GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELIJK LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJK LEVEN

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Rationaliseerend het mysterie naderen". (III.)

Wat we verleden week opmeriten, kwam hierop neer, dat Prof. Hepp veel te haastig is geweest in zijn polemiek tegen een collega. Zóó haastig, dat hij zijn oog dicht hield voor het feit, dat hij de Synopsis —• het beroemde gereformeerde leerboek — liet zeggen, wat daar niet stond.

Hij liet de Synopsis beweren, dat de Zoon Gods een „o n p e r e o o n 1 ü k e" menschelijke „natu u r" had aangenomen.

Maar er stond, dat de Zoon Gods een „anhypostatisohen" „p e r s o o n" had aangenomen.

En daarmee verviel meteen heel dat beroep op de Synopsis.

Dit leerboek leerde, dat de „persoon", die door den Zoon Gods was aangenomen („geassumeerd") „anhypostatisch" was; maar om dadelijk alle misverstand af te snijden, gaf de Synopsis daaraan deze verklaring, dat de door Gods Zoon aangenomen persoon geen eigen hypostase of subsistentie had. ^) Prof. Hepp — zie het slot van dit artikel — vindt dat „al te spitsvondig". Maar het staat er dan tóch maar.

Dit alles is heel wat anders dan Prof. Hepp wil.

Prof. Hepp sluit u i t, wat de Synopsis uitdrukikelijk i n sluit; noemt „spitvondig", wat zij tot argument maakt.

Prof. Hepp Immers schrijft: „De Persoon des Zoons heeft zich zóó vereenigd met de menschelijke natuur, dat er in Hem geen twee personen zijn, maar een e e n i g e(n) p e r s o o n". En hij vraagt dan : „Kan men dit ooit anders verklaren, dan dat die eenige persoon de Persoon des Zoons is? "

Ik antwoord heel rustig: ja, zeker, men dat. kan

Het woord „persoon" kan blijkens de Synopsis zien op den éénen ongedeeld en Kurios Jezus Christus, gel ij k deze is „geconstitueerd" (niet gecomponeerd) uit de twee naturen. En Prof. Hepp zou dat hebben bedacht, indien hij wat rustiger de Synopsis, en de belijdenis, en de gereformeerde vaderen gelezen had.

Want de Synopsis zegt (disp. 25, stelling 24), dat de Zoon Gods een anhypostatischen persoon heeft „aangenomen". De eeuwige Persoon, zegt zij, nam geen praeexistenten, doch een anhypostatischen persoon aan. En in stelling 26 voegt ze er aan toe, dat de twee volmaakte („perfectae") naturen niet tot één natuur „natuurlijk" zijn vereenigd, doch dat ze „hypostatisoh", d.w.z. door bemiddeling van de Hypostase van den Zoon Gods, ^) onderling TOT één persoon („in" met den accusatief) vereenigd zijn.

Die ééne Hypostase is niet gecomponeerd, doch wèl geconstitueerd UIT de goddelijke en de menschelijke natuur. En ze k a n dan ook naar die beiden worden benoemd.^) Deze ui t twee naturen geconstitueerde Hypostase wordt genoemd Christus, Emanuel, of „theanthropos". God mensch. ^) Dat de gereformeerden niet weten willen van een gecomponeerd e n persoon, een '(uit twee personen!) s a m e n g e s t e 1 d e tt persoon, wordt door Prof. Hepp met nadruk op den voorgrond geschoven. Hij doet daar goed aan. Maar het zou zijn kijk op de enkele regels schrift van Prof. Vollenhoven allicht ietwat milder hebben gemaakt, als 'hij er acht op gegeven had, dat de gereformeerden (blijkens de Synopsis) WEL wilden weten van een (uit twee naturen!) geconetitueerd e hypostase of persoon. Het is mij dan ook niet duidelijk, waarom Prof. Hepp wèl op dat negatieve (niet gecomponeerd) den nadruk legt, doch van het positieve (wel geconstitueerd) met geen woord melding maakt. ^) Jammer is het wel, want nu schrijft hij wat al te - gemakkelijk neer : „ook hield de Gereformeerde dogmatiek er streng aan vast, dat de ééne Persoon niet het resultaat was van de vereeniging der beide naturen" (blz. 33). De gereformeerde dogmatiek evenwel heeft — dit plaats ik daar tegenover — met de termen „persoon" en „hypostase" en „natuur" zóó danig en zoodanig verlegen gezeten, dat ze zich wel gewacht heeft, even rap van deformatie te spreken als Prof. Hepp het doet. „Geconstitueerd zijn UIT twee naturen", — o zeker, ook ik zie kans te betoogen, dat dat toch heusch wat anders is dan „resultaat zijn van de vereeniging der beide naturen". Ik zie echter óók kans, te betoogen, dat het niet wat anders is. Het komt slechts op de nadere explicatie aan.

En dat de gereformeerden elkaar veel in dezen plachten toe te geven, als maar de hoofdzaak vast stond, en dat het veel uitmaakte, of de spreektrant (de „fraseologie"), die iemand volgde, „eigenlijk" dan wel „oneigenlijk" was, dat bewijst de Synopsis zelf. Volgens haar kan men zoowel naar de ééne als naar de twee naturen den persoon van Christus benoemen.")

Nu is de disputatie uit de Synopsis, waarop Prof. Hepp zich beriep, en .die hij naar mijn, meening onjuist heeft weergegeven, destijds gehouden onder voorzitterschap van professor Antonius Thysius. Hoe ver men in zijn tijd er van daan was, de terminologie te binden op de wijze van Prof. Hepp, 'blijkt wel uit de boöken van dien tijd, en uit de zeer varieerende teksten der belijdenisschriften zelf.

Ik denk hier in de eerste plaats aan het door A n - thonius Thysius uitgegeven boek „Leere ende Order der Nederlansche, soo Duytsche als Walsohe, Ghereformeerder kercken". In dit boek, dat historisch van groote beteekenis is, en zeldzaam is geworden, komt o.m. voor een zoogenaamde „Sendt4)rief der Dienaren die Godts Woort in den Ghereformeerden ende Herstelden Ghemeynten in Nederlandt vercondighen, aen den Schrijveren des Bergischen Boecx, dwelck oock Goncordie-Boeck oft der Eendracht ghenoemt werdt". Deze zendbrief bevat een „voor-reden" van Jeremias Bastinck, „gheschreven tot Antwerpen den lesten Mey 1580"; de voorrede is opgedragen aan Menso Alting, „ghetrouwen Dienaer des Godelijcken Woordts tot Emhden in Oost-Vrieslandt". In de voorrede wordt opgemerkt, dat er tusschen luthersohen en gereformeerden verschillen zijn in betrekking tot de leer van het avondmaal èn die „van den Persoon Christ i, midtsgaders sijne beye natueren" (Leere ende Order, door Anthonius Thysius, Amsterdam, Pieter Pietersz, 1615, blz. 185). De zendbrief zelf is eerst in latijnschen tekst geschreven en gedrukt in 1579, en in 't „Neder^duytsch" vertaald en uitgegeven in 1580 te Antwerpen; in de editie-Thysius (met Bastinok's voorrede) „nu vvederomme met de Latijnsche Gopye vergeleken, oversien en verbetert".

Welnu, „belangende den anderen Artyckel, waervan tusschen ons den twist is, namelyok van de Persoon ende twee Naturen Christi.... soo is dit (aldus schrijven de gereformeerde auteurs van den zendbrief) van den selvighen ons ghevoelen : ')

.... Christus, de soone Gods, ende soone des Menschen is een eennighe persoon, niet twee persoonen: bestaande in twee naturen Godelycke ende Menschelycke.

Christus eer dat hy de menschelycke natuere aennam, was in der waerheyt, als God synde, een selffstandighe oft by haer selven bestaende Persoon: maer even in de selvighe persoon bestaet nu de menschelycke nature, soo dat nu niet twee selffstandicheden syn, maer een alleenelyck. Want de Godheyt woont in Christo Lichamelyck, dat is, niet alleen werckender wijse, of door haer cracht ende werckinghe ghelijck in den Heylighen, maer om een Lichaem, dat is soo veel te segghen als een persoon, te wesen (cursiveering van mij, K. S.).

Daeromme als loannes de Dooper lijdt, hoewel dat God by en met hem was, ende by een oneygentlycke aerdt van spreken, genomen van ghelyckenisse, wel geseyt mach worden, dat God lydet: nochtans is de wonde geschiet aen die persone, die God niet en is. Want het aensien (aan den rand staat ter verklaring: relatie, K. S.) hiervan streckt hem tot God, ende gaet en tref ft hem aen: als wanneer een ambassadeur ofte ghesandte geschonden, ende oneer en ghewelt aenghedaen is, 't selfde wordt opghenomen met een aensien tot den Coninck. Maer van Christi lijden, wordt op een ander wijse gheseyt, dat Godi lijdt, dewijle die persoon lijdt, die God is.

Als der persoone toegeschreven wordt, dwelck der natuere eyghen is, dat pleghen de oude-Vaders te verclaren met het woordeken, Nae, Ghelyckerwijs alsmen seght, de Heere lesus is gestorven, teweten nae de ghedaente eens knechts, niet nae de ghedaente Godes.... (cursiveering van mij, K. S.). Maer aengaende dat de Versierders ende stifters der Ubiquiteyt ofte alom-teghenwoordicheyt, haeren toevlucht nemen tot de daedelycke ghemeenschap ofte Mededeelinghe der eygenschappen: wanneer sy sulckx willen gheseyt en verstaen hebben van de Persoone Christi, sijn wy met hen luyden hier over we! eens: maer inghevaÜe sijt verstaen van de Natueren, wy verclaren hier teghen vastelyck, sulckx te strijden met de gansche Kercke Gods. 8)

Aan den rand der pagina staat nog aangeteekend : „Ghelyck de Natueren en de eyghenschappen, a 1 s o o de daden en Lijden, sijn des Persoons".

Het is duidelijk, dat hier de begrippen „persoon", „lichaem" '(soms wordt lioliaam met „natuur" vereenzelvigd) „natuur", anders gebruikt zijn, dan wij vandaag plegen te doen. Er is speelruimte genoeg, te veel zelfs: men zoekt nog. Historisch is dit alles van beteekenis: het toont de worstelingen uit den tijd der opstelling van de belijdenis.

Dat nu in den tijd, toen de 'belijdenis opgesteld en gedrukt werd, het worstelen en zoeken nog allerminst afgeloopen, en dus het voorkomen van terminologische en ook zakelijke geschillen nog geenszins uitgesloten was, blijkt wel uit de onderscheiden lezingen der Nederlandsc'he belijdenis. Thysius geeft twee lezingen naast elkander aan de gereformeerde kerken over *); het is interessant, de verschillen na te gaan. ^O) Men zal zien, dat 'het woord (menschelijke) „natuur" aanvankelijk van (menschelijken) „geest" onderscheiden werd, en dat gesproken wordt van een „gemaakten Persoon", „gemaakt" door de vereeniging der beide naturen. Ook in latere uitgaven der belijdenis blijkt dit zoeken en tasten naar passende woorden en formuleeringen, zonder dat men komen kan tot een voor allen en voor alle gevallen bindende formule. '•'•)

En tevens blijkt onder de gereformeerde vaderen il duidelijker toegelaten te zijn, dat men spreekt van „Persoon" met in-rekening-brengen van het historisch feit der vereeniging der beide naturen. Dat men hier óók zakelijk nog verschillende kanten uit kan, bewijst wel het feit, dat in de verschillende teksten of vertalingen der belijdenis zoowel gezegd wordt dat die twee naturen zijn vereenigd TOT één persoon („in" met den accusatief) als ook, dat ze vereenigd zijn IN één persoon („in" met den ablatief). ^^) De teksten bewijzen, dat Prof. Hepp zich vergist, ajlis hij „anhypostatisch vereenzelvigt met „onpersoonlijk" (blz. 40), alsmede wanneer hij zegt, dat de Synopsis, afkeerig van den term „enhypostatisch", de onderscheiding tusschen , geen eigen persoon hebbend' en , geen perso.on hebbend' blijkbaar al te spitsvon-

dig acht" (biz. 26). Prof. Hepp meent hiermee een afdoend argument te hebben gevonden. Maar hij vergist zich. Wat hij „al (e spitvondig" noemt, is toch geleerd door de vaderen.

Wij merken dit alles op, om op dit concrete punt nog eens weer aannemelijk te maken, dat de belijdenis een formulier van eenigheid is, dat dus de gemeenschappelijke aanvaarding der formules nog niet in zich sluit de prijsgeving van een eigen gevoelen der onderscheiden onderteekenaars over de kwesties, die achter de formuleering kunnen liggen, en waarover men geen uitspraak heeft gedaan. Wie het aan de orde istellen van deze niet tot beslissing gebrachte kwesties noemt een disipiutabel stellen der belijdenis, of een „licentieus disputeeren", die kent de geschiedenis niet, en legt het leven stil, daar waar de vaderen het bleven stimuleeren.

Dit alles wordt opgemerkt „voor den vrede der kerken".


1) Immers: de menschelijke natuur vond nu haar subsistentie in den Logos, den Zoon: Quare ó Xóyoq persona assumens, humanae naturae assumptae, unionis gratia, gratis id dedit, ut in eo subsisteret (these 30).

2) „Mediante Filii Dei hypostasi", zegt stelling 26. En in stelling 29 heet het: „mediante persona", vgl. noot 3.

3) Personae ab utraque natura denominatae (stelling 33).

4) Stelling 26: Cum hac unione immediata personae assumentis, et naturae assumptae cohaeret, ut ejus proprietas, naturarum inter se unio sen tinitio; qua duae perfectae naturae, divina et humana, non naturaliter in unara naturam, id est, essentiam et essentiales proprietates, sed hypostatice, id est, mediante Filii Dei hypostasi, in unam personam inter se unitae sunt. Quae hypostasis ex divina et humana natura ita constituta, non autem composita, Christus, Emanuel, seu êsav& Qojnos. Deus homo appellatur.

5) In zijn bespreking van de uitdrukking „uit twee naturen" ^bIz. 37) in den Westminster Catechismus spreekt hij er over. Waarom niet bij de Synopsis?

6) Atque hinc oritur Phraseologia rei ipsi respondens: eaque est vel propria vel impropria. Propria est, qua naturae alterutri, illud quod illius est, discretis vocibus (quibus naturae per se sigillatim significantur) vel personae, sive ab altera natura denominatae, ejusdem proprietas vel actio in concreto (quo natura cum persona connotatur) tribuitur Similiter propria est, cum personae ab utraque natura denominatae, id quod utriusque, seu commune utrique naturae est, attribuitur.. Impropria vero est, cum qua personae ab altera natura denominatae, proprietas utrique communis, vel vicissim ab utraque proprietas vel actio alterius naturae, quin et contraria in concreto attribuuntur (synecdochisch). Stelling 32, 33, 34.

7) „Dese Artyckelen sijn meest alle ghetrocken uit Phylippi Melanchthonis boeck van de strijd-handel met Stancaro, nopende de Persoon des Middelaers", staat er boven.

8) Thysius, Leere ende Order, pag. 210—212.

9) Ende eerstelyck soo veel de Confessie ende Bekentenisse aengaet, die, in twee Copyen teghen den anderen overghestelt, voor aen staet. Is eerst int Walsch int laer 1562 gheschreven, ende des laers daerna in druck wtghegheven: niet datse van de Walsche Kercken alleen gestelt sy, maer om dat dese ."; prake, beyde in ende buyten Nederlandt, ghemeyner ende kennelijcker is als de Nederduytsche, voornemelijck den Koninck van Spangien ende de Nederlandtsche Overheden, Ende al-hoewel het niet ghenoechsaem aen den dach en is, wie den schryyer oft schryvers der selver zijn geweest (waer aen oock weynich gelegen is) so isse nochtans van Gheleerde, Godt- .•ialighe mannen gheschreven, die gheen onsekere ende alleen in de hersenen vlietende, maer een ghewisse ende dadighe kennisse van Godt ende Goddelijcke saken onser salicheyt betreffende, hebben ghehadt : ende, soo wy van de oude bericht worden, van.... Wide de Bres, ende syne Mede-helpers in de Ghemeynten van Ryssel, Cassellerye, Doornick, Valencyn & c. ende Godefridus Winghius.... neffens syne mede-arbeyders in Vlaenderen, Brabant, Hollandt ende elders. Dan het sy daer mede als het wil, is evenwel niet ghemaeckt noch wtgegaen dan met voorgaende Communicatie ende Approbatie ghenomen met, ende gegeven van de ghetrouwe Dienaers, die doen ter tijdt in den Nederlandtschen Kercken over-al waren: soo in-landische, als Georgius Wibotitis, anders Sylvanas, Christophonis Fahritius, ende andere gheleerde mannen binnens landts meer, te langh om te verhalen: als wt-landische, namelijk met Comelio Colthunio, eertijts Pastoor tot AIckmaer, Nicolao Carenaeo, t' Emden; Petra-Datheno, ende Gasporo Heydano, te Franckendael; Valerando Pollano, te Franckfort; lohanae Taffino, ende Petro Colonio te Mets; Nicolao Gelasio, Petro Cognato, Petro Alexandra, eertyts Bicht-Vader ende Hofprediker va Vrouw Marie Coninghinne van Hungarien ende Regente deser Nederlanden, ende Petro Deleno, te Londen: ende waerschijnelijck oock met.... Andreo Gerardi van Ipere, Professoor der.... Vniversiteyt van Marborch. lae selfs is van dien seer geleerden.... Johanne Crispino, vetoont ende ghecommuniceert met de Kercken dienaren, ende vooral met Johanne Calvino, te Geneven, alwaerse oock eerst ghedruckt is

Wyders, so is de selvige int laer 1565, by goet duncken ende last der Synode oft Kerckelycke By-eem-comste, t' Antwerpen onder het Cruys gehouden (al waer oock tegenwoordich geweest is Philips va Marnix, Heer van Sint Aldegotide) va nieus oversien geworden, namelyc door Franciscum luniunt, Dienaer Godts in de Nederlanden Ende is die, alsoo verbetert zijnde, niet in de sake selfs, maer eyghentlyck in den aert ende wyse van schrijven, corter ende duydelycker stellinghe, by order der voor-ghemelder Vergaderinghe na Geneven ghesonden, om by advijs van.... Theodori Besae ende syne Mede-dienaers des Evangeliums, alsoo te Geneven gedruckt te werden, dwelck door den voorseyden Crispino int laer 1566, (gelyck de voorgaende Copye) gheschiet is: al ist dat de Neder-duytsche Kercken haer aen de selve eerste Copye eenighe laren na den anderen ghehouden hebben

Voorts desen allen achtervolghende, is voortaan de selvige Confessie, voor een Publycke onser Ghemeynten Bekentenisse gehouden, ia is besloten, datse tot een teecken der Eendracht onder den anderen soude onderschreven werden.

Anthonius Thysius, Voor-reden, Aen de Nederlandtsche Ghereformeerde Kercken, opgenomen in Leere ende Order ^er Nederlansche, soo Duytsche als Walsche, Ghereformeerder Kercken: in twee deelen onder scheyden: waer van het eerste begrijpt, Corpus Doctrinae t' Amsterdam, By Pieter Pietersz. Boeckvercoper, woonende op 't Water, by den Dam, in den Gulden Kerck-Bybel, 1615.

10) Vvare, Christelijcke Bekétenisse of Belydenisse des Ge- 'oofs, der Nederlantscher gereformeerder Kerkeken.

Nae d'eerste Copie, soo in VVals in 't jaer 1562, als in «ederduyts 1563, gedruckt,

Na d' andere Copye, int Wals A 1566 ende in Nederduyts, 1582, wtgegaen.

Het XVni Artyckcl

Vande menschvveerdinghe Christi.

Ende heeft niet alleenlick sengenomen de menschelicke latnere, maar ooc eenen wa- '11 menschelicken geest, op -

dat hy ware een warachtich mensche: want na dat de geest soo wel als het lijf verlooren was, soo wast van noode, dat hyse beyde aennam, om die te gelijck salich te maken. (Leere ende Order, 25, 26.)

Ende heeft niet alleen de menschelicke natuere aengenomen, so veel het lichaem aengaet, maer oock een ware

menschelicke ziele, op dat hy een oprecht mensche ware. Want aengesien de ziele zoo wel verloren was als het lichaem, soo wast van noode, dat hyse beyde aen-nam, om de selve beyde zalich te maken. (Leere ende Order, 25, 26.)

Het XIX Artyckel.

Van de vereeninghe ende oïxderscheydinge der twee natueren Christi in een persoon^.

Wy ghelooven, dat de Persoon des Soos, door dese ontfanckenisse onafscheydelicken vereenicht ende te samen gevoecht geweest is metter menschelicker natuere, alsoo datter niet en zijn twee soné Gods, noch twee persoonen: maer twee natuere in eene persoó vereenicht, daer een yeghelicke natuere haer onderscheydelicke eygenschap behoudet: De Godlicke natuere is altyt ghebleven ongeschapen, sonder begin der daghen, ende eynde des levens, ende vervult Hemel ende Aerde. De menschelicke natuere en heeft haer eygenschappé niet verloren: sy is een creature ofte schepsel gebleven, die daer heeft begin der dagen ende eynde des levens: is geeyndicht, ende behout de eygenschappen eens waren lijfs: hoewel nochtans, dat hy door zijn wederopstandinge, den selven onsterfelickheyt gegeven heeft: hy en heeft nochtans de waerheyt zyner warer natueren niet verandert. Dese twee natueren sijn also te samen vereenicht, ende maken eenen Persoon, dat sy oock door sijn doot niet va malcanderé gescheyden geweest en sijn. (Leere ende Order, 26, 27.)

Wy gelooven, dat door dese ontfanckenis de persoon des Soos onafscheydelick vereenicht ende 't samen gevoecht is met de menschelicke natuere, Soo datter niet sijn twee Sonen Gods, noch twee persoonen, maer twee vereenichde nature in eené eenighé Persoone, doch dat elcke natuere hare onderscheydé eygéschappé behoudéde. Gelijkerwys da de Godlicke natuere altijts ongeschapé gebleven is, sonder begin van dagen of eynde des levens, vervullende Hemel ende Aerde: Alsoo heeft de menschelicke natuere hare eygéschappen niet verloren, maer is gebleven eene creature, hebbende beghin van dagen, zijnde van eene eyndelicke omschrevene natuere, ende behoudende al 't gene dat een ware lichaem toebehoort, Ende hoewel hyder selve door zijn verrijsenisse onsterffelicheyt ghegeven heeft, nochtans heeft hy de waerheyt zijner menschelicke nature niet verandert, dewijle onse salicheyt ende verrijsenisse hanghen aen de waerheyt zijns lichaés. Doch dese twee natueren zijn alsoo tsamen vereenecht, makende eene persoon, datse oock selfs door sijnen doot niet gescheyden sijn geweest. (Leere ende Order, 26, 27.)

Et non seulement a prins la nature humaine, mais aussi un vray esprit humain, afin qu' il fust vray homme. Car puis que l'esprit estoit aussi bien perdu que Ie corps, il failloit qu' il print a soy tous les deux pour les sauuer ensemble. (Art. 18.) (Los, 187.)

Ende en heeft niet alleenlick aenghenomen de menschelicke natuere, maer oock eenen waren menschelicken gheest, opdat hy ware een ware mensche: want na dat de gheest so wel als het lijf verloren was, so wast van noode dat hyse beyde aen nam, om die te ghelijck salich te maken. (Los, 187.) (Art. 18.)

11) (A PRINS LA NATURE HUMAINE; 1611 en '19 voegen toe: quant au corps. Ende en heeft niet alleen de menschelicke nature aen-genomen, soo veel het lichaem aengaet). (Dr F. J. Los, Tekst en Toelichting v. d. Geloofsbel. der N. H. Kerk, Utrecht, Kemink & Zoon, 1929, blz. 187/8.) (UN VRAY ESPRIT HUMAIN, 1611 en '19: une vraye ame humaine, een ware menschelicke ziele. Ook 1583; Los, 188.) (L'ESPRIT.... PERDU.... CORPS, 1611 en '19: l'ame.. perdue corps. Want aenghesien de ziele soo wel verloren was als het lichaem. Ook 1583.) Zie voor de noten Los: 188.

Nous croyons que par ceste conception la personne du Fils a esté vnie et conioincte inseparablement auec la nature humaine, de sorte qu'il n'y a point deux Fils de Dieu ny deux personnes: ains deux natures coniointes en vne seule personne, retenant chacune nature sa proprieté distincte: la nature Diuine est tousiours demouree incree sans commencement de iours ne fin de vie, remplissant Ie ciel et la terre. La nature humaine n'a pas perdu ses proprietez: elle est demouree creature ayant commencement de iours et fin de vie, estant finie, retenant les proprietez de vray corps: ia-soit toutesfois que par sa resurrection il y ait donné immortalité: il n'a pas toutesfois change la verité de sa vraye nature. Ces deux natures sont tellement vnies ensemble faisant vne personne, qu'elles non pas mesmes esté separees par sa mort. (Art. 19, Los, 190, 191.)

Wy ghelooven, dat de pei"soon des Soons door dese ontfanckenisse onafscheydelicken vereenicht ende te samen gheuoecht gheweest is metter menschelicker natuere, also datter niet en zijn twee sonen Gods, noch twee persoonen: maer twee naturen in eenen persoon vereenicht, daer een yeghelicke natuere haer onderscheydelicke eyghenschap behoudet: Die Godlicke natuere is altijdt ghebleuen ongheschapen, sonder beghin der daghen, ende eynde des levens, ende veruult Hemel ende Aerde. De menschelicke natuere en heeft haer eygenschappen niet verloren: sy is een creatuere oft schepsel ghebleuen, die daer heeft beghin der daghen ende eynde des leuens: is gheeyndicht, ende behoudt de eygenschappen eens waren lijfs: hoewel nochtans dat hy door zijn wederopstandinghe den seluen onsterflicheyt ghegeuen heeft: hy en heeft nochtans de waerheyt zijnder waren natueren niet verandert. Dese twee natueren zijn also te samen vereenicht, ende maken eenen persoon, dat sy oock door zijn doodt niet van malcanderen gescheyden geweest en zijn. (Art. 19, Los 190, 191.)

(CONIOINTES, 1619: unies. 1583 en 1611: vereenighde natueren in eenen eenigen persoon. 1619: naturen in eenen eenighen persoon vereenicht.)

(ET FIN DE VIE, ende eynde des leuens, 1583, 1611 en '19 laten dit weg en vertalen het voorgaande door: hebbende begin van daghen.)

(ESTANT FINIE. Geheel verkeerd in 1562 vertaald door: is gheeyndicht. 1583: zijnde van een eyndelicke omschrevene natuere. 1611 en '19: estant d'une nature finie. 1611: Sijnde van een eyndelicke (omschreven) nature. 1619: zijnde eene eyndelicke nature. De Latijnsche overzetting: et naturam finitam habeus.)

(ENSEMBLE FAISANT. 1611: ensemble, faisans. 1619: ensemble en. 1583: makende eene. 1611: makende een. 1619: in een.)

(Zie voor de noten: Los, 192, 193.)

12) Ik laat hier enkele vertalingen en teksten volgen:

ovds fióvov trjv o.v^Q0> 7ilvrjv eïXrjq)^ qwaiv to y.ata acöfta, dV.a pcal d? .rj'& ivi]V ê-vf^Qwnov ipvxvv, ó'jzcog fj yvrjotog dvêgoynog. snel yaq y.ai ^ ifv^rj T^fj 7iavoiXe{^Qla nsQiensCEV aXX' ov jxóvov x6 ocü[.ta, aatpcóg sTidvayxsg rjv rov af.ifpat fiéXXovra ocóCeiv y.ai dftcpoTégolv émla^iaêai. (art. 18, Los, 402).

Zie vervolg op blz. 326.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 juli 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELIJK LEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 juli 1937

De Reformatie | 8 Pagina's