UIT DE HISTORIE
Dr A. Kuyper Sr over de bevoegdheid der meerdere vergaderingen.
III.
Voor het leeren kennen van het .karakter en de bevoegdheid der meerdere vergaderingen is het van hot grootste belang te letten op de wijze waarop die vergaderingen worden samengesteld. Wie komen ter meerdere vergadering? In wat voor kwaliteit komen zij? Met welke macht zijn ze bekleed? enz. enz.
Ook op deze vragen heeft Dr Kuyper klaar, beslist, ondubbelzinnig antwoord gegeven. We laten hier volgen een artikel, geschreven in Juni 1887 („De Heraut" no. 494), toen weldra het Synodale Convent van 28 Juni 1887 zou worden gehouden. Op dat Convent moest het onderling verband tusschen de vrijgemaakte Kerken geregeld worden, om dat verband in werking te laten treden.
Het spreekt wel vanzelf, dat niemand op het Synodaal Convent als Afgevaardigde van een Kerkeraad of ook als Gedeputeerde van een Classis kan worden toegelaten, tenzij hij zijn Lastbrief en Instructie kunne vertoonen.
Dit is een uiterst gewichtig punt, en waar men, om teleurstelling te voorkomen, wel op letten mag, want al gold het den besten broeder, men zou hem niet mogen toelaten, zoo hij niet gelast was. In dit ééne toch, of men gelast of niet gelast verschijnt, gaapt heel de breede klove tusschen de Gereformeerde kerkregeering en de Hiërarchie. Als ge daar zit in een Synodaal Convent, waaraan ontleent ge dan het recht om daar te zitten, uw bevoegdheid om daar te adviseeren en uw macht om mee te besluiten?
Denk die vraag eens wel in. En dan moet ge toestemmen: Niet aan uzelven persoonlijk. Dan toch kon een ieder er komen. Ook niet aan uw belijdenis. Want dan had daar ieder belijder toegang.
Ook niet aan uw ambt. Immers dan zou elk ambtsdrager dit recht evenals gij bezitten^).
Neen, ook krachtens uw ambt zit ge op het Synodaal Convent niet.
Wel zit ge krachtens uw ambt in den Kerkeraad. Ieder, die in het ambt bevestigd is, klopt aan de deur van den Kerkeraad aan en moet binnengelaten worden en zitting ontvangen.
Dat vloeit uit het ambt. Maar zoo is het op een Synode of een Synodaal Convent niet.
Daar moet ge dus door een andere macht binnengeleid worden.
Vrage: Door welke macht? En dan luidt het antwoord: door een kerk. Het Convent of ook de Synode is: eene samenkomst niet van personen, maar van kerken. Daarom zou de Synode eigenlijk dan eerst recht Synode zijn, zoo ge al de kerken zelven saam kondt brengen.
Nu dit echter niet gaat, en ge onmogelijk zelfs alle Kerkeraden in hun geheel, groepsgewijze, in een lokaal saam kunt voegen, is door onze vaderen geoordeeld, dat elke kerk zich zou laten vertegenwoordigen.
Een Synode is dus een saamvergadering van mannen, die elk of paarsgewijze hun plaatselijke kerk of kerken representeeren; en een ieder, die daar verschijnt, is al wat hij op dat Convent is, alleen door de zending en machtiging van zijn kerk.
Hij komt er niet als bestuurder over de kerk, maar als boodschapper of gezant van een kerk, en de oorspronkelijke macht en bevoegdheid om te besluiten rust niet in hem persoonlijk, maar in zijn kerk.
Niet h ij heeft die macht, maar z ij n kerk, en hij kan dus op het Synodaal Convent geen macht hoegenaamd uitoefenen, tenzij zijn kerk die eerst op hem legge, hem daarmee bekleede en hem daarvan voorzie.
Laat zijn kerk hem los, dan is hij weer machteloos, en alleen zoolang zijn kerk hem die macht schenkt en verleent en laat, heeft hij macht. En of hij nu Dominee of Ouderling of Diaken is, dat is al om het even.
Niemand, hoog of laag, is op het Convent of op een Synode iets, dan door de kerk die hem zendt, volmachtigt en instrueert. Dit stuk heet een Credentie-brief of volmacht, en om te laten zien, hoe men dit vroeger deed, lasschen we hier een enkelen van de vele voorhanden Credentie-brieven in.
Kuyper laat dan afdrukken een credentiebrief, die gediend heeft voor de Synode van Dordrecht in 1574 en afgegeven werd door de toenmalige Classo van Voorne, Putten en Overflakkee. We nemen die niet over omdat Kuyper zijn conceptcreden tie-brief, die hieronder volgt, geheel aan den Flakkeeschen heeft ontleend.
De volgende opmerkingen knoopt Kuyper aan deti credenlie-brief vast:
Hieruit ziet men hoe streng onze vaderen dit namen. Ze schreven niet maar: Dezen en dien persoon zenden we u. Neen, er wierd uitdrukkelijk in vermeld, dat zij hem zijn macht en bevoegdheid gaven. Voorts wierd deze bevoegdheid omschreven, en verklaard, dat alle kerken als tegenwoordig zouüen zijn. En eindelijk wat alles zegt, er wierd niet verklaard, dat men vanzelf aan de besluiten gebonden zou zijn, maar beloofd, dat men ze voor bondig zou houden: edoch onder het uitdrukkelijk voorbehoud: voor zoover dit den Woorde Gods conform zou zijn.
Vier punten dus: Ie. het noemen van den gezonden persoon; 2e. de verklaring dat men hem volmachtigt; 3e. de belofte om de besluiten voor bondig te houden; en 4e. het stellen van een grens, dat alle besluit ter zij zou worden gelegd, dat niet den Woorde Gods conform mocht zijn.
In het volgende nummer van „De Heraut" (No. 495, 19 Juni 1887) komt Kuyper nog eens op de kwestie van den credentie-brief terug. Hij: brengt den Flakkeeschen brief uit de „barbaarsche toenmalige spelling" in het huidige Nederlandsch over en voegt er dit aan toe:
Indien men nu dezen Credentiebrief aandachtig en opmerkzaam naleest, zal men er uit zien, hoe men hierin al de beginselen van Grereformeerd kerkrecht, gelijk die ook door De Heraut nu al deze jaren verdedigd zijn, één voor één en nauwkeurig terugvindt.
Er blijkt toch uit: lo. Dat een Synode voor onze vaderen was eene saamvergadering, niet van personen, maar van kerken; immers er staat: alsof al onze kerken, elk in 't bij zonder, daar tegenwoordig waren.
2o. Dat de Synode uit zich zelve geen zier macht bezat; noch ook haar leden eenige autoriteit hadden uit zich zelven; immers alle autoriteit wordt hun gegeven.
3o. Dat de leden der Synode en de Synode zelve deze macht en autoriteit ontvingen van de kerken. Immers er staat: Wij geven him die macht en autoriteit.
4o. Dat de leden der Synode eene instructie ontvingen van de kerken, die hen zonden; en dat ze aan deze instructie gebonden waren. Immers ze zeggen: Van onzentwege en in onzen naam.
5o. Dat de leden der Synode een generale macht, om te besluiten zonder ruggespraak, alleen ontvingen op grond van de wetenschap, dat zij volgen zouden: lo. Gods Woord en 2o. de zuivere gereformeerde beginselen van kerkrecht. Alleen op dien grond ontvingen ze macht om te handelen en te concludeeren.
En 6o. dat zij niet in independentistischen zin naar willekeur hunne onderwerping aan de Synodale besluiten konden weigeren of geven, maar dat zij den drang om zich hiernaar te voegen ontvingen uit Gods Woord en de verplichting om hiernaar te leven, zelven afleidden, niet uit een synodale macht over hen, maar alleen uit het ook haar gegeven gebod om alzoo te handelen.
Het is daarom zeer zaak, dat ook nu de Credentie- brieven in al deze beginselen zuiver loopen. Men zou er b.v. ongeveer alzoo in schrijven kunnen:
CREDENTIEBRIEF.
Genade en Vrede van God den Vader door Jezus Christus. Amen!
Wij kunnen, zeer geliefde Broederen in den Heere! — God onzen Vader niet ootmoedig genoeg prijzen en danken voor Zijn groote ontferming, ons in Christus Zijnen lieven Zoon bewezen, door Wiens bloed Hij alleen Zijn Kerke verlost heeft en om Wiens kruisverdienste alleen Hij haar nog genadelijk aanziet, dat Hij ook nu wederom Zijne Kerken in deze landen begonnen is van het ondraaglijke juk en de tyrannic der nieuw opgekomene Hiërarchie te bevrijden.
Dit blijkt ook thans weer, nu Hij Zijne Dienaren geeft saam te komen, opdat Hij hun (immers door de macht en onder de leiding Zijns Heiligen Geestes), geve te verhandelen, hetgeen tot de Reformatie Zijner Kerken dienstbaar zal blijken.
Waarom ook wij, in den Naam des Heeren saamgekomen zijnde, en als voor Zijn aangezicht overwogen hebbende, wat in deze uwe samenkomst behoorde voorgesteld te voorden, alsook wie de bekwaamste personen zouden zijn, om van onzentwege en in ons aller naam met de broederen te handelen, u hiermee zenden onze zeer waarde broederen: (de namen in te vullen.)
Aan welke onze broederen wij "hiermede volmacht en autoriteit geven, om met u te handelen en te besluiten in alle kerkelijke zaken; zoowel • in hetgeen zij van ons, volgens hurme van onzentwege uitgereikte Instructie in last hebben, als in hetgeen door andere Gedeputeerden, namens hunne Kerken, zal worden voorgesteld.
En voor zooverre wij staan in de wetenschap, dat zij (en immers met hen, uwe gansche vergadering) in zaken des Geloof s alleen Gods Woord, en in de ordening der Kerken, de kerkrechtelijke beginselen onzer aloude Gereformeerde Kerken, gelijk die uit den Woorde Gods zijn afgeleid, tot eenig richtsnoer zullen nemen, aarzelen we niet, onder dit verband, aan deze onze Gedeputeerden zoodanige autoriteit te geven, even alsof onze geheele Kerk (al de Kerken in onze Classis zelve) in uw midden tegenwoordig ware(n).
En hiermede bidden wij den Vader van onzen Heere Jezus Christus, dat Hij u, zeer geliefde Broederen, met Zijnen Heiligen Geest bijsta en alzoo in uwe vergadering voorzitte, dat al uwe besluiten strekken mogen tot opbouwing Zijner Kerken, tot afbreuk van alle tyrannie, waaronder Zijn Kerken nog veelszins gebogen gaan, en tot vertroosting van Zijn arm, verdnikt volk!
Weest den Heere bevolen. Gegeven in onze vergadering op last en onder het zegel onzer (van de) Kerk (en) (onzer Classis), den ... Juni 1887.
Nog weer van een andere zijde wordt het karakter der meerdere vergaderingen belicht door enkele opmerkingen van Dr Kuyper, zooals hiji die maakte in een polemiek met den bekenden (toen nog Chr. Geref.) Ds J. H. Donner. Het ging over de vraag of er hoogere „besturen" konden zijn volgens de gereformeerde opvatting van het recht der kerken. („De Heraut" No. 497).
Met ingenomenheid komen we nogmaals terug op wat J. H. D. in het Chr Weekbl. over de Gereformeerde Kerkregeering schrijft. Volkomen en van heeler harte en onbewimpeld stemt hij toe, dat een soort Besturen zooals het Synodaal genootschap invoerde, ongereformeerd zijn en door Gods Woord worden gewraakt.
Hierover, zoo roept hij uit, zijn alle Gereformeerden het eens, en zij zeggen allen uit één mond: „Weg met zulk een Hiërarchie in de kerk, waar Jezus Christus het eenige Hoofd is en Zijn Woord alleen heerschen mag!"
Slechts oppert hij nog eene bedenking en vraagt of dit nu behoeft te beletten, dat men de hoogere of meerdere vergadering der kerken, die in Classis en Synode saamkomen, den titel van Besturen gunne...
Mogen we daarom op even bezadigden en broederlijken toon dan J. H. D., in wien elk lezer onzen vriend Donner herkent, op zijn vraag het volgende in overweging aanbieden.
lo. Een Kerkeraadsvergadering staat niet op één lijn met een Classicale en Synodale. Ze is van andere natuur.
Het verschil tusschen beide ligt hierin, dat de Kerkeraad niet is de geconcentreerde kerk, maar een college van over de plaatselijke kerk door den Koning der Kerk aangestelde ambtsdragers.
Aan deze ambtsdragers gaf de Koning der Kerk besturende last en macht, en zij vormen in hun college dus metterdaad een bestuur. Daarentegen berust de macht en de autoriteit, waarmee de vergaderden in een Synode handelen, volstrekt niet daarop, dat deze Synodale leden, in onderscheiding van hun medebroederen, door den Koning met eenige macht bekleed zijn, maar uitsluitend hierop, dat ze opkomen als representanten der kerken-
De Credentiebrief, dien we onlangs meedeelden, sprak het duidelijk uit: „alsof alle onze kerken elk in het bijzonder tegenwoordig waren".
2o. De kerk is, geen republiek, maar een absolute Monarchie. Ze leeft onder een Koning. Er kan dus in die kerk nergens op eenig deel van haar terrein een Bestuur aanwezig zijn, of die Koning moet het hebben ingesteld.
Dit nu is wel het geval met den Kerkeraad. Niet met de meerdere vergaderingen. 3o. Hiermee is volstrekt niet ontkend, dat de „m eerdere vergaderingen" (onze vaderen spraken nooit van hoogere vergaderingen), zeggenschap over enkele kerken bezitten, maar dit zeggenschap vloeit niet voort uit een haar verleende hoogste oi opperste bestuursmacht, maar uitsluitend daaruit, dat het lid of de deelen zich te regelen hebben naar het geheel, voor zoover dit geheel werkt uit de Wet des Koniugs, d.i. uit het Woord.
4o. Wil men nu ook dit zeggenschap der meerdere vergaderingen besturen noemen, zoo zou dit op zichzelf een woordenspel zijn, dat onschuldig kon wezen. Maar om het gebeurde van 1816 durven we dit niet aan.
Was er geen wolkje aan de lucht, was er van dien naam „Besturen" geen schandelijk en ergerlijk misbruik 'gemaakt, we zouden zwijgen.
Maar nu onder dien naam „Besturen" zoo gruwelijk tegen onzen Koning gerebelleerd is, en die rebellie nog voortduurt, en de naam „Besturen" toch slechts in overdrachtelij ken en in oneigenlijken zin van de „meerdere vergaderingen" kan gebezigd, nu is die naam „Besturen" voor ons met zwarte kool geteekend, nu stuit ze ons tegen de borst, en verzoeken we vriendelijk aan onze broederen, dat ze ons toch niet dwingen willen, dien gehaten naam over te nemen, maar ons toestaan dien te mijden als de oorzaak van veel kwaad.
Er koinl nog meer!
1) Onderstreeping hier en verder van mij. — CV.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 juni 1938
De Reformatie | 8 Pagina's