Uit Psalm 20.
De Heer verleene u al Het heil, waerom uw yver badt, En namaels bidden zal. Nu weet ick, van om hoogh verlicht Dat d' Opperste, aen de be Van zijn' gezalfden dier verplicht, En aen deze offerste, Hem zal verleenen al wat dient Tot zijn behoudenis. Hy zal hem, als Godts trouwe vrient, Genadigh en gewis Verhooren van den heilgen boogh Des hemels, en hem vast. Door zflnen arrem van om hoogh, En almaght tegens last Bevestigen op zijnen stoel. Dat andren hunnen troost, In 't midden van dit aerdsch gewoel, Vry zetten, west en oost, Op oorloghswagens, ruitery, En paerden: wy alleen Gewinnen Godt op onze zy Door vierige getaeên: Wy roepen in den hooghsten noot Godts naem aen, anders geen. Geen maght van heiren is zoo groot, Daer Godt by valt te kleen. '
Behoe uw' Koning, lieve Heer. Verhoor ons in 't verdriet. Wanneer wy roepen; dat geweeri) Besehaemt uw helden niet.
JOOST VAN DEN VONDEL,
1) wapen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 juli 1940
De Reformatie | 8 Pagina's