om daarmede haar eenigheid met deze Kerken betuigen". Hetgeen dan weer dienen moet, om te tetoogen, dat, waar de Fransche belijdenis volgens „De Heraut" een herdoop van roomsch-gedoopten voor hen jiet noodig acht, de Gereformeerde Kerken in Nederjjiid „daarmede de wettigheid en geldigheid van den (oop in de Roomsche Kerk hebben erkend"; weshalve den Houting weer in overtreding heet te zijn tegen je belijdenis en de goede kerkelijke orde. Niet maar .een zekere traditie of gewoonte", doch „een dogmasche uitspraak onzer Gereformeerde Kerken" heet dan ook Ds den Houting „disputabel i( stellen", hetgeen niet geoorloofd is.

Nu zullen we maar niet curieuselijk onderzoeken, elke bindende kracht die Emdensche onderliekening heeft, met name, als men, op het voetspoor van „De Heraut", tot de letter afdalen wil, teneinde een •oed gereformeerd man als Ds den Houting te disqualiliteeren op boven aangegeven wijze. Prof. Dr H. H. Eiiyper heeft zelf met wijlen Prof. Biesterveld de acta ilsr bovenbedoelde Synode van Emden, 4 Oct. 1571, gepubliceerd („Kerkelijk Handboekje", hl. 35, v.), en daarme in herinnering gebracht, dat de onderteekening der Fi'ansche belijdenis, gelijk ze ter Synode van Emden is geschied, volstrekt nog niet hetzelfde beteekende, als wat heden ten dage de aanvaarding eener helijdenis een naar gerefonneerd kerkrecht bijeengeroepen synode zou beteekenen. Men besloot immers (art. 4), nadat die „onderschrijving" der Fransche belijdenis ler synode geschied was, alsnog „oock de Nederlandsche-Kercken-Dienaers, die in dese versamelinghe niet en zijn, (te) vermanen, dat sy in die selve onderithrijvinghe bewillighen". Dit blijve echter verier rusten^).

Een andere, interessantere vraag is deze: acht Prof. irH. H. Kuyper zelf zich gebonden aan Ik en regel, elke uitdrukking, die in de Fransche belijdenis staat? Zoo ja, dan zullen we zijn aanval op Ds den Houting in zijn scherpte IWer verstaan. Zoo neen, waarom wil hij dan Ds den Houting banden aanleggen, die hij voor zichzelf niet aanvaardt?

Er is hier inderdaad wel iets om over na te denken. Heeds in 1898 heelt Dr A. Kuyper in zijn bekende Stone- Iffiingen over het Calvinisme uitgesproken, dat het arti- Sel der Confessie, dat over de roeping der overheid laidelde, diende te worden herzien. Bij mijn Bten ging deze eisch veel verder dan wat Ds den fcuting op de predikantenconferentie verlangde. Maar * Dr A. Kuyper in Nederland en in Amerika publiek verlilaart, dat de belijdenis moet herzien worden en ilaarin feitelijk reeds geruimen tijd, voordat een gralamen ingediend is, vrijmoedig critiek oefent op den *st en ook op den „geest" der Nederlandsche en ook 'tf Fransche belijdenis^), moet men dan voor deze lezingen dankbaar zijn (wat ook ik graag wezen

"il), doch tegelijk Ds den Houting achtervolgen met •en beroep zelfs op de geschiedenis van die onderteekeig daar in Emden? Het gravamen van Dr A. Kuyper anderen tegen een zinsnede van art. 36 is niet voorafaan publieke bestrijding dier zinsnede, doch gevolgd. Ik merk dit natuurlijk niet op, om 'aarmede iets af te dingen op den eisch, dat men ï'avamina tegen de belijdenis langs den goeden weg lan de orde stellen zal, met vermijding van vooraf- Saande propaganda voor een afwijkend gevoelen. Maar * merk deze dingen wèl op, om aan te toonen, dat *n den eenen keer een schijnbare mug uitzijgt en *8 andere maal een kemel doorzwelgt. «Een schijnbare mug" — want ik betoogde, dat het 'ader onderzoek, waarom Ds den Houting vroeg, moge- * is binnen het kader der reeds aanvaarde belijdenis.

*'aar daartegenover „een werkelijken kemel"; — nie- *nd toch zal loochenen, dat Dr A. Kuyper c.s. tegen '"• 36 tiebben geschreven nog vóórdat een gravamen ilaartegen was ingediend. Dat ik het met den inhoud van dit gravamei^SB^ben, doet hier niet ter zake; • bet loopt nu alleen hierover, dat de één aangenaam bevonden wordt, en verdedigd, ook door „De Heraut" in critiek op de belijdenis, terwijl de ander met zwaar geschut wordt bestookt, die eens nader onderzoeken wil, welke gronden er zijn voor een bestaande gewoonte. Hetgeen indertijd door Dr H. Schokking (zie „Heraut", no. 1392, 4 Sept. 1904) min of meer verwijtend is aangevoerd tegen Dr A. Kuyper, die „jarenlang als hoogleeraar aan de Vrije Universiteit zijn afwijkende meening omtrent Artikel 36 der Confessie heeft verkondigd, zonder hierover ooit tot verantwoording te zijn geroepen", is zoowel in eerster als in tweeder instantie (no. 1394) door „De Heraut" afgewezen, doch op gronden, die Ds den Houting zou kunnen overnemen, om in ieder geval zichzelf te vrijwaren van de tegen hem in 1936 ingebrachte bedenkingen van „De Heraut".

We zijn ervan overtuigd, dat men nu zeggen kan, dat de critiek hier een „bijsmaak" krijgt, die aan de objectiviteit van het debat niet bevorderlijk Is. Precies datzelfde is het, wat in de hierboven bedoelde kwestie (de opgeworpen bedenking van Dr H. Schokking) door „De Heraut" tegen Dr Schokking is opgemerkt. Wij wagen het nochtans er op, dit puntje even aan te roeren. Men geloove ons: het is niet, om oude koeien uit de sloot te halen. Maar het is om het Utrechtsche debat, dat o.i. van den aanvang af door bezwaren gedrukt is, en in zijn objectiviteit gehinderd is, terug te brengen tot die objectiviteit. Het komt mij voor, dat er tegenwoordig zeer zwaar gepolemiseerd wordt, juist van de zijde dergenen, die, nog niet zoo lang geleden, riepen: „geen polemiek", of: geen scherpe toon in de polemiek. Ik meen, dat wat „De Heraut" tegen Ds den Houting aanvoerde, scherper verwijten deed, dan noodzakelijk was. Toen „De Heraut" (13 April 1919, no. 2151) critiek oefende op een collega aan de Vrije Universiteit (met voUe naamsvei-melding), n.l. Prof. Dr Fabius, is door dit orgaan opgemerkt, dat „uit de door hem(Prof. Fabius) gestelde praemissen schijnt te volgen, dat hij den doop in de Hervormde Kerk bediend, niet als doop zou willen erkennen". Heeft toen ook „De Heraut" geklaagd over „jongeren", die er behoefte aan schijnen te hebben, het werk van Dr A. Kuyper af te breken? Heeft zij toen geklaagd over disputabel stellen van wat door de belijdenis als dogma der Gereformeerde Kerken was vastgelegd, en dus niet meer disputabel wezen mocht? Ach, neen. Prol. Fabius is zelfs door „De Heraut" opzettelijk gevrijwaard tegen het vei-wijt van „enghartigheid", dat later door dit orgaan nog al eens tegen anderen gekeerd is. En het blad gaf den hoogleeraar Fabius toe, dat een ontkennend antwoord op „de vraag, of het Hervormde Genootschap nog als Kerk te erkennen is", de consequentie meebrengt, dat dan ook „de doop in de Hervormde Kerk bediend, niet langer als een Christelijke Doop te erkennen valt".

Had nu „De Heraut" in 1936 gelijk gehad, in zijn felle polemiek tegen Ds den Houting, dan had het orgaan in 1919 tot Prof. Fabius kunnen zeggen:

a. de belijdenis heelt al lang vastgelegd, dat de doop in de Hervormde Kerk moet erkend worden;

b. uw praemissen schijnen dit te willen uitsluiten;

c. feitelijk zijn dus die praemissen in strijd met de belijdenis;

d. om dan vervolgens tegen Prof. Fabius te opponeeren met gelijke nadrukkelijkheid, als ook in het geval-Ds den Houting zich heelt bloot gegeven.

Van dit alles was evenwel geen spoor aanwezig. Gelukkig ook maar. Want uit de geschriften van Dr A. Kuyper en vele anderen zijn inderdaad vele waardeeringsoordeelen over het „Hervormde Genootschap" saam te lezen, waaruit — volgens „De Heraut" zelf — zou moeten volgen, dat de doop dier kerk niet te aanvaarden is.

Nu zou ondergeteekende — het is al bekend — er niet vóór zijn te beweren: iedere in de Hervormde Kerk bediende doop is onwettig. Ten overvloede zij het nog eens verzekerd.

Maar dan worde daaraan aanstonds toegevoegd, dal Ds den Houting volkomen het recht heeft, op nader onderzoek aan te dringen. Tenzij men den prachtigen strijd van Dr A. Kuyper en vele anderen zou willen afhandelen, als uitgaande van praemissen, die feitelijk de belijdenis disputabel stellen. Er is — ik geloof gaarne: onbedoeld — een meten met twee maten, dat schadelijk werkt.

Met het bovenstaande heb ik trachten aan te toonen, dat het door Ds den Houting begeerde nadere onderzoek kan en mag worden gevraagd, zonder dat men de vraag zelf in strijd mag noemen met den goeden gang van het kerkelijke leven.

Thans blijft nog over de bespreking van Calvijn. Omdat we evenwel er weinig voor voelen tegen „De Heraut" te opponeeren in een periode, waarin dit blad niet pleegt uit te komen met artikelen van zijn hoofdredacteur, en tevens, omdat we in vacantietijd lange vervolgartikelen voor deze rubriek minder gewenscht achten, stellen we de behandeling van dit punt uit tot later. We komen dus in de eerste weken niet op dit punt terug, doch hopen later afzonderlijk het nog resteerende deel te geven.

Promotierecht Theologische School, gaarne erkend gezien door Dr A. Kuyper.

De particuliere synode van Drente besloot met algemeene stemmen de generale synode van dit jaar te verzoeken, de vraag van het Kamper promotierecht weer (Zie vervolg op blz. 336.)

onder de oogen te zien, en na te gaan, of dit recht al dan niet door God den Heere ontkend wordt, opdat te dezer zake genoegzame eenparigheid worde bereikt. M.i. moet ieder, voor- of tegenstander op dit oogenblik, over Drente's voorstel zich verheugen. Want dat we met elkander blijven in de positie van nu, kan niemand verlangen. Een vraag als deze kan met nuchtere argumentatie worden behandeld, — als men wil.

Weinig hadden we vermoed, dat het Weekblad „Woord en Geest" een herinnering uit de historie opdiepen zou, die hierbij voor velen verrassend zal zijn. Het blad citeert uit „De Heraut" (23 Febr. 1879, no. 63) een u i t- spraak van Dr A. Kuyper zelf. Deze luidt — ik citeer uit „De Heraut" zelf, en vermijd daarmee een overigens onbeteekenend foutje in „Woord en Geest" —.

„Van den kant der Christelijke Gereformeeide Kerk „wordt het denkbeeld besproken, om te Kampen gra- „den te doen toekennen, met inbegrip van den Doc- „terstitel.

„Gaarne zagen we deze proef nemen. „O. i. kan het. (Spatieering van mij, K. S.) „Maar toch zal het denkelijk wel worden belet."

Tot zoover Dr A. Kuyper. Dr Geelkerken voegt hier aan toe:

De medewerker, die ons op deze uitspraak van De A. Kuyper opmerkzaam maakte, heeft dunkt ons volkomen gelijk; het is de moeite waard haar uit de vergetelheid naar voren te brengen.

In 1879 — dus nog vóór de opening der Vrij.» Universiteit —i overwoog men in den kring der toenmalige Christelijk Gereformeerde Kerk reeds de toekenning van het promotie-recht aan de Theologische School.

En D'r Kuyper had daar toen blijkbaar geen enkel bezwaar, allerminst een „principieel" bezwaar tegen Integendeel: hij zag de „proefneming" gaarne; zijns inziens kon het. D'eze uitlating van den stichter der Vrije Universiteit heeft ongetwijfeld te meer beteekenis en waarde, omdat Dr Kuyper juist in d i e dagen —• men denke aan zijn polemiek juist destijds met Dr A. W. Bronsveld inzake het recht tot univer siteitsstichting —• zich alzijdig en principieel welbewust rekenschap gaf van al wat met universiteiten, kerkelijke opleidingsscholen, wetenschappelijke graden, doctoraten enz. verband hield.

W'at Dr Kuyper bedoeld heeft met dat laatste zinnetje: „Maar toch zal het denkelijk wel worden belet", is niet duidelijk. D& cht hij daarbij aan verhindering van de zijde der Regeering, of aan tegenstand van den kant der Synode? We weten het niet.

Het doet er ook niet toe. Blijft en blijkt, dat d e man van de Vrije Universiteit niet alleen geen „principieel'' bezwaar had, maar zelfs zeer beslist „pro" was.

Het was reeds lang bekend, dat de toenmalige Christelijke Gereformeerden begrepen, dat „afbouw" noodig was, al achtten velen — o.i. terecht — TOEN den tijd daarvoor nog niet gekomen. Maar dat Dr A. Kuyper zóó geschreven heeft, wisten we tot nu toe niet.

In mijn brochure „Afbouw" heb ik indertijd met de stukken aangetoond, dat de later door Dr A. Kuyper ingenomen houding zeer tegenstrijdig was: wat hij voor Kampen een vergrijp tegen de. wetenschap noemde, te zot om van te spreken, nergens ter wereld verder vertoond, dat hielp hij in andere qualiteit voor andere inrichtingen — b.v. Delft — mogelijk maken. Het geVal der raadselen is nu weer met één vermeerderd. t

Vóór de eerste phase van den strijd over Kampens promotierecht begon, was Dr A. Kuyper vóór.

En na de jongste phase van dien strijd nam Dr H. H. Kuyper te Parijs een bul aan, die hij — in de debatten over Kampen — een vergrijp aan de wetenschap noemde: een doctorsbul van een heusch op eigen naam promoveerende faculteit. Zoo kwam het laatste gebaar van laatstgenoemde zich overbuigen naar het eerste van eerstgenoemde.

Wordt het geen tijd, om nu eindelijk maar eens uit te maken, of het verbod uit God is dan wel uit de menschen?

Gereformeerden in Londen.

Eenigen tijd geleden schreven we in ons blad iets over de mogelijkheid, om ook te Londen de gereformeerden bij elkaar te krijgen in kerkelijk samenleven. Te Parijs is reeds zeer veel bereikt; de noeste arbeid van Ds Maaskant te Brussel gaat tot ver om Parijs heen; er is daar zeer veel goeds te melden. Ook voor Londen zou veel kunnen tot stand komen, misschien. Het verblijdt me daarom zeer, dat eerst de kerk van Veere, daarna de classis Middelburg, thans ook de particxiliere synode van Zeeland deze aangelegenheid aanhangig hebben willen maken bij de generale synode. Ik verwacht daarvan voor de toekomst veel goeds.

K. S.


bn ^^* ""^^ ^' ^^'^^ gauw het leven noodeloos verzwaren , , , ! '."dien men den weg van „De Heraut" inslaat, blijkt a uit liet feit, dat in hetzelfde jaar (1571) waarin men , «•mden de Fransche belijdenis onderteekende, in Frankly'" zelf eenige moeite onderling had over de uitdrukking . a». 36 der Fransche Conf., volgens welke Christus aan |. avondmaal ons voedt met de SUBSTANTIE van Zijn j.^"aam en bloed. De Synode van La Roebelle in 1571 mpest (, ""drukking nog eens even onder de loupe nemen; en (, , ''"Ode van Nimes 1572 (dus na Emden) constateerde, itant".. .*'^"'^"dsche '^^'"'^^" waren, die dat woord „subnn» '', . "'^' konden accepteeren. Men moet ons dus geen 7; °d.ge lasten opleggen. "Pri ™ ^ ""'^ '^ glaive en la main des Magistrats, pour "nde^T K^^ Pechez commis, non seulement contre la sell n. ."^^ des Commandements de Dieu, mais aussi contre ' Pfetniere.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 juli 1936

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELIJKLEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 juli 1936

De Reformatie | 8 Pagina's