GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

ZENDING EN EVANGELISATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ZENDING EN EVANGELISATIE

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Aan den Vooravond van Madras.

II.

Iets langer wil ik stilstaan bij een artikel van Dr M. Schlunk uit Tubingen, stellig ook bij velen van de Reformatie-lezers reeds bij name bekend. Dit artikel heeft tot opschrift: Theologie en Zending. Dat ik iets langer bij dit artikel wil stilstaan, spruit voort uit het feit, dat de schrijver' zich bij de behandeling van dit onderwerp, eigenüjk geheel en al oriënteert aan de kerkelijke dogmatiek van Karl Barth. Richtlijnen voor het zendingswerk en d© zendingswetenschap worden dan vanuit deze theologie getrokken. Al zal ook met dit artikel niet het laatste woord gesproken zijn — te zijner tijd verwachten we nog wel eens een fundamenteele uiteenzetting over de zending uit Barthiaanschen gezichtshoek — toch biedt dit artikel reeds „Ansatze" genoeg, om enkele consequenties uit de dialectische theologie voor de zending scherp in het oog te vatten.

Prof. Schlunk begint dan met op te merken, dat dank zij de dialectische theologie de vergelijkende godsdiensthistorische wetenschap veel van haar waarde voor de theologie verloren heeft. Want; naar Karl Barth, is de openbaring Gods niets minder dan de opheffing van alle religie. Waar religie is, daar wordt de openbaring vergeten o{ misduid; en waar openbaring is, daar kan geen sprake zijn van religie. Het christendom is derhalve, voorzoover het openbaring is, iets geheel anders dan de godsdiensten; en in zooverre het vleesch en bloed aanneemt in de christenen een gewone religie, welke op gelijk plan met de andere godsdiensten staat.

Men mag hier verbijsterd staan tegenover een dergelijke geesteshouding, vooral, wanneer ze op het zendingsveld tot openbaring liomt. De godzaligheid, welke tot alle dingen nut is, hebbende een belofte voor dit en het toekomende leven, wordt hier op één worp gezet met de ongodzaligheid van de onschriftuurlijke religieusiteit en godsdiensten. Het werk van den HeiUgen Geest in den geloovige onderscheidt zich in niets van het werk van den menschelijken en duivelscfaen geest in den ongeloovige. Misschien druk ik me beter uit, met te zeggen, dat de Heilige Geest in het geheel niel werkt in een Schriftgeloovige. Daar is niets IB; hem, wat niet uit hem en door hem en tot hem is, wat niet zondig is. En de heidenmissionaris Paulus staat verlaten aan den dijk: Hebbende een h& lof te voor dit leven; godzaligheid! Er is alleen' maar ongodzaligheid en voor dit leven? Zonde en ellende alleen. Openbaring het einde van alle religie! Maar gaan we dan naar het zendingsterrein, om alle religie daar te dooden? Of is het onze roeping, om hen, die verre zijn, te bewegen, hun valsche religie te laten varen voor de godzaligheid der ware religie?

Doch hooren we verder naar Dr Schlunk. I^e christelijke boodschap op het zendingsterrein heet dientengevolge vrij van dogmatiek te zijn en vrij van wetspredildng. Neen, die boodschap is d« proclamatie van het feit van Jezus als den Christus en als den zaligmaker der wereld, welke ver van Hem verloren was. Welk een kostelijke eenvuldigheid! Alsof het probleem niet juist begint met de vraag, hoe de christelijke prediking luiden moet. Alsof de dogmatiek iets anders bedoelt te zijn dan de ontvouwing van de Waarheid der Openbaring in Jezus Christus. Alsof de prediking van Jezus als den Christus niet zelve een dogmatische waarheid bevat. Alsof er één preek gehouden kan wor-- 'den dan wel gehouden is, welke ondogmaliscli, a-dogmatisch is. Wie den tak afzaagt, op welken hij zit, wane niet, dat hij vrij van den grond is; hij komt er integendeel onzachtzinnig op terecht

Voelt Dr Schlunk dit ook zelf? Het heeft er allen schijn van. Want hij gaat voort met te spreken dat Gods openbaring niet in die christelijke prediking, maar er achter ligt. En ach, wat wordt er dan met het woord en de zaak der openbaring gesold, wanneer gezegd wordt, dat noch de christelijke prediking, noch de heilsfeiten, waarop die prediking betrekking heeft, eigenlijk openbaring zijn. Neen, openbaring Gods geschiedt ef' achter. Zij is niet afgesloten - in het verleden; maai* zij voltrekt zich in het heden, wanneer n.l. God achter den missionaris werkt. Wanneer zal men inzien, dat achter (!) heel deze actualistische leer der openbaring een subjectivistisclie kennisleer zich versteekt, welke begint met de kapitale vergissing, dat openbaring niet mogelijk is van Gods zijde, tenzij van 's menschen zijde gelijktijidig kennisname dier openbaring zich voltrekt?

Een geheel nieuwe kijk op het wezen van het heidendom is vervolgens aan het Barthianisme te

danken. Welke die kijk zijn mag? Dankbaar lezen we: Heidenen zijn dezulken, welke nog niet door Gods openbaring zijn bereikt. Maar deze waarheid verkeert in een leugen, wanneer deze these achtervolgd wordt door een tweede: dat n.l. alle menschen heidenen zijn, zendelingen en predikanten incluis. Zoo zal men dan voortaan moeten spreken over: „de christelijke en andere heidenen"- De nieuwe zelfkennis: wij beidenen! Men kan dit ootmoed noemen; men kan het ook deemoed noemen. In feite is het ondankbaarheidi, welke ten hemel sclireit.

En om dei maat vol te maken, volgt dan nog een derde zegening van het Bartlüanisme. Het inzicht, dat wij geen enkelen maatstaf bezitten, om in den godsdienst te onderscheiden tusschen wat van boven of wat van beneden komt; tusschen wat uit God dan wel uit den mensch is. Daar behoort de chi'istelijke religie ook bij. Ja, als men den Bijbel eerst z'n zin heeft ontroofd!

Zoo zouden we kunnen doorgaan. Dank zij de dialectische tlieolo; gie is men tot bet inzicht gekomen, dat kerk en zending, zending en kerk bij elkander behooren. Maar juich niet te spoedig, wanneer ge dit leest. Want onmiddellijk volgt, dat met de(institutaire) kerken met haar onderscheiden geloofsbelijdenissen zijn bedoeld, doch de onzichtbare èn zichtbare kerk. Alle houvast, dat de eerste uitspraak scheen te bieden, wordt door deze tweede weer weggenomen. En zeker, de zendeling mag op het zendingsterrein niet beoogen, een copie te maken van de tnstitutaire kerk, welke hem zond. Maar deze uitspraak wordt toch een aanfluiting voor de zendende moederkerk, wanneer gezegd wordt, dat de kerken op bet zendingsveld zich moeten inrichten naar het bewustzijn, dat die kerken zelf ontvingen omtrent haar onderworpenheid aan Christus, haar Hoofd en Heer. Als dit een tegenstelling moet beteekenen, maar is bet dan niet ©en aanklacht voor de moederkerk, dat zij zicb de luxe gepermitteerd heeft, zich anders in te richten? Is daar dan ook maar iets in die kerken, dat uit een ander bewustzijn is ontsproten? Of doemt hier weer óp do modernistische idee, dat al het historische in zichzelf relatief is; en dat alleen absoluut zou zijn, wat achter dit historische heet te staan, in casu bet bewustzijn van de gebondenheid aan Jezus Christus? Inclusief wordt idian heel de worsteUng in de moederkerken en op het zendingsveld om een institutaire kerk, welke naar den duidelijk geopenbaarden wil des HEEREN is ingericht, relativistiscb gedeprimeerd. En we schrikken niet meer, wanneer we lezen, dat de kerk, voorzoover ze een lichaam op aarde is (d.i. een instituut) ipso factO' beheerscbt(!) wordt door dieïonde. En desondanks op bet zendingsterrein voortgaan met het institueeren van kerken: een „noodzakelijk kwaad"?

Het is zoo onzegbaar jammer, dat gouden waarheden der Heilige Schrift, welke een dam opwerpen tegen het modemisme, dat voor een tiental jaren in de internationale zendingswereld zulk een vooraanstaande plaats innam, door dit Barthianisme toch weer van haar zin worden beroofd!. Het artikel van Prof. Schlunk geeft er een waarschuwend voorbeeld van.

* Bovenstaande bespreking van enkele artikelen uit dit internationale zendingstijdschrift moge ons bevestigen in onze overtuiging, dat er geen enkel zendingsprobleem van eenig belang is, of het kan in den wortel herleid tot ©en dogmatisch dan wel philosophisch probleem. Het heeft op mij een diepen indruk gemaakt bij lezing van dit tijdschrift, dat de strijd der geesten in de zendingswereld in niets verschilt van dien binnen de kerk. Het front moge elders liggen: de strijd is dezelfde. In baar prediking tot de wereld wordt de christelijke kerk ernstig gehandicapt door den vijand binnen eigen veste; door vrienden, welke haar overlast aandoen. Met een zinspeling op ©en onder ons bekend spreekwoord zou ik willen zeggen: Zeg mij, wat problemen en wat voor probleemstellingen er in do wereld der missionarissen opduiken, en ik zal u zeggen, welken internen strijd de christeUjke kerk momenteel te strijden heeft.

Is het wonder, dat een inzicht in den stand van zaken in d© zendingswereld ons er toe brengt, om als zendeling — juist als zendeling — te bidden voor onze Vrije Universiteit en Theologische Hoogeschool, welke ons de wapenen mogen leveren voor den strijd op dit terrein?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 december 1938

De Reformatie | 8 Pagina's

ZENDING EN EVANGELISATIE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 december 1938

De Reformatie | 8 Pagina's