GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT DE HISTORIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE HISTORIE

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

1945 in vergelijking met 1813

1. Overheerschings-wee.

Nog lang is de tijd niet gekomen om een eenigszins zuivere vergelijking te kunnen trekken tusschen 1945 en 1813. Ondanks, of liever; juist tengevolge van den grooten afstand-intijd rijst het beeld van 't geen de Nederlandsche natie doorleefde bij de verbreking van 't Fransche juk heel wat duidelijker en scherper omlijnd voor ons op, dan wat onze eigen tijd in den wirwar van fragmentarische gegevens bij de verlossing uit Duitsche terreur ons presenteert.

Niettemin kan het niet ondienstig zijn, bij een vergelijking van beide data en facta, een voorloopig antwoord te zoeken op vragen als deze: uit wat diepte werd ons volk beide malen bij de vrijmaking opgevoerd, en wat waren de reactie's tijdens en na het doorgestane leed; welke waren de principes en uitgangspunten, de tendenzen en aspiratie's van het pas bevrijde volk?

Legt men de geschiedenis van den Franschen tijd naast dien van den Duitschen bezettingstijd, dan is ongetwijfeld het laatste wee erger geweest dan het eerste, al was de tijdsduur ongelijk (18 jaar tegen 5) en al werd ons inlijving bij Duitschland bespaard.

Toch: de parallellen liggen voor 't grijpen, en in velerlei opzicht is wat de Duitschers ons aandeden een da capo van het Fransche dwangsysteem, alleen de stijl is fugatisch geworden en het geluid gezwollen tot een daverend fortissimo.

Massa-slavernij die den naam draagt van nieuwe orde; de wolf in schapenvacht, die zich aanstelt als beschermer der zwakken en schutsheer der volken tegen dreigende tirannie, en een eeuwenlange gulden toekomst in uitzicht stelt, — we kennen 't camouflage-spel.

Zoo heeft men 't ook in de vorige eeuw leeren kennen; tot een adviseerende HoUandsche

Commissie, Juli 1910 naar Parijs ontboden, zegt Napoleon: „Toen de Voorzienigheid (!) mij dezen eersten troon der wereld deed bestijgen, moest ik, om Frankrijks lot voor goed te bevestigen, het lot regelen der volken, die deel uitmaken van dit Rijk; ze allen doen deelen in de zegeningen van bestendigheid en orde.... Voor uw handel en voor uw nijverheid heb ik het vasteland opengesteld. De dag zal komen, dat gij mijn adelaars zult voeren op de zeeën, waarop uw voorouders zich hebben onderscheiden. ... Tot zoolang zullen alle veranderingen in Europa tot eerste oorzaak hebben de tirannie, waarmee het Engelsche gouvernement in zijn verblinding en met voorbijzien van eigen voordeel, den handel van zich afhankelijk maakt."

De trotsche overmoed van den dictator, die naar eigen inbeelding en naar den waan van zijn satellieten met absolute macht en onbeperkt gezag over staten, volken, eigendommen beschikt? Er is niets nieuws onder de zon; aan Lebrun, die den Keizer 14 Nov. 1813 schrijft: „Ik geloof niet aan de mogelijkheid van het behoud van Holland" antwoordt Napoleon: „Nu, dan geef ik het aan den Oceaan terug!" Eerder: „Gij spreekt van klachten en ongerustheid, van misnoegen; zouden wellicht de Hollanders mij voor Barneveldt aanzien? Ik zal doen wat voor het welzijn van mijn rijk betaamt .... gehoorzaamheid eisch ik, verstaat ge? Laat de Hollanders er van onderricht zijn." Als men hem, onder andere omstandigheden, tegenwerpt: maar dat is onmogelijk! grauwt hij: impossible n'est pas franqais! De beroofde en berooide slachtoffers van Fransche requisitie's, die nog van eigendom durven spreken, worden door de ambtenaren beter ingelicht: Wat eigendom! Alles behoort aan den Keizer!

Hebben de Duitschers ons omgeven met een net van spionnage en verraad, maakten wij kennis met veroordeeling zonder publieke aanklacht of verdediging, gevangenneming zonder verhoor? In den Franschen tijd werden ge sprekken afgeluisterd, de gelaatstrekken der courantenlezers nauwkeurig bespied, duizen^ den spionnen zwierven het land door, lokten uit tot gesprek, door omkooping verrieden dienstboden haar meesters, kinderen hun ouders, de gevangenissen zaten vol slachtoffers, dikwijls om één enkel woord, of op grond van bloote vermoedens, veroordeeld tot geldboeten, onteerende straffen of tot de ijzers. Op hoop van een goedbetaald postje begon menig Hollander de rol van aanbrenger en 'verrader te spelen, hoog opgevend van de inlichtingen, die hij nog wel zou kunnen verstrekken! Men arresteert hier, schrijft Folck uit Amsterdam, lederen nacht menschen, die verdacht zijn van een samenzwering. — Zelfs de ambtenaren bespiedden elkander en zonden over elkaar rapporten naar Parijs. In Utrecht geschiedt publicatie, dat oproerige gesprekken, openlijk of in bijzondere bijeenkomsten, naar exigentie van zaken, met den dood zullen worden gestraft. Alles een logische en niet te ontkomen consequentie van het dictatoriale systeem. En waar het dwangsysteem rekent op verzet en ontduiking van de dwangmaatregelen, te eerder te verwachten bij een van ouds vrij volk als het onze, daar groeit de achterdocht en het wantrouwen bij den dag: ook in den Franschen tijd tallooze formaliteiten, telkens herhaalde huiszoekingen, de geheime en openbare politie controleerde alles en vertrouwde niemand, men kon van de eene plaats naar de andere niet reizen zonder paspoort of veiligheidskaart.

Hiermee staat in nauw verband de voogdij die de Staat zich aanmatigt over alle politieke uiting: niets mag gepubliceerd worden, wat ook maar eenigszins in tegenspraak is met den geest van 't heerschende régime. Ook onder Napoleon moest ieder manuscript, eer het ter perse ging, onder het speurend oog van een censor gekomen zijn, van de 20 letterkundige tijdschriften mochten er maar 3 blijven bestaan, in elk departement mocht slechts één krant verschijnen, de tekst moest gelijkluidend in twee talen gedrukt worden, geen andere politieke berichten werden toegelaten, dan die woordelijk waren overgenomen uit het Fransche Staatsblad Le Moniteur. „Alleen wat de regeering goedvond, dat men weten zou, mocht worden geweten." Bilderdijk zucht:

Het snoeimes der censuur heeft alles afgesneden,

Wat vaderlandsche zucht of Hollands luister raakt.

Van dien luister, zooveel betreft welvaart en rijkdom bleef toen, evenmin als thans, veel over. Klaagden wij over berooving, leegplundering en totale versmelting van onzen rijkdom, ofschoon onze beschermers ons prompt betaalden, daar immers de geduldige persen al maar nieuwe hoeveelheden Hollandsch bankpapier afleverden? Het Fransche requisitie- en uitzuig-stelsel was weinig beter. Frankrijk eischte eerst fourage, brandstoffen, wagens en paarden, voedsel en kleeding voor ongeveer 200.000 soldaten, honderd millioen oorlogskosten, de latere vorderingen en heffingen waren in haar eischen evenredig aan de onderstelde geweldige rijkdommen van ons land. Betaling van requisitie's geschiedde met nagenoeg waardelooze assignaten; vele Franschen krijgen voor assignaten duizenden guldens aan kostbare waren in handen, die ze naar Frankrijk verzonden of aan de „zwarthandelaars" van dien tijd voor de helft van de waarde verkochten. Reeds in 1806 is er, afgezien van de publieke schuld een achterstallige schuld van 35 millioen en een deficit van 81 millioen waaronder was begrepen 34^ millioen rente voor j< de openbare schuld. Deze bedroeg 1126 millioen gulden; onder Koning Lodewijk Napoleon komt er nog 90 millioen bij. In 1810 geeft de begrooting weer: inkomsten 45 millioen, uitgaven 78 millioen, tekort alzoo 33 millioen. De koloniën gaan verloren, handel en bedrijf staan nagenoeg stil, reeds in 1804 „het platteland verarmd, de fabrieken zonder werk, de kantoren ledig, de huisgezinnen in tranen."

In het rijke Amsterdam was het zoover gekomen, dat „de ledigheid grimmelde langs de straten, en een enkele bete broods werd met een vernedering afgebedeld, voor welke de Hollander anderszins onvatbaar is." In Den Haag werden binnen enkele maanden meer dan 600, in Haarlem ruim 500 huizen gesloopt, in verband met een oude wet, volgens welke een pand moest worden gesloopt, als het bij openbare veiling niet genoeg opbracht om de verschuldigde belasting te voldoen; in Amsterdam werden meer dan 2900 huizen in openbare veiling gebracht, de armoede was daar zoo nijpend, dat een groot getal paupers, vooral uit de Jodenwijken, bijna naakt of in lompen gehuld, door bedelen aan den kost moest komen — en men was al blij, als men met enkele komkommers daags het leven kon rekken.

Het continentaal stelsel, de blokkade die Engeland op de knieën moest brengen, heeft vooral het handeldrijvend Holland getroffen. „Amsterdam werd een groot douanekantoor met filialen in alle havens en langs de geheele kust", de douanen drongen pakhuizen en zelfs woningen binnen om Engelsche waren te zoeken; waar deze werden aangetroffen, werden ze zonder pardon verbrand, de smokkelaars werden door zware straffen getroffen. De visscherij, verliep, op elk visschersvaartuig werd een Fransch soldaat geplaatst, voor wiens behouden terugkomst geheele dorpen verantwoordelijk waren.

Door de tiërceering, feitelijk een staatsbankroet, „van geweldige uitwerking in een land van renteniers", werd bepaald, dat voortaan van de rente van het kapitaal der Nederlandsche schuld slechts één derde zou worden uitbetaald; dientengevolge staken kantoren hun betalingen, liefdadige instellingen verminderen haar uitkeeringen, weigestelden moeten voortaan leven als kleine burgers, kleine burgers worden hulpbehoevend.

De conscriptie, de burger-dienstplicht, met verbittering ontvangen in een land, dat sinds eeuwen huurtroepen had aangeworven, werd gedurig verzwaard, wijl de eene oorlog volgde op de andere, en de legerbressen altijd weer moesten worden gedicht, en terwijl de rijke landszonen zich eerst nog door het rempla< ; anten-stelsel aan den dienstplicht konden onttrekken, werden deze aanvankelijk vrijgestelden later toch gemobiliseerd en vereenigd tot de „garde d'honneur", een geschikt keurkorps en tevens een welkom „onderpand van trouw voor die familie's, die weinig genegenheid voor het bestuur hadden."

Wél werden we door onze „beschermers" verguisd, gemarteld, leeggezogen, als ontuig nog in 't slijk bespogen. door wurmen nog in 't wee bespot; in 't hart geknaagd, verscheurd inwendig.,

Het eenige, wat ons als gunst werd toegelaten, was ons te mogen richten naar Fransch model. Met de namen Nederland en Holland moest verdwijnen onze nationale zelfstandigheid. Onze taal moest verleerd, onze geschiedenis vergeten, onze zeden en gewoonten vervormd, onze staatkundige instellingen veranderd worden, „wij moesten Fransch leeren denken, spreken, schrijven, handelen." Op de scholen moest het Fransch naast het Nederlandsch geleerd worden, binnen twee jaar na het decreet van 22 October 1811 moest iedere onderwijzer op een lagere school behoorlijk Fransch kunnen spreken en lezen. Overal moest de Fransche taal naast de Nederlandsche geplaatst worden. Elk officieel stuk moest in het Fransch worden vertaald, anders was het niet rechtsgeldig. Zelfs werd men verplicht de dominé's-briefjes(aankondiging van godsdienstoefeningen) in beide talen naast elkaar te doen drukken. De Universiteiten van Franeker en Harderwijk worden opgeheven, het athenaeum te Amsterdam heet van nu af secundaire school, de universiteiten van Leiden en Groningen zijn voortaan academiën van de Keizerlijke Universiteit, maar geen staatsrecht mocht meer worden onderwezen, evenmin natuur- en volkenrecht, ook de colleges in de vaderlandsche geschiedenis werden niet meer gehouden.

De Kerk werd voorloopig met rust gelaten; wel fronste de regeering het voorhoofd als er dominé's waren die preekten over profetiën volgens welke wat hoog is, zal worden vernederd, en wat klein is zal worden verhoogd. Ze is lang niet te spreken over de , , onvoorzichtige woorden" die sommige predikanten in de laatste jaren der overheersching durven bezigen. Toch treedt ze tegen hen niet op. Alleen de conventikels trachten de Fransche autoriteiten te verstoren en te vernietigen, daar was men immers nog het meest principieel, daar noemde men onrecht onrecht en durfde men zich nog het meest onbewimpeld te uiten, en de minister van politie die in deze samenkomsten zag „werktuigen van haat tegen de nieuwe orde van zaken" had niet heelemaal mis gezien. Maar lang zou de rust, aan de kerk gelaten, kreeg Napoleon zijn zin, niet duren.

Napoleon is van plan, het aantal „Kerkgenootschappen", om ze te beter onder den duim te kunnen houden, te verminderen. Gereformeerden en remonstranten, roomschen en jansenisten, evangelisch-lutherschen en hersteldlutherschen zouden zich moeten vereenigen. Ja, hij is van voornemens, ook hier, gelijk hij in Frankrijk gedaan heeft, te verordenen, dat geen leerbepaling of formulier mocht worden vastgesteld dan met zijn toestemming — hij wil de opperste souverein en bisschop, de koninig der kerk zijn — God, die hem ten val deed brengen heeft dit vereenigings- en submissieplan verhinderd. —

Was zoo het voorlaatste wee bang en benauwend, het laatste is ontegenzeggelijk schrikkelijker geweest. Wij zwijgen nog over de bombardementen, de verwoestingen, de folteringen, de universeele O.T.-dwang, de hemeltergende mishandeling der gevangenen in de gevangenkampen hier en in Duitschland. De structuur van het systeem is principieel gelijk — maar de opzet is in den Duitschen bezettingstijd dieper doordacht en geraffineerder, de uitvoering doorgaans veel en veel wreeder en bestialer. Godvergeten, aan alle menschelijkheid gespeend.

En terwijl de Fransche tiran den doodsteek poogt te geven aan onze nationaiiteit, daar tracht zijn Duitsche opvolger ons te berooven van het allerkostbaarste, ons door God geschonken, namelijk ons geloot — opgedrongen wordt ons een levens- en wereldbeschouwing, vierkant in strijd met de waarheid Gods, ons in de Schriften geopenbaard; daartoe moeten .dienen pers en radio en onderwijs, daartoe moeten onze jonge menschen in den arbeidsdienst — en alleen met het oog op den oorlog, die alle .krachtsinspanning vraagt, wordt de strijd op leven en dood met School en Kerk voorloopig , nog afgelast en ontweken,

Beiden, én Napoleon, èn Hitler moeten vallen, eer zij hun plannen ten aanzien van de Kerk des Heereii hebben kunnen verwezen­

lijken.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 juli 1945

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT DE HISTORIE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 juli 1945

De Reformatie | 8 Pagina's