GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

MUZIKALE KRONIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MUZIKALE KRONIEK

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het Boek der Psalmen.

IV.

Alvorens we van „Het Boek deir Psalmen" afscheid' nemen, om over te gaan, in een tweetal artikelen, tol een woord van Ds Hasper-zielf esn wel: „onwaarachtigheid'", meenen wij negeen wijle te moeten vertoeven bij het antwoord op de vraag wat er moet gebenren, wil D's H. satisfactie vanj zijn muziekairbeid hebben en er artistiek succes, mee beleven.

Maar daarbij moeten we eerst nóg walt andfersi zeggen.

Zooals we reeds bij het begin van ons eerste artikel verklaarden, was het onze oplredhte bedoeling bij wat we aan te merken haddten, tegelijkertijd het middel aan 'de hand te doen tol verfbetering en herste'l.

Temeer werden wij tot ©en dusdanige opvatting gedrongen, omdat wij meenen dat speciaal in het geval: Ds H. en diens ondernemingen op zanggeMed het gewcnsaht was, dat eindelijk eens een vïiend opstond, die Ds H, .'s feilen toonde; een; raadgever, die zich er niet met een Jantje van Leiden afmaakte, maar eerlijk en oprecht diurfde zeggen, wear het op stond en wat er aan mankeerde, zonder er doekjes om te winden.

Ds H. toch, is al eenige jaren aan den gang', eerst met een bimdel „Gezangen vo'or den| Eeredienst", die later schijnt overgegaan te zijn in „Geestelijke Liederen uit den Schat van de Kerk) der Eeuwen".

Welnu — nog nimmer hebben 'wij iets bemerkt van welke muziek-zijde ook, dat zuiverend heeft gewerkt bij 'den overgang van de eerste der door ons genoemde verzameling in die ; der tweede.

Ds H. is vrijwel ongestoord en ongetempereerd 'door kunnen gaan met in zijn vervolg-editie, dezelfde oliché's te laten staan van: onjuiste tot verwarring aanleiding gevende geredigeerde zangwijzen; van: in zonderlinge maatsoorten opgeschreven en verdeelde rhythmiscbe liederen, dank zij de, wie weet hoevele, schrijftafels en - pennen, waarop en waaronder zijn 'drukken de revue zijn gepass'eerd.

Aan deze, voor Ds H.'s werk zich toch eenmaal wrekende, nalatigheid van de zijde dergenen, die aangewezen waren hun beter weten tegen Ds H.'s opvattingen in, te laten gelden, konden en wilden we in geen geval meedoen.

Vandaar dan ook dat wij een zoo breede plaats; hier in „De Reformatie" vi-oegen om, als zoo aanstonds nog eens een balans door Ds H. wordt opgemaakt van wie hem werkelijk van dienst zijn geweest, gesteund en geholpen hebben bij zijn arbeid, wij niet als een verlies, maar als een niet onaanzienlijke winstpost 'daarop zouden geboekt worden.

Wij zouden ons er niet graag van afgemaakt hebben, zooals die bespreker van Ds H.'s Psalmen, dien we dezer dagen tegenkwamen.

Niets dan tuitende lof was het, die hij had voor het „respect afd'wingend", „zéér omvangi-ijk wierk", „gedragen door een hoog; beginsel", alhoewel lyj natuurlijk wel een en ander aan te merken hadi; enkele „tekortkomingen" te constateeren, eenige zaken te signaleeren „waarin 'de behoefte aan meer consequentie zich hier en daar laat gievoelen". Maar in totaal kon dat alles toch geen afbreuk doen aan zijn „eerbied' en waardeering" voor het besproken werk.

Nu zijn wij in zooverre van hetzelfde slag als deze man, 'dat ook wij niet gaarne achterblijven in eerbied en waardeering voor wat er gedaan wordt, of 'dat groot of minder omvangrijk is. Maar als we zien, dat al dat kostelijke wat daar in dien arbeid zit, aan tijd, zorg, moeite, geld, enz. enz., dreigt verloren te gaan door „eiikela tekortkomingen", waartegen niet een stuk of wat zoetsappige „eenige" bedenkingen zonder meer helpen, maar waartegen alles wat maar te bedenken is in het geding moet worden gebracht, wil er nog wat van terecht komen, dan is al dat geoomplimenteer en gefêteer maar ijdel gedoe en ten slotte door en door funest voor wien het aangaat Dan houden wij ons liever maar een beetje meer gereserveerd in onze admiratie en pakken des te sterker de koe bij de horens, en sammelen niet met te probeeren, dat, wat uit het goede spoor liep, weer in rechte banen te leiden.

Het moge wellicht Ds H. in het eerst wat zwaai vallen, een ander soort van be'handeUng te moeten ondergaan dan waaraan ihij zoo langzamerhand is gewend geraakt — het is best mogelijk dat Dis H, het vriendelijk document dat wij op het oog heb! ben, als uitknipsel in zijn toch reeds uitgebreitle Icritieken-oollecüe met bijzondere levredenhedd een plaatsje heeft gegeven, omdat het kwam van een niet onbekend' en ongeacht musicus, maar uiteindelijk zal hij toch moeten bekennen, méér aan onze wijze van pracUzeeren te hebben, dan aan 'die van het hem niets zeggende of wijzer makende: „terwijl de veelvuldige triolen-notatie ook wel eenige bedenkingen heeft", dat hij zooi pas opgeborgen heeft

Want wil Ds H.'s pisalmmuziek aanstonds aan haar debiet toekomen, dan moet zoo spoedig mogelijk een nieuwe druk het lidht zien, waaria een duidelijker notendruk de leesbaarheid, en een andere notenwaarde (minstens van halven en kwarten!) de waardigheid vergroot! Ook, wat het laatste .betreft, om de zettingen voor koor en orgel, die er later nog eens op zouden willen vei^ schijnen, het uiterlijk te verleenen der haiTtnoniseeringen, zooals ze in deze artikelen voorkomein.

Ten tweede imoet alles veranderd, wat maar op „Tri'olen" lijkt, zooals wij aangaven bij Ps. 25 en 42 en verder in die psalmen die daardoor een andere maalveïrdeeling krijgen, gelijk wij in Ps. 13 liebeo zien en , nog weer eens opnieuw toonen móéten in Psalm 114.

Temeer kiezen wij dien psalm, omdat Ds H. ev een bijzondeipe aanteekening bij maakte over moeilijkheid van uitvoering, en melodisch'en bouw:

„Ebne van de allermoeilijkst© van den geheelen psalmijundel: zonder oefening niet te zingen. Men lette op den bouw der melodie bij de tweede triool in den eersten en den tweeden regel''.

Ieder, die den terecht door Ds H. in 't algemeen zoo bewonderden „kunstigen bouw", de „vastheid en hechthcid van structuur" onzer Psalmen, mede aanschouwt, in 't bijzonder die van Ps. 114, moet het opvallen hoe weinig daarvan door Ds H. zélf hier overgebracht is, en tot welke veirkeerde opvatting en wedergave zijn triolen-tlieorie hem gevoerd heeft

Daar in dien 114den Psalm staan geen alter moeilijkste dingen. Iemand die eenig weet heeft van noten, intervallen-treffen, heeft er net zoo min buitengewonen last 'mee als met welke andea-e psalm ook. Dat Ds H. den melodischen bouw verhakt in triolen en 'daardoor de maat in heU ongereed© brengt is iets wat de zaak „allermoeilijkst" maakt, maar oof-spronkeiijk was de wijs volstrekt niet technisch bezwaai-Iijken- dan ds andere diatonische toonreeksen, die Bourgeois en Maïtre Pierre wonderwel voor zangers, groote eii kleine, wisten in te richten.

Letten wij allereerst op Bo'Urgeois, den componist z'n noteering der eerste regels:

Onmiskenbaar is hier een gemakkelijk te oonstateeren symmetrie opgeteekend: twee muziekzinnen, één met een half-, één met een héél-slo'li, lederen vóór- en na-zin weer verdeeld in twee g e 1 ij k e helften:

W'el eenigszins wonderlijk aandoend, maakt Ds H. daai-van:

En waarom? — wie het begrijpt zegge het!

Want daar in dien Psalm 114 staat niet wat Ds H. denkt en schrijft en via de A.V.R.O. aaii argelooze en gauw in vlam te zetten luisteraars kan suggereeren. .(Gelukkig dat de N.C.R(adio)V. zoo ver nog niet is, dat zij nog gerust Dr Gunning in „Ghr. Soc. Dagblad De Amsterdammier" van 9-l-'37 kan laten schrijven: „Zal men dit bij de N.C..R.V. durven verwachten? ")i)

In Ps. 114 had', in plaats van Ds H.'s muziekno'ten en woorden, voor zijn stramme „tweede triolen:

nloeten staan, met verandering van regels en rijm:

Witt er ten dterde en ten vierde en nóg meeir vervolgens door Ds H. aan zijn psalmnoten moet geschaafd en gepolijst worden? :

Van do.gesyncopeerde gedeelten hebben wij genoeg hi^r ^^^ '^^ ander aan de harud gedaan, maar ook niet minder moet hij weer disputabel o-aan stellen bij zichzelf en in bedenking nemen, randwijzen als 24, 33, 38 om maar niet meerdere tü noemen en ze vergelijken met de authentieke noteeringen en met de manieren waarop ze dooir 18e eeuwsche mvisici werden becomponeerd voor meerstemmig gebruik.

Gesehiedt dit alles in overleg ook met anderen, dan komen vanzelf tevens .wel betere inziehtan over tempi en uitvoeringspractijken, dan tot nog toe door D.s H. voorgestaan werden en mitsdien andere criteria voor gemeentezang en orgelbegeleiding.

Of dan ten slotte zijn hèr-diruk nog eens een nieuw psalmgezang mogelijk zal maken — onze meening hierover zij Ds H. duidelijk, in wat na dit besluit op zijn „Het Boek dea- l^salmen" nog komt in oen paar volgende artikelen ons inmiddieilts in de pen gegeven door een gedeelte uit zij!n arttikel in , , De Reformatie" van 5 Febr. 1937.

1) Maar intusschen is toch maar de sensatie er, waaronder goedgeloovigen zoo gemaldielijl: komen, die, als ze dergelijke transcripties onder den naam van Ds H. hooren, opgewonden naar de pen grijpen, zooals Dr Gunning in „Pniël", en opgetogen schrijven, wat dankbaar weer door Ds H. onder de „Persstemmen" over zijn Psalmen in de A.V.R.O.-bode wordt doorgegeven, en dat Jan-Publiek slikt als zoete koek:

„Deze nieuwe psalmberijming is een even groot, zoo niet nog grooter evenement. Wie haar om 10 uur 's morgens bij de Morgenwijding van de A.V.R.O. hoort zingen, heeft een gevoel of hij in een andere wereld verkeert. Zóó zongen onze vaderen, zóó zongen de tijdgenooten van hen, die deze wondere melodieën schiepen."

En dat nu is één van de cardinale punten, waarom wij niet boud genoeg kunnen optreden tegen Ds H.'s reparaties aan melodieën, wier deugden hij weliswaar hemelhoog verheft, maar wier wezen hij desniettemin heel erg naar beneden haalt.

En evenzeer is dat het, wat ons zoo tegen de borst stuit in alles wat muziekpers heet, dat deze niet met kracht en klem, in naam van historie en traditie, van wetenschap en vakkennis, opkomt, tegen een dergelijke metamorphose van ernst in luim; dat zij met lieve glimlachjes en minzame gebaartjes dat allemaal nog doorlaat, aanbeveelt en als opperste uiting van herschepping en openbaring uitbazuint.

•Want als zóó onze vaderen, .zóó de tijdgenooten van Bourgeois en Maitre Pierre gezongen hebben Psalm 114, 141, 13 en de andere die Ds H, eveneens vervormde; als dat het lenige tempo, het soepele rhythme is geweest, waarin psalmvers na psalmvers werd afgehuppeld, dan weten wij geen raad meer met de kunstige contrapuncten, die een Goudirael, een de la Jeune, een Marschall, een Sweelinck en nog velen meer, bedachten tegen de in breede noten gezette cantus firmi hunner gemeente-koralen. Dan weten wij niet, wat voor „andere wereld" dat is geweest, en wat voor „wondere" dingen daarin met onze psalmwijzen zijn uitgehaald!

Wat een geluk, dat wiji contra de A.V.R.O. en zijii indrukken-weergevende Luisteraars als Dr Gunning mogen zeggen:

„Neen niet zóó, maar zoo zongen omze vaderen, zoo zongen de tijdgenooten van hen, die deze wondere melodieën schiepen, , zoo speelden onze hervormde Orgelisten het luisterend kerkvolk de psalmen voor!!

En dat wiji dit „z ó ó" mógen, kunnen - aantoonen, eveneens voor den microfoon, niet aan den leiband van wien ook van vandaag, maar nog aan de hand van corypheeëa uit het verleden, en wel van niemand minder dan Jan Pz. Sweelinck, Hendrick Speuy, Anthonie van Noordt — het is alles niet bij geval!

En vandaar dat vrij met opzet dit keer onze gewone Maandagsche Orgelbespeling voor de Ned. Ghr. Radio- Ver. (die van 15 Maart, a.s. Maandagmiddag precies half één) als een pracht-gelegenheid aangrepen, om Sweelinck, Speuy, van Noordt nog eens te laten spelen in het tempo en rhythme, waaronder zoo menigeen in bun dagen, rust en verkwikking vond, zooals die ééne (Ds Uytenbogaert) van wien we de „memorije" nog bebben:

„Onder degenen die de muziek beminnen, ben ik een en vinde miji altemet des avonds in de Kerk om den meester een psalm te hooren spelen, onder 't spel stillekens in mij' zelven den Heer zingende, en mijn bedroefden geest in God tot zijn lof vermakende".

"Wie de „Omiroepgids" der N. C. R. V. van 13 Maart in handen heeft of krij'gt, moet maar eens lezen, hóe we aan die oud-collega's, medewerkers, komen en vooral Maandag naar hen luisteren, liefst met een psalmboek vóór zich, waarin nog de ouderwetsche heele en halve noten, zónder en mét staarten, voorkomen — „eerbiedig luisteren" naar de normen uit hun tijd'' (zie Ds H. op bl. 180 van „De Reformatie" der vorige week 2e alinea, •46e regel!) zooals die golden voor Orgelspelers en Psalmzangers, voor de Kunst en voor het Volk!

Niet zóó, maar zoo zongen onze Vaderen ... JAN ZWART Maandagmiddag 12.30 uur voor de N.C.R.V. aan het orgel. (Zie hierboven.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 maart 1937

De Reformatie | 15 Pagina's

MUZIKALE KRONIEK

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 maart 1937

De Reformatie | 15 Pagina's