GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HOOFDARTIKEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOOFDARTIKEL

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een nieuwe sacramenteele beweging,

i.

Het geestesleven van onzen tijd' kenmerkt zidi ook door een meer dan gewone belangstelling voor liturgie.

Wianncer, waar en door welke oorzaken zij ontwaakt is, laat zich moeilijk met juistheid vast- .steHen..

Het is er mee als met zoo^ menig ander veiv schijnsel in de geschiedenis. Ge kmit er niet altijd een datum of jaartal voor noemen; en toch doeit liet zich in de ééne periode plotseling wel voor, , terwijl het vroeger bijna of geheel werd gemist.

Evenmin laat zich één persoon of één kring aanwijzen, die er mee begonnen en van wicn het op andere overgedragen zou zijn. Het lijkt wel geen vader of geboortogrond te hebben. Het laat zich niet localiseeren. Het is als d'e veldgewassen, die ongeveer gelijktijdig overal in bloei staan.

En ook laat het zich niet uit één algemeenen factor afleiden. Aan de algemeenheid' van het verschijnsel beantwoordt de veelheid en soms zelfs de tegenstrijdigheid van zijn oorzaken. Een reden tot verklaring, die voor den eenen kring opgaat, geldt niet voor een andere omgeving, of omgeikeerd'. Ook kan niet altijd van onderlinge beïnvloeding gesproken. Zonder van elkaar ie weten, wordt men, van binnen uit, door een soortgelijk verlangen gedreven, waardoor het verschijnsel zijn algemeenheid' krijgt, al waren ook de oorzaken zeer onderscheiden.

Zoo is het nu ook met het liturgisch streven van onzen tijd.

Vraagt ge naar dag of datum — ze zijn niet te noemen. In 't algemeen laat zich zeggen, dat het iets is van de laatste veertig of vijftig jaar. Een halve eeuw geleden en verder terug, is het nog niet te vinden. Maar tegen het einde der vorige en aan het begin van deze eeuw komt de keer. De zin voor liturgie, die tijden aaneen gesluimerd' had, begint te ontwaken. Voor een in strikten zin na-oorlogsch verschijnsel staan we hier dus niet. Toch hebben de jaren 1914—1918 ook hier hun invloed doen gelden. In dien schokkenden tijd, loen zooveel werd omgewoeld, is ook voor de Uturgisc'he beweging een bedding uitgegraven, waarlangs zij zich gemakkelijker kan voortbewegen. En die periode heeft voorts bewerkt, dat men met delibereeren oplüeld en langzamerhand allerlei plannen en ideeën omzette in de daad.

Vraagt ge voorts naar den oorsprong van dezie liturgische belangstelling, dan is ook hier geen nauwkeurig antwoord te geven. Het laat zich niet precies vaststellen, wie er mee begonnen is. Maar zeker is, dat er thans vrijwel geen kerk valt aan te wijzen, waarin zij niet min of meer leeft. Zij is internationaal en interkerkelijk beide. Zoowel Roomschen als Protestanten van allerlei schakeering doen er aan mee. Het is geen schamdie om dit te erkennen, mits de liturgische beweging in de ééne kerk maar niet vereenzehigd wordt met die in een andere, en wij maar scherp m 'toog vatten, dat, wat oppervlakkig gezien, gelijk schijnt, inderdaad van zeer afwijkenden oorsprong kan zijn.

Allereerst denken wij hier onwillekemng aan de Roomsche Kerki). Niet, dat zij haar liturgie zelf belangrijk gewijzigd heeft. Maar sinds paus PiusX in de voorrede van zijn encycliek „Motu proprio" van 1 September 1910 aanspoorde tot actiever deelname aan- en nauwkeuriger bestudeering van de liturgie, zijn haast in ieder bisdom liturgiisohe vereenigingen opgericht en worden litm-gische cursussen gehouden om aldus de kennis der liturgie bij geestelijken en leeken te bevorderen en den cultus, dien de kerk van dag tot dag houdt, voor hen meer begrijpelijk en werkelijk te malcen.

Van Rome naar de Anglikaansche kerk is geen veiTe afstand. Haar liturgische beweging kenmerkt zich vooral door een al getrouwer nabootsing der alleenzaligmakende moederkerk. In de periode van 1882 tot 1901, dus in een tijd van minder dan twintig jaren, klom het aantal kerken waar eucharistische gewaden gebruikt worden, van 336 tot 2168; waar altaarlichten ontstoken worden van 581 tot 4747; waar wierook gebrand' wordt van 9 tot 393. En ook de invoering, enkele jaren geleden, van het nieuwe Book of Common Prayer, schijnt uit romaniseerende factoren verklaard te moeten worden, ook al is beweerd dat juist de romaniseerende groep in de Anglikaansche Kerk zich hevig tegen het gebedenboek heeft verzet.2)

Van Engeland naar Duitschland is de reis in meer dan één opzicht verder. Maar ook daar werd in de Alt-Lutherische Kirche 9 October 1918 de Hoch-Kirchliche Vereinigung opgericht, die een ritus in Roomschen geest wilde ingevoerd zien, waaronder men dan verstond: een meer terugtreden van de prediking, een sterker acoentueering van de beteekenis der heilige sacramenten en een rijkere liturgische inrichting van de godsdienstoefeningen.

De protestantsche kerk van Frankrijk, die altijd zooveel van den tegenstand en de vervolging van het Roomsch-Kalholicisme te lijden heeft gehad, begon ook wel ongeveer gelijktijdig een liturgisclie beweging; maar onder leiding van den Parijsclien predikant Eugene Bersier meende men zich voor een kniebuiging voor Rome te kunnen bewaren en voerde een eeredienst in, waarin niet meer de preek het een en al was, maar meer plaats voor „cidte", voor gebed en Godsverheerlijking was gemaakt.

En om maar niet meer te noemen — ook onis land bleef niet achterwege. Bij ons begon het vooral met publicatie van liturgische studies, ledere kerk en elke theologische richting leverde hieraan haar aandeel. Uit het vele, dat verscheen, doe ik slechts een enkelen greep.

Nadat Dr G. D. J. Schold, in 1870-'71 zijn historische studie De Openbare Eeredienst der Nederlandsche Hervormde Kerk in de 16de, 17de en ISdte eeuw, gepubliceerd had, was het in 1883 vooral Dr H. Bavinck, die in De Vrije Kerk er op wees, dat het rechte begrip aangaande den openbaren ©eredienst werd gemist (blz. 35); die daarom opriep om ootmoedig te overwegen, hoeveel ons ook in dit opzicht nog ontbrak (blz. 32) en die van reformatie van den predikdienst het behoud en de waarborg van het bestaan en den bloei ook der vrije kerk verwachtte (blz. 43). 3)

Hierop volgde in 1890 de ethische Dr J. H. Gunning J.Hz., met zijn uitgekomen studie: Onze eeredienst.

In de Encyclopaedie der Heilige Godgeleerdheid die voor het eerst in 1893—'94 en voor de tweede maal in 1908—'09 in druk verscheen, nam Dr A. Kuyper in den cyclus der theoloigische wetemschappen de liturgiek als een zelfstandig vak op en wees haar de taak toe, om een juiste theorie OA'cr de inrichting van den eeredienst te ontwerpen, en deze dan ook geregeld te doceeren. Daarbij begon hij zijn lilTirgische idealen in een reeks artikelen in „De Heraut" te ontwikkelen, die in 1911 bijeengebracht en gecompleteerd' en in boekvorm onder den titel „Onze eeredienst" uitgegeven werden. Inmiddels (1901) schreef de Groninger hoogleeraar Dr E. F. Kruyf zijn studie: Liturgiek ton dienste van dienaren der Nederlandsche Hervormde Kerk; kwam in 1912 van de hand van Dr J. H. Gerretsen zijn bekende brochure Liturgie, en gaf in 1918 Dr H. H. Meulenbelt Onze Onder^ linge Bijeenkomst in 't licht. In dezelfde jaren verscheen van Dr S. D. van Veen zijn geschrift De godsdienstoefeningen der Gereformeerden, waarin de verschillende elementen van den gereformeerden eeredienst vooral in hun ontstaan en verdere liistorische ontwikkeling beschreven worden; terwijl al in 1908 Ds A. H. van Minnen zijn artikelen De Gereformeerde Eeredienst gebundeld had.

En van de studie kwam het ook tot de daad. 12 November 1911 werd, wat de Hervormde Kerk betreft, in de Kloosterkerk te Den Haag de eerste liturgische dienst gehouden, waarin de preek achterwege bleef en enkel votum en benedictie, schuldbelijdenis en absolutie, credo en lofgezangen en gebeden elkaar afwisselden. Op deze liturgische diensten volgden later de jeugddiensten. 17 December 1920 werd wederom te Den Haag, als belichaming van een bepaalde liturgische overtuiging, de Duinoordkerk in gebruik genomen of, zooals svij hier vrij mogen zeggen: ingewijd. *) Ook het kerkje te Ginneken en andere kerkgebouwen der Hervormde Kerk werden volgens zekere liturgische idealen gerestaureerd. Bovendien werden vragen van psalmvertaling en psalmberijming en rhythmisch zingen aan de orde gesteld, die thans nog in discussie zijn. Ook de organisten vonden elkander in een eigen vereeniging en kregen hun orgaan, door welke middelen zij tot klaarder bewustzijn zoeken te komen van hun taak in den eeredienst.

De reformatorische plannen, die omstreeks 1920 in de Gereformeerde Kerken aan de orde kwamen, omvatten ook een herziening van den eeredienst, en hebben ten slotte op dit punt vooral tot resultaat gehad dat er een nieuwe orde van liturgie is ingevoerd^ het huwelijksformulier belangrijk herzien, en de kleine bundel gezangen met eenige vermeerderd.

Zelfs in die kringen en kerken, die den naam hebben niet met het eerste nieuwtje mee te gaan, is er thans meerdere belangstelling voor de liturgie ontwaakt. In de Christelijke Gereformeerde Kerk bijvoorbeeld, gaat uit meer dan één mond een krachtig geluid op, dat naast de psalmen ook nog andere liederen zullen gezongen worden. Het laat zich aanzien, dat het slechts een kwestie van tijd' zal zijn, of de gezangenkwestie zal ook hier officieel en kerkelijk aan de orde worden gesteld.

De eenigen, die, ook al werd in hun middem in 1921 een liturgische kring „in Christelijk-humanistischen zin" gevormd, nog het meest vrij bleven van de vernieuwde liturgische belangstelling, zijn de vrijzinnigen en remonstranten. Te benijden zijn zij echter om deze uitzonderingspositie niet. Want de hoofdoorzaak van hun betrekkelijke apathie zal wel voornamelijk in de volgende twee dingen gelegen zijn. Vooreerst in hun loochening van een bovennatuurlijke goddelijke openbaring, wat hunnerzijds trouwens openhartig erkend is. „Als in

Vrijzinnig Proteslantse kring, naar een der stedlingen, door Prof. van Holk op die Moderne Tlieo^ logen-vergadering verdedigd', geen plaats is voor het leerstuk der incarnatie, en dit leerstuk der incarnatie van God vervangen moet worden door de leer der transfiguratie van de mens, dan heeft dit voor het wezen van de eredienst onmiddellijk vérstrekkende gevolgen."') En in de tweede plaats wordt deze immuniteit der modernen veroorzaakt door het sterk moralistisch karakter, dat voor heii de religie draagt. Godsdienst is feibelyk zedelijkheid, het goed-zijn voor onze naasten. Goede werken zijn meer dan woorden. Vele gebeden halen niet bij één offer van maatschappelijk hulpbetoon. De schoonste eeredienst weegt niet op tegen één daad van Ifefde. „De Liturgie is goed, maar de Liturgie is ijdel, als de liefde onthiieekt". < ^

Doen wij eindelijk nog onderzoek naar de oorzaken van al dit liturgische streven, dan werd boven i-'eeds opgemerkt, dat het niet aangaat, dit alles uit één beginsel of één overtuiging te verklaren. Verschillende factoren werken hier naast en zelfs tegen elkander in. Toen eenige jaren geleden in de Gereformeerde Kerken de gezangenbundel eenigszins werd uitgebreid, is hier en daar wel beweerd, dat dit terugkeer tot de hervormde, ja zelfs tot de roomsche kerk beteekende, en hiermee in beginsel het ritualisme naar binnen werd gehaald. Maar die aldus oordeelden, waren te simplistisch ip. hun denken^ Zij hadden zich blijkbaar van de feiten niet genoegzaam op de hoogte gesteld, deden daarom de werkelijkheid geweld en hun, die voor deze vermeerdering waren, onrecht aan.

Het valt niet te ontkennen, dat de litui-gische beweging hier en daar, en vooral in de Anglikaansche kerk sterk romaniseerend is. Maar hier tegenover heeft Kuypor voor de positieve kringen üi ons land de weder o piecing der liturgische gedachte verklaard uit reactie tegen het misbruik, dat van het doopsformulier gemaakt werd. „Duizenden bij duizenden, die op elk ander punt van den Eeredienst nog voor elk liturgisch gevoeil stomp zijn, hebben in de zaak van den Heiligen Doop gevoeld, dat de kerk als kerk rechten had, waaraan de Dienaar des Woords zich niet mocht vergrijpen. En al is hiermee het liturgisch pleit nog volstrekt niet gewonnen, er is hiermee dan loch een uitgangspunt gegeven, van waai-uit de weeroptrekking van het liturgisch gebouw kan ondernomen worden."') En dit liturgiscli pleit is in de Gereformeerde Kerken telkens met een beroep op Calvijn en de bloeiperiode van ons reformatorische leven gevoerd.

Nu. eens is er om een uitgebreider liturgie geroepen uit dogmatiscJie onverschilligheid. Evenals de liturgische beweging ontstaan zou zijn uit reactie tegen het rationalisme der vorige eeuw, zoo ook moet zij zicili thans voortzetten, om alle intellectualisme en dogmatisme te overwinnen. Geen leer maar aanbidding, is dan de leus.

Maar dan weer is er voor een betere liturgie gepleit om de belijdenis der kerk, die thans ergens in een archiefkast ligt, naar voren te halen, haar in den eeredienst in te vlechten en zoo geregeld door de gemeente te laten uitspreken. Dogmatiek en liturgie worden dan gecoördineerd en als de linker- en rechtervoet voorgesteld, waarop de kerli zich voortbeweegt. *)

Er zijn er, die, den partijstrijd moede, in een nieuwe liturgie de synthese hopen te vinden, waarin alle richtingen zich kunnen vereenigen. Maar er zijn er ook, die op herstel van de oud^ christelijke liturgische orde aandringen, om daarmee een objectieven rechter te krijgen, die van week tot week zijn stem in de kerk laat hooren en zich aldus oordeelend en richtend tusschen de twistende partijen plaatst

Hier spreken meer aesthetische, ginds paedagogische, elders zielkundige motieven. Zoowel de overweging dat de jeugd liturgie wil, als die dat de gemeente in haar geheel meer actief aan den dienst begeert deel te nemen, worden in het mididen gebracht.

En eindelijk mag bij dit alles vooral niet vergeten, dat zoowel de ideeën van Rudolf Otto over het numineuze^), als die van Kart Barlh over kerk en woordverkondiging al verder beginnen door te werken en sinds de laatste jaren niet weinigen in hun liturgische idealen hebben beïnvloed.

De liturgische belangstelling van onzen tijd is düs een zeer samengesteld verschijnsel. Het is niet onder één formule saam te vatten, noch daarmee te verklaren. Goiede en slechte elementen mengen zich onder elkaar, zoodat wij onderscheid dienen te maken. En wanneer wij dit doen, teekent zich ook in ons land vrij scherp een liturgtscbe strooming af, die beslist een sacramenteele beweging wil wezen, en waaraan wij eens opzettelijk onze aandacht dienen te geven.


1) Een beknopt overzicht is o.a. te vinden bij G. Hulsman, Het liturgische streven van onzen tijd, passim.

2) W. H. van de Pol, Liturgie, 49—50.

3) Later is dit artikel opgenomen in den btindel: Kennis en Leven, 78—85.

4) J. M. Jalink, Herinneringen uit de eerste jaren der Duinoordkerk, 36.

5) J. M. van Veen in den bundel opstellen: Wezen en Taak der Kerk, onder redactie van D. Bakker, 83.

6) Hulsman, t. a. p. 35.

7) Onze Eeredienst, 9.

8) Dr J. H. Gerretsen, Liturgie, 2, 18—20.

9) Das Heilige, 10; nader uitgeviferkt in: Aufsatze, das Numinose betreffend.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 april 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

HOOFDARTIKEL

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 april 1937

De Reformatie | 8 Pagina's