GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

LITERATUUR EN KUNST

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

LITERATUUR EN KUNST

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Waarop wachten wü?

G. Sevensma-Themmen, Waarop wachten wij? — J. H. Kok, Kampen.

Het antwoord op de vraag die den titel vormt van dit boek, geeft aan liet slot een werldooze jongeman aan zijn meisje: „Ik weet niet, hoe of •wat, maar ik geloof het tooh nog — ik moet het gelooven, dat God een plaats voor ons heeft". Het verliaal is de teekening van den strijd waardoor twee jonge menschen, in een uitzichtlooze verlo^dng verbonden, samen dit antwoord hebben gevonden. Aan het eind van dien geestelijken strijd is de jongeman van jongen tot man gerijpt. In het begin is Jodocus het fUnke, maar schuclitere boekhoudertje in een ouderwetschen boekwinkel, met een baantje, dat geen vooruitzichten biedt, maar hem toch hef is om de momenteele beveihging. Ontslag en werkloosheid drijven hem echter het leven in en de strijd om een bestaan, hoe wanhopig soms ook gevoerd, staalt zijn krachten en doet ook te midden der uiterlijke moeilijkheden zijn geloof groeien. Maar al is het tenslotte Jodocus, die het antwoord formuleert dat de acüeve berusting inhoudt, de groote stuwkracht is toch Reina geweest.

Reina is het pittige meisje uit een leeraarsgezin in een provinciestadje, dat met hem de moeilijkheden van de situatie aanvaardt en daarin haar eigen strijd te strijden heeft.

Deze strijd vormt de hoofdinhoud van het boek en hij hangt nauw samen met de levensmoeilijkheden van haar ouderlijk huis, die culmineeren in het groeiende zenuwlijden van haar vader, dat hem ongeschikt maakt voor zijn levenstaalc en ten slotte, tijdelijk, na een poging tot verdrinken ten gevolge van een dwangvoorsteUing, in het ziekenhuis brengt.

Er is veel leed ini dit boek geteekend. Heit huwelijk van Reina's zuster met een luidruchügen ruwen zakenman, voor wien uiterlijk succes aUes is, beweegt zich onvermijdelijk naar de mislukking. Het jongste zusje vindt haar groote verdriet, doordat haar vader een eind maakt aan de groeiende verhouding tusschen haar en een leeraar, wien de vader terecht zijn dochter weigert.

Een bezwaar is, dat het boek in de teekening der bijfiguren iets halfslachtigs heeft. Het is geen roman van een gezin geworden, doordat de schrijfster de bijfiguren in hoofdzaak door de oogen van Reina laat zien. Dit zou een voordeel zijn, als de sclirijfster dit consequent had volgehouden. Doordat zij echter ook de bijfiguren ten deele zelfstandig teekent, voelen we soms of ©en te veel, of een te weinig. Van Reina uit gezien is er een te veel, dat de aandacht van het hoofdgeh beuren, den innerlijken groei van Reina, afleidt. Er is te weinig om de bijfiguren als volledige karakters met hun eigen beteekenis voor den lezer op te roepen.

Dit bezwaar had de schrijfster welUcht bij scherper doelstelling kunnen ondervangen, maar het is toch niet zoo heel belangrijk.

Het boek is het boek van Reina; zelfs Jodocus blijft naast haar in de schaduw. Het is een roman van een meisje door een vrouw. De schrijfster blijkt, althans in dit boek, wel indringend genoeg om de conflicten in een mannenziel diep te peilen, maar niet veelzijdig genoeg om die ten volle uit te beelden.

De stoere burgemeester bij wiens vrouw Reina een tijd lang de huishouding waarneemt, is juist daarom zoo geslaagd, omdat de schrijfster deze figuur vrijwel alleen van Reina uit gezien teekent.

Het boek heeft nog een andere beperktheid. Mevrouw Sevensma-Themmen — we wisten dit al — schrijft een rustigen, beheerschten, voornamen stijl. Het is een genot te zien, hoe zij de sfeer van een provinciestadje, van een stille, deftige gracht, van een haven met rustende schepen bij avond, van zon over water en een wijd landschap in enkele zinnen schept; maar zij is niet in staat de dreutüng van den arbeid, , de beklemmende laaüng van een brand voor ons op te roepen. Daardoor is er te onevenwichtig veel voorname stilte in dit boek van crisisnood en heeft bijv. het ploeterend zwoegen van Jodocus als handelsreiziger te weinig omgeving. Als Reina eens het pakhuis van haar zwager uitloopt, denkt ze criüsch: „Net een omgeving voor hem, al die elerij: vet en boter en eieren en blikken vleesch.

— Hij past er in."

Het komt mij voor, dat de schrijfster, ondanks haar algemeene sociale medegevoel, zoo ook mei een innerlijke afgewendheid staat ter zijde van de ploelerige zwoegerij in groven arbeid.

In élk geval komen haar hoofdpersonen door hun eigen moeilijkheden niet scherp' tot het inzicht, dat zij lotsgemeenschap hebben met dtiizenden anderen en dat achter hun moeiten ©en wereldprobleem zit.

Ondanks deze bezwaren is dit boek mooi, vooral in zijn teekening van den geestelijken groei van Reina. In haar ouderlijk huis hebben een Chrisitelijke moeder en haar Christeüjk opgevoede dochters in dagen van voorspoed jaren lang naasl een verdraagzamen, ongeloovigen vader geleefd in aanvaarding van deze situatie. De vader stond daar buiten, dat was nu eenmaal zoo. Nu opent de levensellende geleidelijk de oogen, niet alleen voor de eenzaamheid van den vader, dien ze toch allen liefhadden, maar ook vooral voor eigen op^ pervlakkigheid.

Reina gaat achter haar eigen levensmoeUijkheden als hoofdzaak haar tekort zien in haar verhouding tot God. Dat üizicht wordt verdiept door haar ervaringen in het huis van den burgemeester, waar het blij verwachte kindje dood geboren wordt. Hier ziet zij van dichtbij, hoe een innig levend Christen een zoo groote moeilijkheid geestelijk doorworstelt. Zoo rijst langzaam in haar het besef, dat zij, anders dan vroeger, alles van God zal moeten en ook kunnen verwachten. Dit maakt haar het leven niet gemakkeUjk, maar het leert haar te doen wat haar hand vindt om te doen, in gehoorzaamheid.

Deze oplossing kon in een roman goedkoop zijn. Ze is het in dit boek niet. De schrijfster is terecht bang van iedere oppervlakkige oplossing. Haar afkeer van het vrome woord, dat niet bij het uitspreken zelf innerlijk doorleefd wordt, heeft ze, zonder tot caricatuur te vervallen, in ©en oom van Reina geteekend. Men kan zich afvragen, of die afkeer haar niet tot te groote karigheid verleidt, als zij haar hoofdpersonen zich over hun zieleleven laat uiten. Maar soberheid is toch bij karakters als deze wel zeer aanvaardbaar.

Dit is geen boek van grof effect. Het is wel een boek om stil en aandachtig naar te luisteren, want er zijn vele kleine fijnheden in, die de aandacht waard zijn.

Het is een boek van groote, rustige zekerheid.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 november 1936

De Reformatie | 8 Pagina's

LITERATUUR EN KUNST

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 november 1936

De Reformatie | 8 Pagina's