GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Inwendig" en „uitwendig.".

Ds C. A. Lingbeek schrijft in het Hervormd weekblad „De Gereformeerde Kerk":

Zelfs de Roomsche kerkleeraren leeren, dat men een waar uitwendig lj, d van de Kerk kan zijn zonder een inwendig lid te zijn, en omgekeerd, dat men een inwendig lid kan zijn, zonder een uitwendig lid te zijn (uitwendig n.l. door ontvangen van de Sacramenten, enz.)

Welnu, als wij de Hervormde Kerk noemen de openbaring van Christus' lichaam, dan bedoelen wij daar wel mee, dat die Kerk Gods planting is en dat wij ons daarom van haar niet mogen schelden, maar daarmee leeren wij geenszins, dat de Hervormde Kerk zaligmakend is en buiten haar geen zaligheid.

Wie het nu begrepen heeft, moet het maar zeggen. Het kan nog heel wat worden, als men in plaats van „kerk" leest: gezin, vereeniging, bestuur, volk, huwelijk, ministerie, vennootschap, enz. enz.

Mythe.

Het woord „mythe" is in den laatsten tijd in onderscheiden beteekenissen gebruikelijk. Het „Algemeen Weekblad" citeert een artikel uit „The British Weekly", waarin gesproken wordt over Reinhold Niebuhr, die hier „profeet van het laatste oordeel" genaamd wordt. Van den schrijver wordt het volgende beweerd:

Hij verwisselde de pastorie voor een leerstoel aan het Union Theological seminary te New-York. Niemand ziet scherper dan hij het dilemma van onzen tijd, ziet duidelijker de spanningen, die door de meeste menschen veronachtzaamd worden. Terwijl anderen blijde een keus doen, wijst hij op de waarheid, die er juist ligt in de spanning tusschen individualisme en marxisme, vrijzinnigheid en Barthianisme, orthodoxie en sociaal Evangelie. Hij zegt ons, dat Marx het bij het rechte eind heeft zoolang hij zich richt tegen de kapitalisten, maar er naast is met betrekking tot het ware christendom; dat Barth stand houdt waar liberalen en vrijzinnigen wijken maar faalt tegenover een dieper en breeder inzicht. Wij willen altijd den eenen of den anderen kant als volkomen verkeerd zien; Niebuhr's gevoel voor rechtvaardigheid bewaart hem daarvoor.

Dit kunnen we verder daarlaten. Ter oriënteering echter citeeren we voor wat het begrip van mythe betreft nog de volgende uitlating:

Volgens Niebuhr vereischt de waarheid over den mensch en zijn betrekking tot God een „mythologie". Hier moeten we voorzichtig zijn anders dreigt ons de zaak te ontglippen. Voor tal van menschen beteekent het woord „mythe" een verhaal, noodzakelijk fictief en dikwijls voorzien van het etiket: valsch. Niebuhr gebruikt het woord op dezelfde wijze als Plato het doet. Een mythe is een symbolische uitdrukking van die waarheid, die nooit in een mathematische formule kan worden vastgelegd. Zoo heeft voor Niebuhr elke religieuze of wereldlijke beweging haar noodzakelijke mythe, zooals de zekerheid der vooruitgang, de onvermijdelijkheid van 'n revolutie of het Noordsche ras. Op dit punt moeten we een onderscheid maken tusschen twee zeer verschillende appreciaties van deze „mythologie". 451 Elke mythe wordt vervalsching op het oogenblik waarop we haar behandelen als een nauwkeurige, wetenschappelijke mededeeling.

Maar elke mythe kan een waarheid of een leugen belichamen. Dat is de andere. De arische mythe is niet alleen wetenschappelijk nonsense, maar het geloof, dat het als mythe tracht uit te drukken is in strijd met de werkelijkheid.

Onnoodig te zeggen, dat wij dit stukje alleen doorgeven ter oriënteering. Bespreking achten we hier overbodig.

„Menschwocding". In het „Algemeen Weekblad voor Christendom en Cultuur" wordt op de volgende manier getracht, tusschen de klippen van „geheel" of „gedeeltelijk evolutionisme" den ook dan nog óngeoorloofden weg te vinden. We lezen:

God schiep. En nu kunnen wij gaan vechten over de vraag, of dit majestueuze werk in eenige dagen werd verricht dan wel geheel of gedeeltelijk langs evolutionistischen weg. Wij kijven dan alleen over de wijze van uitvoering van het Bouvnverk, niet over het ontwerp.

God schiep. Twee korte woorden, inhoudende twee ongenaakbare geheimen: God en scheppen.

Bij het archeologisch onderzoek treft het telkens weer, dat een overlevering óf sage in"de keni éèh groote waarheid bevat. De gevolgtrekking — een sage, dus een verzonnen verhaal — is onjuist. De fabel, de sage, de overlevering is het omhulsel, waarin diepe geestelijke waarden worden bewaard, slechts te verstaan door hen, die ooren hebben om te hooren.

In het bijzonder is dat het geval met de Godsopenbaring gehuld in het dichterlijke kleed van het ontroerend schoone scheppingsverhaal van Genesis. God schiep — het hoofdthema! Een gestadige opeenvolging van worden en vergaan. Een tijdperk van opbloei van het leven, gevolgd door den nacht van den ondergang, voorbereiding voor den hernieuwden ademtocht van den Schepper. Een Goddelijk rhythme van levensvoortbrenging.

En ten slotte als de kroon op den scheppingsarbeid — de menschwording. Tusschen den hoogst ontwikkelden aap en den laagststaanden mensch zijn toch nog zeer groote verschillen in verstand aan te toonen. Doch deze zijn slechts verschillen in graad, niet in hoedanigheid. De werkelijke verschillen worden bepaald door de spraak en den geest — het vermogen om met God te verkeeren, Gods openbaring te ontvangen en die aan het nageslacht over te leveren.

Laat ons menschen maken naar Ons Beeld en Onze Gelijkenis spreekt God en Hij neemt het STOF der aarde en blaast het geformeerde den adem des levens in de neusgaten. Heilig Mysterie! De Levenschenker maakt een levend wezen en vervult dat op wonderlijke en ondoorgrondelijke wijze met Zijn Geest!

Zou dat niet de sleutel kunnen zijn tot het raadsel van den onvindbaren Missing Link? God aanschouwt in de zesde scheppingsphase den verstandelijken groei van menschachtige wezens. Hij ziet, dat de uitverkoren Adam tot rijpheid is gekomen en vervult hem met Zijn Geest en verheft hem tot Koning der Aarde.

Ik acht mij niet bevoegd verder op dit onderwerp in te gaan. Ik zal dan ook niet trachten aan te toonén, welken invloed de machtige tegenzet van den Geestelijken Koning der Aarde, Satan, culmineerende in den zondenval, op den menschgewordende gehad heeft. Alleen heb ik getracht duidelijk te maken, dat het geheim van het ontstaan van het leven slechts eenigszins is te benaderen, indien bij die studie ook rekening gehouden woi'dt met de Goddelijke scheppingsdaad.

Schrijver van dit stuk is Dr B. J. Westerbeek van Eerten. We hoeven er niet op in te gaan, doch leggen alleen dit citaat vast, omdat het weer duidelijk maakt, dat tusschen wie zoo denken en ons nog steeds het gezag der Schrift ligt. „Assen" blijkt toch nog altijd van beteekenis te zijn. „Het Zoeklicht" schrijft:

„Visscheis" en „reizigers".

J. te H. De mededeelingen van uw broer over zijn bezoek aan Aymee McPherson's Temple zijn zeer interessant. Ik dank u er voor en geef ze hieronder aan de lezers door.

Hij schrijft dan: „Na een bezoek gebracht te hebben bij Mr D., ging ik door naar Aymee Mc Pherson, waar ik reeds zooveel moois over gehoord had. Ik wilde nu zelf eens gaan zien wat daar te doen was. De Tempel is een reuzen groot rond gebouw met meer dan 3500 zitplaatsen. De dienst was al begonnen en ik' was te laat om een zitplaats te vinden. De omringende straten stonden yol met geparkeerde, .auto's en ik moest laiig zoeken naar een plaatsje voor de mijne. Op de Temple staan twee 40 meter hooge Radiomasten voor de uitzending van den dienst. Een groote lichtreclame kondigde aan: „Tonight beautiful church wedding!" (Hedenavond prachtige kerkelijke huwelijksinzegening.)

Een lichtreclame op een der Radiomasten zegt: „Jezus Saves" (Jezus redt). Het gebouw maakt van binnen een grootschen indruk. Twee galerijen zijn er boven elkaar. Voor in de zaal is een groot tooneel. Voor het tooneel is een orgel, dat in den vloer kan worden neergelaten. Om het orgel zit een orkest „the Silver Band", van naar ik schat, honderd man. Aan de zijkanten van het tooneel is een gemengd koor van ongeveer 200 personen. Ik kreeg een plaats in een van de gangen vlak voor het tooneel. De dienst stond, om zoo te zeggen, in het teeken der visscherij. De zangers hadden allen een hengel met een blikken visch er aan bevestigd. Op het tooneel stond een roeiboot met visscherij benoodigheden. Eerst speelde het orkest en zong het koor. Daarna stapte Mrs Aymee McPherson in de roeiboot en las een gedeelte uit den Bijbel. Zij koos als tekst: „Volg Mij, en Ik zal u visschers van menschen maken", en „Werp uw rfetten uit aan de andere zijde". Haar preek illustreerde zij door haar hengel eerst aan den „verkeerden" kant uit te gooien. Een man, die tusschen de coulissen zat,

haakte er dan van alles aan vast. Het eerste wat zij ophaalde was een laars, die vol met zand en rommel zat. Daarna volgde een octopus levensgroot, een kwal, een sidderrog, enz. enz. En onderwijl zij ophaalde en ingooide, was zij maar aan het preeken. Met bezweet gezicht en een en al beweging was zij daar aan het hengelen. Zoo nu en dan schepte zij met een groenteblikje het water uit de boot. Tenslotte wierp zij den hengel uit aan de andere zijde van de boot. Toen haalde zij eerst een kruis op, vervolgens een anker en daarna een kroon. De kroon der overwinning. Na de preek maakten velen. een gang naar het Altaar.

Wanneer deze bekende dame op zulke manier verder gaan vril, kan zij nog heel wat hersengymnastiek verrichten. Er is in de Schrift ook sprake van „trekken" (het beeld van „sleepen"); er is sprake van „baren" (van bovenaf geboren worden, wederom geboren worden). En dan zijn er de gelijkenissen, die één voor één kunnen worden vertoond. Maar terwijl in den bijbel de beelden opzettelijk naast elkaar gaan staan om tezamen naar het Woord heen te dringen, daar wordt hier het Woord op den achtergrond gebracht en door het geïsoleerde beeld tenslotte geheel verdrongen.

En nu we toch aan „de beeldende kunst" bezig zijn, citeeren we uit „Pniël" volgende recensie van een boekje van een „Oxfordman":

De nieuwe dienstregeling, door Herman Salomonson. Uitg. H. J. Paris, Amsterdam. (50 blz. f 0, 45; bij getallen lager.)

Als ondertitel noemt de S., een Oxford-man, dit boekje: Beknopte reisgids voor het leven, bevattende ook de éénige, mogelijke verbinding tusschen God en mensch, zoomede aanwijzingen tot den weg naar een nieuwe wijze van leven.

Allerlei dingen, die met een spoorreis samenhangen, brengt hij in verband met de levensreis op die eenvoudige, nuchtere manier, waarop de Oxford-groep de levensvragen behandelt. Zooals iemand, die dagelijks tusschen de wielen zit, zijn spoorboekje steeds bij de hand heeft, zoo drage ieder, die op de levensreis is, deze „nieuwe dienstregeling" bij zich. In allerlei „moeilijke" gevallen zal hij er veel baat van hebben.

Op heeterdaad betrapt.

„Woord en Geest" geeft een artikel over „Prediking en dogma". Het blad heeft geschreven over het boek van Dr J. Koopmans: „Het oudkerkelijk dogma in de Reformatie, bepaaldelijk bij Calvijn". We lezen in het artikel o.m.:

Op pag. 102 van Dr Koopmans' geschrift staat zoo tusschen alles in een zeer belangrijke zin. „Dogmenhistorisch gesproken is de beteekenis der refoimatie gelegen in de ontdekking en uitwerking van de leer omtrent den Heiligen Geest". Ook de kerk doet er soms eeuwen over voor zij iets ontdekt. De pastorale dogmatiek der Reformatie leeft uit deze „ontdekking". 'kWil hier noemen een van die prachtige zinnen van Dr O. Noordmans: „het dogma is de structureele doorsnede van een preek, die bezig is een hart te bekeeren. Het is de uitbeelding van den Heiligen Geest, op heeterdaad betrapt bij het troosten van een gemoed". Trouwens, waar Dr Koopmans bij zijn zin verwijst naar eenige Duitsche theologen, had hij ook Dr Noordmans mogen noemen. Juist deze heeft hierop zeer de aandacht gevestigd.

We hebben reeds zelf in ons blad onlangs geschreven over deze „pastorale dogmatiek". Daarop komen we hier niet terug. Het citaat lijkt ons wel aardig ter illustratie bij de theorie van de „actueele" prediking en het „actueele" geloof. De continuïteitsgedachte in het werk van den Heiligen Geest is hier ten eenenmale prijsgegeven. Hier is dan ook geen „ontdekking" van den Heiligen Geest, maar een bedekken van wat reeds vóór de Reformatie in de kerk van Hem gezien en geloofd werd, en door de Reformatie, zij het ook op sommige punten nog gebrekkig, opnieuw in formule werd gebracht. We staan hier heel ver af van Zacharias Ursinus, die tusschen wat hij noemt „filosofischen troost" en „christelijken troost" wel een onderscheid, maar geen tegenstelling ziet.

„Oecumenisch".

Ds H. C. van den Brink citeert in het orgaan der z.g. „Gereformeerde Kerken in H.V." („Overtoomsche Kerkbode") volgende woorden van Calvijn:

Ik bezweer u allen, die ware dienaren van Christus zijt, bij Zijn heiligen naam en den band onzer eenheid in Hem, helpt mij toch een geneesmiddel tegen deze krankheid van partijzucht zoeken. Eén Vader roepen wij aan; één Geest der aanneming tot kinderen geeft ons getuigenis van een toekomstige erfenis; in ééne gerechtigheid, die Christus voor ons verworven heeft, vindt onze ziel rust; in één Hoofd weten wij ons tezamen verbonden en verheerlijkt. Hoe zou dan die Christus, Dien wij als onzen vrede verkondigen en Die ons met den Vader in den hemel verzoend heeft, niet ook bewerken, dat wij op aarde als broeders van vrede onder elkander houden. Dit is het ééne goed, dat wij met lichaam en ziel, ja met overgave van ons innerlijke hartebloed hebben na te jagen: dat de Kerk tot eenheid kome! Landen en zeeën zou ik willen doorkruisen om dien vrede te verkrijgen, mijn leven zou ik willen geven, om hem te koopen. Ik zou wenschen, dat alle kerken van Christus zóó door eenheid werden verbonden, dat de engelen uit den hemel ons daarbij hun loflied zongen.

Vindplaats wordt niet vermeld, 't Is ook niet noodig, want er zou niemand zijn, die betwijfelt of Calvijn zoo had kunnen schrijven. Ds van den Brink evenwel knoopt hieraan volgende meditatie vast:

Zullen nu de „gereformeerde" tegenstanders der echt-gereformeerde, oecumenische beweging eindelijk tot bezinning komen? , .

Of zullen zij pogen door allerlei spitsvondige redeneeringen de kracht van dit woord van Calvijn te breken? ...

En wij, al vindt onder ons door Gods genade de oecumenische beweging sympathie en steun, moeten wij bij dit woord van Calvijn niet diep beschaamd staan over onze lauwheid en laksheid?

Het puntje waar het op aan komt wordt hier niet aangeraakt. Tegen een „echt gereformeerde" oecumenische beweging, welke immers in den Christus der Schriften haar eenheid zoekt, staat „de" tegenwoordige, die wel menschen verbindt, die den christennaam voeren, maar de verbintenis tusschen hen niet legt naar het Woord, en dus ook niet „in Christus". Het is er mee als met de bekende uitspraak: Waar twee of drie in Mijnen naam vergaderd zijn, daar ben Ik in het midden van hen. Sommigen zijn zóó vol van het getal (twee of drie) en van het werkwoord (vergaderd zijn), dat zij de bepaling (in Mijnen naam) over het hoofd zien. Ik vrees, dat, om in den stijl van Dr Noordmans te spreken, hier dan ook niet de Heilige Geest „op heeterdaad betrapt wordt" in Zijn vergaderingswerk, maar de Satan in zijn verstrooiïngs-arbeid. „Op heeterdaad betrapt", — ja, maar dan door de gereformeerde andersdenkenden, die hier uiteraard onder de spelbrekers worden gerangschikt, gelijk als in de dagen van ouds.

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 september 1938

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 september 1938

De Reformatie | 8 Pagina's