GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

KERKELIJK LEVEN

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Retardatie en lankmoedigheid.

/ (Jaarwisseling.)

Wie in onzen toch wel zeer kritischen tijd met zijn versnelde antichristelijke actie de jaarwisseling tegemoet gaat, denkt onwillekeurig aan het bekende woord uit de Apocalyps: „En toen Het het zevende zegel geopend had, - werd er een stilzwijgen in den hemel, omtrent van een half uur". Openb. 8 : 1.

Wat het te zeggen heeft?

Om t© beginnen, valt met één ding vóór alles te retenen: in de Openbaring van Johannes is alles visioen. Wi) moeten daaraan steeds indachtig blijven, willen wij niet zin en bedoeling en inhoud van het boek keer op keer miskennnen. Dat geldt in elk opzioht, het geldt dus óók van de tijdsaanduidingen, en de tijdsmaten, die in dit boek telkens te vinden zijn. Wanneer er sprake is van „drie en een half jaar", van „twee en veertig maanden", van „twaalf honderd zestig dagen", van „één uur'', „een half uur" odk, dan zijn dat geen gewone tijdsbepalingen, zooals wij die elk uur van den dag zelf doen en laten doen, maar het zijn symbolische tijdsaanduidingen, die een door God gewüde werkgelegenheid (kairos) in haar ingrijpen ffp en formeeren van onza in den tijd (ohronos) verloopende gesohiedenis vnllen karatteriseeren. Men moet dan ook in geduldige uitlegging zoeken naar de gedachte, die er in uitgesproOaen ligt, en daarbiji de aanwijzingen van het boek zelf volgen.

Nu is het, wat het „halve uur" van den hierboven geoiteerden tekst betreft, niet zoo heel moeilijk, de beteekenis van deze tijdsaanduiding te verstaan. Wij hebben immers in de Openbaring van Johannes meermalen de tijdmaat van „een uur". Zoo'n „uur'' wordt dian gedacht als een t iji d s e e n ih e i d. Het is een ohronologische eenheidsonaat, zou men zoo zeggen. „Een uur" is dan een symbolische aanduiding voor de periode, die voor het verrichten en afmaken van een volledige handeling noodig is. Moet „iets nieuws'' gebeuren, wordt een nieuwe acte geopend, dient een beslissend drama te worden afgewikkeld, dan staat daar „een uur" voor ge^ reserveerd in de symboliek; het is de gewone tijdseenheid.

Denkt men nu hieraan, dan wordt het ineens duidelijk, wat dat mysterieuze half uur zwijgen In den hemel beteekende. We hooren ervan spreken bij de opening van het „zevende zegel". Het was ten afzonderliiïe actie, die opening van het zevende zegel. Op zichzelf genomen kon daar dus „een uur" voor gereserveerd zijn. Het merkwaardige evenwel is nu, dat, wanneer het zevende zegel opengaat, de uureenheid, de normale tüdmaat, verdeeld wordt tusschen een half uur van handelen èn een half uur van niet-handelen. Het niet - handelen is in den tekst de inzet. Er is een „half uur'', een halve tijdseenheid, zwijgen in den hemel. De ééne acte breekt zich in twee deelen: het zwijgen is programmapunt, evengoed als wat erop volgt, het is konstitutief voor het geheel.

Dat is een aangrijpende boodschap, zoodra men er maar aan denkt, hoezeer de opening juist van het zevende zegel een hoogst gewichtig moment is. Immers, het zevental geldt steeds als het getal der volkomenheid, der afsluiting, der afronding. Komt een handeling tot haar zevende bedrijf, dan is het eind in 't zicht. Het procesi is rüp voor de ontknooping.

Zóó nu wordt ook in de Openbaring het drama van de wereldgesohiedenis, en in engeren zin óók het drama van de wereld-voleinding geteökend. De zeven zegelen, waarmee het boek der gesohiedenis was toegesloten, worden stuk voor stuk geopend. Elke zegel-opening brengt daarby een beslissende wending in de gesohiedenis der naar het einde haastende wereld. Met het zevende zegel is dan ook heel de Goddelijke handelingenreeks, welker verloop in de successieve opening der zeven zegelen geteekend wordt, tot haar eindpunt gekomen. Daarom is bij het intreden van het zevende zegel-openingsmoment de toestand der bijna-rijpheid, bet critieke mioment van het in de laatste crisis' komen aangeduid. „Entscheidung"!

Welnu, deze „uiterste" acte ontvouwt zich — anders dan bij de eerste zes zegelen — in een dubbel agendmnpunt: zwijgen, èn daarna doen. Stilzijn èn daarna voortvaren tot het bittere einde. De tijdseenheid wordt verdeeld tusschen programmatisch handelen en wederom programmatisch niet-handelen. De engelen z w ij' g e n, d. w. z. zij doen een „half uur" lang niets. Dit laatste wil in den hemel zeggen: bun wordt zoolang niets bevolen. Dezelfde bevelende macbt van 'God, Die hen uitzendt waarheen Hij wil, en wanneer Hü wil, geeft thans aan die engelen geen bevel. Zij moeten wachten, wachten. En zóó komt bier bet begrip der „retardatie'' ons voor den geest spelen. Reeds heeft ia zos handeUngen, van zes zegelen, bet oordeel zijn voorbereiding genomen; maar eer de b e s 1 i s s e n d e keer naar het einde in bet zevende zegel genomen wordt, houdt God de engelen een halve tijdseenheid tegen. Geen wonder, dat dit symbolisch teeken van bet halve uur zwijgen, een klassieke uitdrukking voor Gods „lankmoedigheid'' is geworden. Eigenlijk schijnt reeds alles gereed voor de laatste acte; zes zegelen riepen om bet zevende. Ook de toestand der wereld riep — zou men zeggen — om bet einde. De complicaties in de wereldhistorie riepen om de slotacte, om de ontknooping. Nochtans laat de Heere een half uur zwijgen. Want da lank-moedigheid van GO'd houdt op ons gezichtspunt het oordeel tegen, en geeft aan de candidaten van den dood nog de gelegenheid zich te bekeeren.

Natuurlijk wil dit niet zeggen, dat nu ook van Gods zijde gezien Zijn lankmoedigheid inbreuk maakt op den vasten gang der historie. Dat zou in de Apocalyps slechts dan uitgedrukt kunnen zijn, als in het visioen God bevolen had te spreken, en als de hemel dan desondanks gezwegen had. Of wanneer God tot de engelen gezegd had: gaat uit, en zij waren dan niet uitgegaan. Maar neen, zoo staat het niet. Dit halve uur zwijgen is, gelijk wij reeds hebben gezegd, in het kader van het visioen een uiting óók van Gods wil. Zijn genomen besluit zet zich regelmatig door, al treedt er ook in de zichtbaarmaking van Zijn wil-tot-oordeel een pauze van een halve tijdseenheid op. Maar daarom is van onze zijde bezien, de lankmoedigheid Gods dan ook des te meer een wonder, en een oproep, een oproep tot hekeering. Door het moment van het half uur zwijgen in het visioen van Johannes expres te laten optreden, wil God, die door de Schriften in haar anthropomorphistisch sprekende openbaring (Bavinck) ons onderwijzen wil, ons paedagogisch bet groote waarheidsmoment in het leerstuk van Gods lank-moedigheid doen verstaan. Wij mogen het niet verwaarloozen, laat staan wegredeneeren met een beroep op eenige door ons hoogmoedig denken opgebouwde leer-omtrent-God, welke dan zou willen betoogen, dat Gods lank-moedigheid

eigenlijk maar een menschelijke uitdrukking was voor Gods nog niet werpen van de laatste bliksemschicht. ' Want al ons redeneeren over God is gebonden aan de paedagogisch-anthropomorfe structuur Zijner openbaring; wij, nietellngen, komen daar nooit boven uit.

Zoo mogen wij bij de jaarwisseling den goddelijken oproep in dat halve uur van zwijgen ter harte nemen. Een oproep om te leven niet bij ons zelf, maar bij het Woord, dat Hij ons heden spreekt. „Heden, zoo gij Zijn stem hoort", ook in het halve uur der lank-moedigheid, „verhard uw hart niet". „Kus den zoon", in het halve uur van Zijn zwijgen, opdat Hij niet in het halve uur van de zegel-opening tegen u toorne en gij op den weg vergaat.

K. S.

De professoren ter Synode.

Verleden week citeerden we onder „Pers& ohouw'' den heer H. Algra, die er over klaagde, dat op de jongste Synode kwesties aan de orde zijn gesteld, die uit de kerken niet opgekomen waren, en waarvan de 'kerken zoo goed a: ls niets' begrepen hebben. Zonder me verder in te laten met de - détails, die de heer Algra heeft gepuhlioeerd, ben ik het met zijn bezwaar volkomen een®. Dat is niets- nieuws, want ik heb het ter Synode in openbare zitting dadelijk ronduit gezegd; het hervormde kerkrecht leek me veelszins een „archetype'' voor wat in 1936 is afgespeeld, met name inzake die z.g. meeningsversohillen.

Nu wijst 'de 'heer Algra naar den hoek der profest soren, waar hij' de schuld zoekt. Hü wil maatregelen tegen dergelijke practijken. Kan men ze vinden, ik zal er Wij' mee - zijn. Maar ik meen, dat met een of anderen maatregel inzake de werkzaamheid der professoren EQS zoo'danig niets veriholpen is. Want ook predikanten en ouderlingen zijn wel in staat, een voorstel te oreëeren, dat 'het synodale agendum „op volkomen wettige - wijze" (Prof. Hepp), en nochtans niet op karakteristiek-gereformeerde -wij'ze, doch ietwat verrassend aan-mlf met een punt, 'dat in de „hoogere regionen" is geconcipieerd, zonder dat één enkele kerkelijke vergadering er zich mee bemoeid heeft.

K. S.

„Om Sions wil".

In zün orgaan citeert Ds S. Kamper ons korte artikeltje in het nr. van 11 Dec. Wat hij zegt, is ten deele reeds achterhaajld door ons artikel van 18 Dec. De omhaal daargelaten, komt de verdediging van Ds K. hierop neer: Inzake Prof. Greijdanus, wien hiji het omgekeerde liet zeggen, van wat deze inderdaad heeft gezegd, zoodat van het verschil Hepp—^Greijdanus een geheel averechtsohe voorstelling gegeven werd, beroept Ds K. zich nu op een ander blad, dat ik niet lees. Maar al had dit andere blad dan dezelfde fabel verbreid, als Ds Kamper ter voorlichting van ons volk durft doen, dan stond toch daar tegenover, dat ettelij'ke bladen het voorstel van Prof. Greijdanus letterlijk hebben afgedrukt. Als nu Ds Kamper het voorstel ettelijke malen in zuiveren tekst leest (ook in De Ref. van 18 Sept., waarop hij' zich in ander verband beroept), waarom wordt dan juist aan dat ééne blad een zware klacht over Sion's breuk opgehangen? In De Ref. van 18 Sept. en in de dagbladen staat duidelijk, dat Prof. Greijdanus meende, dat waarheden, als de twee naturen van Christus en de onsterfelijkheid der ziel reeds in onze bel ij denissoh riften beleden worden, en dat het niet gewenscht is, die, door ze in handen van een studiecommissie te geven, VOOR TE STELLEN als confessioneel nog niet bepaald. — Inzake de beweerde antithese tusschen „Honigianen" en „Sohilderianen" 'verwijst Ds Kamper naar een persverslag, dat, ingezonden door een der persvertegenwoordigers in verschillende bladen, ook in dat van ons (18 Sept.) heeft gestaan. Maar daarmee is Ds Kamper niet klaar. Als ik van fantasieën spreek, he-b ik het natuur- 'lijk over (wat ik immers uitdrukkelijk vermeldde) de belachelijke fantasie, dat er „'dus" leerlingen zijn, die tegen hun leermeester opstaan. Zulke dwaasheden heeft tot nu toe niemand bij mijn weten aan dat krantenverslag vastgeknoopt. De menschen denken eerst nog eens wat na.

Inplaats van nu al vast verontschuldiging aan te bieden, gaat Ds K. zich verliezen in allerlei, dat met de 'zaa'k niets te maken heeft, besluitende met een uitgeknipt citaat van iemand, die het ook al niet over zaken, maar over personen had. We kennen zulke zwakheid, en hebben ons verder er niet mee in te laten, tenzij ze verkeerde verhoudingen schept. Zoo is het met Ds Kamper, die aan Prof. Hepp de rol van Prof. Greüdanus toedicht; over de toestanden in Kampen dingen beweert, waarvan wij hier verwonderd vragen, hoe men ze in zijn hoofd halen kan; de kerk verontrust, en dan nog niet eens tot een excuus te bewegen is in zijn nummer van 24 December 1936. En dat durft 'dan nog spreken over de 'eischen 'der polemiek.

Tot zoover had ik reeds geschreven, toen ik op de gedachte kwam, ook eens — inzake 'de verdraaiing van Prof. Greijdanus' meening — het hierbovenbedoelde blad, waarop Ds K. zich beriep, na te zien. Tot mijn verbazing staat het voorstel-Greijdanus óók daar volkomen juist weerge'geven (Galv. Wkbl. 11 Sept. '36, blz. 402, kolom 2, middenin). We zullen 't nu maar niet hebben over Ds Kamper's terminologie, die daar zoo kwam te zeggen: „nou breekt mijn klomp". We zullen wèl 'herhalen, dat hij' het volk verontrust door het

•seihrijven van fantasieën en nonsens.

K. S.

, '„Geloof en Vrijheid".

In aansluiting aan wat 'ik enkele weken geledim hierover schreef, kan i'k melden dat na ondefzoek g( bleken is, dat nati'onaall-sooialisten inderdaad meewerken aan de door D'r F. J. Krop ondernomen anti-communistische actie, en dat voorts' de organis'atievO'rm daartegen noöh in het heden, noch voo'r de toekomst waarborg biedt.

Hiermee is' voor mijzelf deze zaak beslist. Het blijft mijn overtuiging, dat men kerkvervolgers een 'dienst doet, en dus de keïk een óndienst, als men hen, in samenhang met kerlcmensohen, publiek laat protesteeren tegen kerkvervolging van anderen. Dat brengt de menschen maar in slaap. Men moet m. i. geen enkelen steun 'geven aan hen, die de kerk onderdrukken; vooral niet den steun, die er ligt in een met ker'kmenschen zelf protesteeren tegen kerkonderdru'kking.

Mijns inziens zijn de tijden in enkele jaren wel zóó veul veranderd, dat wie een actie tegen kerkverwoes^ters heginnen wil, uitsluiten moet alle N. S. B.-ens, onverschillig of ze in hun bedoelingen naief zijn, j'a dan neen. Achter hen staan anderen, die vast en zeker niet naief zijn. Het zou jammer zijn, indien het geld der gereformeerden indirect de misleidende propaganda der nationaal-socialisten hielp.

Dat ik 'de goede bedoelingen niet in twijfel trek, 'behoeft overigens geen herhaling.

K. S.

Zendingsblad.

Onderstaand stuk werd O'us blad toegezonden met verzoek tot plaatsing. Tot mijn spijt 'bleef het door een

verzuim mijnerzijds een week lang liggen.

K. S.

Aan de Eerwaarde Raden van de Gereformeerde Kerken in Nederland.

Zeer geachte Broeders!

Dö Generale Synode heeft ons de bezorging der uitgave van het Zendingsblad opgedragen. Dat geeft ons vrijmoedigheid ons tot U te richten met een dringend verzoek.

Het Zendingsblad, dat op last van de Kerken wordt uitgegeven en geheel het eigendom der Kerken is, heeft in 'hoofdzaak ten doel het belangrijkste betreffende 'den arbeid onzer Zending op Midden-Java en Soemba mede te deelen om daardoor de kennis van en de liefde voor dit zoo bijzonder gezegend werk - e bevorderen.

Na aftrek van de noodzakelijke kosten, die aan de uitgave zijn verbonden, komt de opbrengst van het blad GEHEEL ten goede van de gezamenlijke Zendingskas. Dfen laatsten tijd bracht dit, niettegenstaande het blad zeer goedkoop is, elk jaar toch aan deze kas eene zeer aanzienlijke bate. Dte zeer groote uitgaven, die deze kas heeft te doen, konden voor een aanmerkelijk deel uit de opbrengst van het Zendingsblad worden gedekt. Indien de Generale Kas deze inkomst dierf, zouden alle Kerken boven wat zij na bijdragen, elk jaar twee extra collecten moeten 'houden voor de instandhouding van Uw gemeenschappelijk zendingswerk.

Ondanks het belang, dat de Zending onzer Kerken bij haar Zendingsblad heeft, zijn er echter steeds nog onderscheidene Kerken, waar het blad bijna niet komt.

Het Zendingsblad, dat het blad van de Kerken zelf is, heeft er recht op dat het komt in alle huizen, waar leden onzer Kerken wonen. Stellig wordt daardoor ook de belangstelling en de liefde versterkt voor het 'beerlijk werk der Zending, waartoe de Heere onze Kerken roept en verwaardigt.

Mitsdien verzoeken wij U dringend om, voor zooveel 'dit in Uwe Kerk nog noodig is, met kracht te willen bevorderen, dat het Zendingsblad moge komen in alle gezinnen, die tot Uw Kerk behooren.

Met broedergroete en heilbede. De deputaten der Generale Synode voor de Zending onder Heidenen en Mohammedanen.

D. POL, Voorz.

A. H. VAN MINNEN, Ass.

P. G. DIE BRUYN.

N. D'UURSEMA.

R. HAMMING.

H. HANGELBRO'EK.

A. C. HETJ.

M. MEIJERING.

G. M. VAN RENNES.

J. DE' VRIES.

G. VAN DER ZANDEN.

W. BREUKELAAR, Scriba.

December 1936.

Vervolgarlikelen.

Ook deze week laat ik het vervolgartikel nog even rusten met het oog op de jaarwisseling, en omdat de copie deze week vroeger dan gewoonlijk verzonden worden moet. Een enkele opmerking óver een in de dagbladpers opgenomen verslag van de jongste vergadering van den „Vriendenkring", die me interesseert bij een terugblik op 1936, bewaar ik eveneens voor

volgende week.

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELIJK LEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1937

De Reformatie | 8 Pagina's