GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELIJKLEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJKLEVEN

34 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Kamper studenten en hun corps „Fides".

Het zal niet ondienstig zijn om, al is het dan niet een officieel verslag, een enkele opmerking te maken over wat zich te Kampen onder de studenten in de eerste week van Juli heeft afgespeeld. Na ruim een jaar kwam het Studenten-Corps weer eens in vergadering bijeen. Het was te begrijpen, wat ditmaal het onderwerp zou zijn van discussie. Het ging om het aloude „Fides". Het eene voorstel volgde het andere. De ééne wilde de „vrijgemaakte" studenten als lid vervallen verklaren, de ander wilde „Fides" opheffen, een derde wilde Synodalisten èn vrijgemaakte samen onder één vaandel vereenigd houden. De tenslotte overheerschende meening was deze: „Fides" blijve haar 80-jarige traditie trouw, , zij blijve corps aan de Theologische Hoogeschool dèr Gereformeerde Kerken in Nederland. Dat is dus; aan de Hoogeschool van die Gereformeerde kerken, die waarlijk Gereformeerd zijn, en zich dus vrijmaakten van ongoddelijke Synodocratische bindselen.

Zoo heeft de meerderheid der studenten gekozen voor aar aloude Hoogeschool onder de professoren Greijdanus en Schilder. Zoo heeft ook „Fides" de goede keuze gedaan.

Vóór het tot die keuze kwam, stelde echter de Senaat-Amelink, die tijdens den oorlog gewerkt had, de Senaatsfuncties ter beschikking. Deze Senaat kon, innerlijk verdeeld als hij was in dit opzicht, de goede keus niet doen. Geen enkele keus trouwens, alleen die van heengaan. Toen werd een nieuwe Senaat gekozen. Het waren de volgende heeren: H. J, Zwarts praetor, M, Vriezé ab actis (Burgwal 1161 Kampen), J, de Feyter quaestor, J. Verkade en P. Veldstra assessoren.

Aan hen werd nu door de synodale studenten de vraag gesteld of zij, als Senaat, die studenten, die niet meer bij de heeren Ridderbos c.s. studeerden, als lid wilden schrappen. Natuurlijk weigerde deze Senaat een dergelijke daad. Het gevolg? De synodalisten verlieten de vergadering en „Fides" bleef haar vergadering voortzetten. De Senaat was wettig gekozen. Onbegrijpelijk is het daarom, dat nu een pseudo-senaat van een pseudocorps den naam F.Q.I. ons wil ontnemen en zélf dien naam gaat voeren, ' onder dien naam berichten lanceert als zouden wij als , , Fideelen" geroyeerd zijn, onder dien naam corpslinten en corpsmutsen poogt te verkrijgen, die het échte „Fides" bestelde, onder dien naam bij van niets wetende burgers (die om de Duitschers stukken van ons archief zoolang bewaard hadden) archiefstukken halen gaat.

Daarom, niet ieder die de Fidespenning nu draagt is een Fideel, 't Zijn er maar weinigen, die de goede keus niet deden. Dertien leden van , , Fides" verdwenen en stichtten een , ieigen" , , Fides". De overgroote meerderheid bleef gelukkig getrouw.

Dit is iets over het conflict rondom , , Fides". Naar alle waarschijnlijkheid zal het conflict nog véél scherper worden in de toekomst. Daar zult ge mettertijd dan wel van hooren.

M. Viieze.

Scheldwoord of typeerend woord?

Men schijnt zich hier en daar te stoeten aan den ook door ons gebezigden term: synodocrafen. En noemt dit een scheldwoord.

Niets is minder juist. Het is geen scheldwoord, doch een term van! zuivere typeering van een welbewust gekozen standpunt. Enkele bewijzen: (uit den overvloed): a) - Van „Kerken in Synodaal verband" spreken we beter niet. , , Synodaal" noemen we de tegenstanders evenmin. Want a) er bestaan geen gereformeerde kerken in synodaal verband, omdat bij gereformeerde kerken de synode in het verband der kerken staat, doch niet de kerken in het verband der synode (het is jammer, dat die term in de Kerkenordening ingeslopen is door een niet geheel doorzichtige toevoeging aan den tekst uit de laatste jaren). En b) wat in den term „in synodaal verband" nog goed is, dat willen ook wij: een synode, in het verband der kerken.

b) Anders staat het met den term „synodocratisch". „Cratisch" (vergelijk democratisch, aristocratisch, etc.) komt van een grieksch woord, dat „regeeren" beteekent. Synodocratisch wil dus zeggeru iemand die de regeering in handen der synode legt.

c) Niets anders doen thans de synodocratische kerken. Ze hebben u wijsgemaakt, via mooie stukjes van dr Dijk, onderteekend door het moderamen: Schilder vecht tegen liet gezag der synodes. Dat was natuurlijk dwaasheid, want hij schreef over aard, grens, bron, etc. van het gezag der synodes, en' kon mitsdien het bestaan van dat gezag niet loochenen. Neen, de zaak stond zóó: de synode vergreep zich aan het recht der kerken. Schilder streed dan ook niet tégen het gezag der synodes, maar vóór dat der kerken. Vóór hem had Prof. Greijdanus dat reeds gedaan, uitvoerig, knap, met scherpe en historische argumentatie.

' d) De laatste „synodes" hebben zichzelf macht toegekend Jos van de instructies der kerken, Daarmee was de synodocraiio al ingevoerd. Toen Schilder opkwam tegen de benoeming van den zoon van. dr Ridderbos door een daartoe onbevoegde synode, werd men kwaad. Zou hij — zoo leefde voor sommigen het probleem •— zou hij het wagen een familie te beleedigen? Maar de familie was niet in geding: die moest zelf maar uitmaken, in hoeverre ze zóó wilde erkend worden. Duidelijk was trouwens gezegd: het gaat niet om die familie, want die benoeming is symptoom; het gaat om de machtsannexatie, los van de instructies, los van het mandaat, dat de afgevaardigden kregen. De historie wees later ui f, dat het inderdaad zoo bleei staan. En toch fieeft men „geëischt", dat prof. Greijdanus en ik de BESLUITEN der synode (dus ook: die autonome machtsusurpatie) de facto zouden erkennen. Bukken, niet voor de vrije kerken, maar voor de zich emancipeerende „synode". Natuurlijk hebben we dat geweigerd, En toen men dat door draaierijen^) van dr Ridderbos Sr nog al ontsierde zaakje niet winnen kon, heeft men wat anders aangepakt, ' ' '

e) Toen ik (13 Dec. 1943) in een bijzinnetje iets opmerkte in een overigens door de heeren nauwelijks gelezen brief-van-vrede, iets over „ratificatie" van synodebesluiten door de kerken, kwam er een nieuw stukje proza van dr Dijk (onderteekend door het geduldige moderamen) over de kerken heen waaien. Ratificatie? Nooit van gehoord! Besluit is besluit. Er valt niets meer te ratificeeren. Wat de synode ook uithaalt; besluit is besluit; en wie het niet uitvoeren kan, die moet dan maar heengaan (! ! !). Terwijl het nuchtere feit is, — ds P, Deddens zal het binnenkort bewijzen •— dat ratificatie van synodebesluiten wel degelijk gereformeerde practijk is, omdat de kerken de synodebesluiten hebben te toetsen óf ze zijn naar Schrift en K.O. Zijn ze dat niet", en is dat bewezen, dan voeren — zóó luidt de alspraak van art. 31 ! ! ! — de kerken, die het zoo zien, een van die' normen afwijkend besluit nief uit, maar brengen de zaak aan de orde via den Kerkelljken weg. Ze beginnen bij de kerkeraden, gaan dan naar de classis, vervolgens naar de particuliere, eindelijk naar de generale" synode. Eerst DAN kan eventueel, als het door wéér mis loopt, en als men daar de nu goed bekeken verkeerde besluiten tóch handhaaft, het kerkverband verbroken worden. SCHILDER WAS DUS VEEL GEDULDIGER MET HET KERKVERBAND ^ DAN DIE HUIDIGE „SYNODE". Hij zei: men kan en mag binnen het verband een tijdlang (ad interim) een besluit weigeren uit te voeren; maar met het verband mag men dan niet dadelijk breken. De „synode" zei: wij zijn de baas, onze besluiten moeten binnen het verband altijd en onvoorwaardelijk gehoorzaamd worden, en anders henen uit, henen uit! Derhalve: pure synodocratie.

f) Toen dan ook Schilder de kerkeraden aanschreef met het oog op de volgende synode — de voorgaande was immers met de zaak kant en klaar — had HIJ geduld met het kerkverband, en volgde HIJ den kerkelijken weg. Maar 't mocht niet vanwege de „synode". Leedwezen betuigen, ja of neen? Neen? Dan overboord — in den naam des Heeren. Synodocratie, anders niet.

g) Een bidbrietje, redactie-Dijk, kwam daarna naar de kerken. Bidt den Heere, dat Hij met zijn! goddelijken zegen bekrone de schorsing van Schilder (waarom toch later niet zulke bidbriefjes, toen er honderden geschorsten kwamen? ), èn laat de bezwaarden ALLEEN naar de volgende synode gaan. Opgeblazen de kerkelijke weg! Geen kerkeraden erin mengen, geen classis. Alleen de synode. Synodocratie. Het machtsapparaat — over de mondige kerken.

h) De kerkorde verbiedt schorsing van een dienaar des Woords met algeheele negatie van den eigen kerkeraad van den man. Er wordt zoogenaamd „geschorst", zonder dat de kerkeraad erin gemengd is, zonder dat de synode door de Kerken in de zaak binnengehaald is, zonder dat het een zaak van appèl is, zonder eenige instructie, zonder dat de kerkeraad er ook maar even in gekend is. Protesteeren de kerkeraden? Neen, ze bukken het hoofd, volgen niet den zoogenaamd KO­ NINKLIJKEN, doch den echt servielen weg van blinde onderwerping als aan een hooger bestuur, en zetten dan straks nog een synodaal borstje ook; hetgeen meer gebeurt bij wie zijn vernedering verdouwen moet; hij zegt dan: was 't niet mijn zelfverhooging? Intusschen blijft de pil: synodocratische pil —• pour personnes pales.

i) Men schorst, werpt uit, wegens z.g. ordeverstoring. Als iemand zegt: die en die formule komt mij voor Gods Woord niet te zijn, ik mag me dus daaraan niet binden, dan zegt de synode niet: ze is idch Gods Woord, u spreekt dus den HEERE tegen, maar dan zwijgt ze in alle talen over dat bezwaar, dat de HEERE het zoo niet zegt, doch decreteert: hij spreekt ONS tegen, hij is dus ordeverstoorder, hij erkent niet onze synodocratie.

j) Meer voorbeelden geven we later nog wel. Deze reeds zijn genoeg om te doen zien: de term is geen scheldwoord, maar typeerend woord. Hij geelt precies aan, v/aar het verschil ligt. Hij hamert in de gewetens, wat er in feite aan de orde was in het jaar van de Vrijmaking. Geen gezeur over verbondsJeer, geen georeer over sacramentsJeer, geen theorie pro of contra dit of dat, maar de binding aan formuletjes, die men slechts daarom niet weerspreken mocht, omdat ze door een synode waren gedecreteerd. En dan, de knechting aan'een , , kerkrecht", dat zich vergrijpt aan de kerk van Christus en den Christus van de kerk. Heel doodgewone synodocratie.

K. S.

Aan de Kerkeraden van de Geref. Kerken, vrijgemaakt naar art. 31 D.K.O. in Nederland.

Waaide Broeders.

't Is ons gebleken, dat alhier tijdelijk vertoeven jonge mannen, behoorende tot onze vrijgemaakte kerken, die zich in dienst van de Marine enz. bevinden. Ten einde hen eene gezellige ontvangst in den kring der gemeente te kunnen bereiden en hen met de gemeente te kunnen doen samenleven, verzoeken wij U beleefd ons opgave te doen van de namen der hier aanwezige jonge menschen — eventueel ook van meisjes, die werkzaam zijn bij het Roode Kruis enz., opdat wij met hen contact kunnen zoeken.

Wij vertrouwen, dat U hiervoor gaarne uwe medewerking wilt geven.

Opgaven worden ingewacht bij de brs L. Fokkema, Merwedestraat 2 en J. Ros, Prinsegracht 75, Den Haag.

Namens de Kerkeraden van 's-Gra- ' venhage-Oost en Scheveningen.

JOH. LAND.

Den Haag, Prinsegracht 101. 4 Augustus 1945.

Zich „laten" schorsen....

Men krijgt in deze dagen nog al eens dwaasheid te hooren. Zoo in een brief van iemand: waarom hebt U zich laten schorsen? U hadt het recht daartoe niét. Het recht er toe niet?

Nota bene, nu heb ik die „synode" gezegd: uw handeling is oneerlijk, en als ge fatsoenlijk wilt zijn, laat dan uw beschuldiging door mij weersproken worden, en voeg mijn antwoord erop, bij de officieele stukken. Men wilde dat niet: het paste niet in het plan der leiders. Maar wat kan men nu doen tegen zulk een uitwerpingswil? Soms óók gaan knoeien? Zooals velen wilden? Of is het eenige redmiddel, vast te houden aan het recht, dat beschreven is?

Hoe wonderlijk kunnen de menschen toch dazen. Ze willen niet van huiï , , verband" af, dien afgod, en zetten dan de zaak precies op haar kop. Mijn correspondent schijnt te meenen, dat de heeren Berkouwer en Kraan etc. het niet gemeend hebben, toen ze zeiden: zoo wil de HEERE. Maar dan moet hij HUN een brief schrijven. Niet mij.

K. S.

e krecht „kent" de schorsingen van den laatsten tijd niet.

Iemand zendt mij een citaat uit „De Heraut", van 25 Mei 1919. Schrijver: dr H. H. Kuyper. Er staat; „ nog'daargelaten nu, dat een schorsing, die geen censuur is, door ons kerkrecht niet gekend wordt".

Ook dit beweren is door de heeren Dijk, Ridderbos, Nauta, Berkouwer, Den Hartogh etc. prijsgegeven, al zult ge hen niet hooren exclameeren over Kuyper (H.H.). I. en Kuyper (H.H.). II. Trouwens, Kuyper (H.H.) heeft ook zèlf zich in dezen verloochend.

Maar zijn opmerking uit 1919 blijft niettemin juist. Het was dan ook mede om die reden, dat ik het woord verraad heb gebezigd ten aanzien van deze „synode". Toen ze zeide; wij schorsen den man, maar gij. Kamper kerkeraad, behoeft hem niet van het avondmaal te weren, . toen was daar het bewijs van vuig verraad. Men kon niets werkelijk schorsingswaardigs (in den zin der K.O.) vinden (daarom: geen censuur). Men wou echter toch wat hebben. Daarom: „op grond van art. 79—80 K.O.". Alwaar staat; een openbare grove zonde, die in een gemeen lid de afsnijding waard is. Schorsen is dus bij deze „synode" niet meer bediening van het recht des Heeren, maar een middeltje, om van iemand af te komen. Hetwelk bij de Kerkorde onbekend is. En daarom bedrog nummer zooveel is.

K. S.

De adviseur van Poissy (1561) en die van Utrecht (1943).

In den brief van de Generale Synode aan de kerken, d.d. 25 Febr. '44 is men officieel begonnen den Schilder van '29 uit te spelen; tegen den Schilder van '43. In '29 zóu deze hoogleeraar de verklaring van 1905 nog verdedigd hebben, en thans was hij een verwoed tegenstander van dit document. Deze man was toch wel zeer vlugi veranderd: in '29 nog apologeet van 1905, was dit stuk thans voor hem het sjibboleth. Zoo sprak de synode in den brief, waarmee men de schorsing van Prof. Schilder bij de kerken al bij voorbaat acceptabel trachtte te maken.

Het verschijnsel is, helaas, in onze kerken niet vreemd. En het behoort bijna tot den „stijl" van hen, die deze synode hebben geleid.

Hetzelfde deed men ook reeds ten aanzien van Prof. Greijdanus. De Greijdanus van de commentaren was een ander dan de Greijdanus der gravamina.

Greijdanus I contra Greijdanus II. Het oppervlakkige kerkpubliek trekt dan wel haastig zijn conclusies; een veranderlijk mensch, die Kamper Nieuwtestamenticus; een dubbelhartig man, ongestadig in al zijn wegen. Zou zoo iemand die zichzelf tegenspreekt aan de kerken leiding kunnen geven? Neen, we houden ons liever aan de onveranderlijke Synode. Wat gezegd werd in 1905, wordt onverzwakt gehandhaafd in 1942. „Er is heusch niets veranderd", althans niet bij de Synode der kerken. Alleen maar bij dien ouden hoogleeraar.

Dat men dienzelfden Greijdanus nog altijd het antwoord schuldig is op zijn geargumenteerd betoog van Voetius I contra Voetius II, en in verband daarmee van Kerkrecht I contra Kerkrecht II, Oud Kerkrecht tegenover Nieuw Kerkrecht, zegt men niet en het publiek vergeet dat wei.

Greijdanus I contra Greijdanus II. Daarmee camoulleert men de radicale zwenking in den kerkrechtelijken koers der Synode. •

Thans ook; Schilder I contra Schilder II. Enkele citaten, geen argumenten. Maar het volk houdt het wel vast: Schilder is ten aanzien van 1905 veranderd. En een predikant in het Noorden schreef dan ook reeds een boekje: „Alzoo schreef Dr K. Schilder....". En ieder synodaal mensch kan daarmee werken: Schilder I contra Schilder II. De dogmatische verandering kwam van den Kamper dogmaticus, niet van de synode. Broeders, laat ons toch bij het oude blijven. Blijft u achter de onveranderlijke synode stellen.

Dergelijke slagzinnen zijn goedkoop, maar ze doen hun werk. En ze bederven de kerk. Want ze suggereeren het geloof aan de onveranderlijkheid der synode. En suggesties zijn gevaarlijk, omdat ze de argumenten laten liggen.

Maar wie afkeerig is van alle blind geloof en van alle suggestieve slagzinnen, zal zich niet in den war laten brengen.

Greijdanus I contra Greijdanus II? Maar deze man heeft toch maar argumenten gegeven, waarmee hij bewees de kerkrechtelijke zwenking in onze kerken. Schilder I contra Schilder II? Sprak hij in '29 anders dan in '43? Het moge zoo zijn, al geloof ik het nog niet. Maar als het zoo is, wat bewijst het dan' nog? Elk wetenschappelijk mensch heeft zijn ontwikkelingsgang. Het zou heusch niet pleiten tegen de wetenschappelijkheid van dezen denker, als hij in détails thans anders zou denken en spreken dan voorheen.

Daarmee zou ik een punt kunnen zetten. Ware het niet, dat het spreken van Schilder I contra Schilder II weer dient, om de dogmatische zwenking der kerken te camouileeren.

Men is druk bezig te analyseeren de wetenschappelijke verschillen bij twee denkers, de wetenschappelijke verschillen, tusschen wat ze vroeger zeiden en wat thans. Wat beweegt een synode toch om de kerken in te lichten over verschillen in wetenschappelijke uiteenzetting?

Zou de synode haar tijd en haar papier niet beter kunnen besteden door de kerken eens in te lichten over dat wat de kerken aangaat, en over de veranderingen daarin? Dat Greijdanus in zijn gravamina niet precies hetzelfde zegt als in zijn commentaren (als het waar is tenminste; het moet nog altijd bewezen worden, geloot ik), dat is voor de kerken geen levenskwestie. Maar dat de synode in haar rapporten en vonnissen niet strikt zich houdt aan het kerkrecht van de kerkenordening, dat is voor de kerken wel een levenskwestie. Dat een exegeet vandaag een tekst anders verklaart dan 10 jaren geleden, dat hij nu van een andere terminologie zich bedient dan toen, bedreigt de kerkgemeenschap nimmer. Zijn inzicht was nooit bindend, de verandering van wetenschappelijk inzicht is dat evenmin.

Als Schilder in '43 werkelijk anders denkt over 1905 dan in het jaar '29, behoeft men dat den kerken niet te verkondigen. Een dogmaticus en dogmahistoricus was bij mijn weten nog nimmer geroepen zijn inzichten van voorheen ongewijzigd vast te houden, ook niet waar het de lezing en interpretatie van kerkelijke documenten geldt. Zijn verandering van inzicht beteekent geen verandering in de belijdenis der kerk, en geen aantasting van een accoord van kerkgemeenschap.

Maar wèl wordt die gemeenschap aangetast als de kerken, in synode vergaderd, de belijdenis veranderen, al ontkennen ze dat zelf en al springt het niet in het oog, omdat men oude formules ongewijzigd overneemt, naar het schijnt.

Schilder in '43 een andere dan in '29? Mij wel, het brengt geen breuk in de kerkgeschiedenis. Maar wat me hevig interesseert, juist uit een oogpunt van kerkgemeenschap, is dit: is de synode van '42 een andere in haar denken en spreken en besluiten en binden dan die van 1905?

Men kan niet zeggen: we herhaalden letterlijk en volledig de verklaring van 1905. Het is niet waar. Men herhaalde één zinsnede, en voor het overige nam men kleine stukjes van 1905 over in ander verband.

Doch al zou het waar zijn, dat de tekst onveranderd bleef, daarmee is nog niet bewezen, dat men daarin geen anderen inhoud legde. Iemand kan andere termen gebruiken zonder dat hij zijn spreek/n/iouden: van vroeger verloochent. Iemand kan evenwel ook oude formules gebruiken als weergave van nieuwe belijdenisinhouden. Men heeft de , , oude zakken" van 1905 gebruikt, of althans die oude zakken verknipt en enkele lappen tot een zakje genaaid, , , van oud nieuw gemaakt", zooals vele huismoeders in dezen tijd, maar de wijn is nieuw.

Het oude jasje bewijst nooit, dat nog hetzelfde jongetje erin loopt. En als zijn moeder „van oud nieuw" heeft gemaakt, is het al tamelijk zeker, dat een afdankertje van vader met de noodige veranderingen is overgegaan op zijn zoon.

Dezen winter las ik eens enkele deelen van Von Polenz, Geschichte des französischen Calvinismus. Eén ding is me daaruit bijgebleven; zijn verhaal van Calvijns houding in de dagen van Poissy.

Dat verhaal komt, heel in het kort hierop neer. Men weet van het conflict tusschen Calvijn en Luther inzake de sacramentsleer, voornamelijk over de kwestie van Christus' lichamelijke tegenwoordigheid in het avondmaal.

Nu had Calvijn in zijn Straatburgsche periode (1538— 41) de Luthersche belijdenis (de Augsburgsche confessie) onderteekend, en daarmee zijn instemming betuigd met het 10e artikel daarvan, dat over de tegenwoordigheid van Christus in het avondmaal handelde. Calvijn gaf zijn handteekening gaarne, omdat hij het heelemaal eens was met de bedoeling, de interpretatie, van den opsteller Melanchthon. Naderhand echter kreeg dit artikel een typisch Luthersche interpretatie. De oude woorden werden nu aanduiding van de eigenaardige, Luthersche, ubiquiteitsleer, waarmee Calvijn het allesbehalve eens kon zijn. Vanzelfsprekend kregen toen hij en de Calvinisten tegen de onderteekening groote bezwaren.

Wat wilde nu het geval? De Calvinisten in Frankrijk kregen het erg moeilijk; het verzet van de Roomschen werd uitermate fel. Het hof wilde bemiddelen en belegde het godsdienstgesprek van Poissy (1561). Van Gereformeerde zijde was de woordvoerder Beza, de Roomschen hadden hun leider in den kardinaal van Lotharingen. De Calvinisten hadden van dit gesprek de hoogste verwachtingen. Toen Beza op één der eerste dagen zijn standpunt had uiteengezet, kreeg de kardinaal het woord. Hij legde de Gereformeerde predikanten ter onderteekening voor de Augsburgsche geloofsbelijdenis, lïij wist wel, wat hij deed, de sluwe vos. Hij wist van de ernstige bezwaren tegen deze belijdenis bij de Calvinisten. Weigerden ze de onderteekening, dan verspeelden de Fransch-Gereformeerde Kerken, heel den steun van hel; Luthersche Duitschland; teekenden ze, dan kregen ze tweedracht in eigen boezem.

De situatie was buitengewoon moeilijk. En Calvijn gaf vanuit Geneve advies aan Beza. Nu is het merkwaardig:

Hij zei niet: teeken maar, betuig uw instemming, want ik heb het indertijd ook gedaan. Hij zei evenmin: ge hebt alleen te maken met een aanvaardbaren tekst, niet met een onaanvaardbare interpretatie ervan. Hij zei ook niet: denk aan de gevolgen: bij weigering verspelen we den steun van Duitschland en hebben we in Frankrijk geen kans meer bij de Roomschen. '"

Hij schreef: , , De Augsburgsche confessie is, zooals ge weet, een fakkel van uw furie (hij bedoelde den kardinaal), waarmede hij een brand zoekt te veroorzaken, waardoor heel Frankrijk verteerd zou worden", Calvijn weigerde voorbij te zien, dat de tekst, nu hij eenmaal in afvrijking van de oorspronkelijke bedoeling van Melanchthon officieel ge'interpreteerd werd in den geest van de ubiquiteitsleer, een volkomen chaos in de Fransche kerken moest ontketenen. De kerken zouden, wanneer de predikanten in Poissy zich hieraan gingen binden, onherroepelijk tegen elkaar in het harnas komen.

In die situatie gaf hij een scherpe critiek op de vroeger door hem onderteekende confessie. Hij sprak van haar slapheid, die de beslisten altijd al had mishaagd; hij had nu bezwaar tegen haar beknoptheid en onhelderheid en vond, dat ze verminkt was doordat ze vele punten van het allergrootste belang voorbijzag.

En als enkele weken later een Duitsch gezantschap naar Frankrijk komt ten behoeve van de Augsburgsche confessie, schrijft hij aan een leerling; „Voor vier jaren hebben de Hertog van Würtemberg en Brenz dit ook al geprobeerd, louter op instigatie van den duivel. Hij is ijverig en slinksch bezig, onze Franschen te beheksen door ze het monster der ubiquiteit voor te houden".

Wat zal men nu zeggen; Calvijn I contra Calvijn II?

Maar dan negeert men de feiten: de Augsburgsche Confessie was een andere geworden, zij het niet in den tekst, dan toch in de officiëele interpretatie. Daarom kon Calvijn ierst zélf teekenen, en later aan énderen adviseeren de binding te weigeren. Hij bleef zichzelf getrouw: hij zocht in beide gevallen de eenheid der kerk. Hij aanvaardde de Augsburgsche Confessie, zoolang haar oorspronkelijke zin gehandhaafd werd; toen was onderteekening inderdaad uitdrukking van gemeenschappelijk geloof en daad van kerkgemeenschap. Maar toen de oorspronkelijke beteekenis was losgelaten, werd onderteekening camouflage van het ontbreken van gemeenschappelijk geloof met behulp van een dubbelzinnige formule; tóen was weigering der binding een daad van eenigheid, een blusschen van den brandfakkel.

En nu Schilder? Hij verdedigde in '29 de verklaring van 1905 tegen de critiek van Chr-Geref. zijde, omdat dit stuk alleen een theologische grenslijn trok en geen confessioneel karakter droeg. Hij verdedigde het toen terwille van de eenigheid der kerk: een niet-confessioneel stuk mocht geen reden zijn voor gescheiden leven van wie op dezelfde confessioneele basis stonden.

•In '43 bestreed hij ditzelfde stuk, omdat het inmiddels, in een heel bepaalde interpretatie nog wel, confessioneel bindend was gemaakt, zulks in strijd met de oorspronkelijke strekking. 1905 had de ^eenheid der kerk gediend door ruimte te laten aan de theologie. 1943 daarentegen bedreigde de eenheid door de confessie te versmallen.

Schilder I contra Schilder II? Neen, hij bleef zichzelf getrouw; in beide jaren bleef hij de kerk stellen op de basis der drie Formulieren alleen. Niemand mocht van ver blijven staan vanwege een theologische verklaring. Niemand mocht verdreven worden door van die verklaring een confessioneel dwangbuis te maken. 1905, in déze interpretatie, veranderd van karakter, en met zulk een binding, zou de fakkel worden.

Doch.de Synode speelde den Schilder van '29 uit tegen dien van '43; doch ze ontweek de door hem onder de aandacht der kerken gebrachte kwestie: het karakter van het stuk is veranderd.

Ze legde op hem het odium van veranderlijkheid, en tooide zichzelf met het aureool der onveranderlijkheid. En velen raakten daardoor bedwelmd. Maar de oogen gaan almeer open voor de feiten: hij bleef de eenheid der kerk zoeken; zij echter heeft die verwoest, want ze maakte van een verklaring inzake de „onderstelde wedergeboorte" (tusschen aanhalingsteekens; het was een theologoumenon!) het dogma- der veronderstelde wedergeboorte.

Greijdanus I contra Greijdanus II? O neen, we kregen een ander kerkrecht; de 'grondslagen der kerkelijke samenleving zijn ondermijnd door dé' feitelijke' opheffing der kerkenorde. ; ; ~v ' '

Schilder I contra Schilder II? Al evenmin, we kregen een nieuw dogma; de basis der drie Formulieren is verlaten.

1942 contra 190511 • .J-i-i^^.XiiisS^fifês: .^^ Synode contra SynodefM-tJ^Étl^i^-'^^^^-'

De kerken moeten hun aandacht niet langer laten afleiden naar den ontwikkelingsgang van enkele menschen. Laten ze gaan toezien op wat de synode doet, en ronduit van synodaal kerkrecht en synodale leeruitspraken durven zeggen: / contra II.

Dan wordt de fakkel gebluscht die van synpdeweg^^ in onze kerken is geslingerd.

Als Calvijn nog leefde, zou hij misschien weer gaan spreken van den duivel die bezig is onze kerken te beheksen.

B. Holwerda.

Van de „Synode".

De zich prolongeereude „synode" kwam weder bijeen. Wat we van haar verwachtten, is geschied. Ze heeft voor wat de kwestie der confessioneele binding betreft, gehandhaafd wat er was. Er is dus principieel niets veranderd. Destijds, toen ze mij de bekende vijf vragen had voorgelegd, wees ik haar erop, dat ze één dag nadat een nieuwe formule was aangenomen, (die (en onrechte „interpretatie" van de oude heette te kunnen zijn voor de „liefhebbers"), mij nog bond aan de oude; en ik lei haar de vraag voor, of het gesprek soms over de nieuwe loopen kon. Niet, om me daarmee eens te verklaren, m& ar om de „Synode" een uitweg te openen tot den vrede, die misschien door een discussie over een nieuw element zou kunnen worden bevorderd. Maar men voerde officieel aan (wat ik ook had willen laten vastleggen, indien het zoo was): we kunnen „interpretaties" geven of permitteeren, zooveel we willen, maar U blijft aan de oude formule gebonden. (Dit is natuurlijk vrije weergave).

Dat was een uitspraak, zoo als ik ze hebben wilde, zij was tenminste van een niet overbodige duidelijkheid. leder weet het dus, en ieder moet het goed onthouden, om tegen nieuwe „offensieven" (met vredes/euzen gewapend te zijn): de oude formule (voor wedergeboren houden etc.) BLIJFT BINDEN. En d'kn" ïedêr biiiden, ginds.

En nu is er weer een nieuwe „interpretatie" of nadere verklaring gekomen. Men deed enkele uitspraken, die ik wegens plaatsgebrek niet meer kan overnemen in dit nummer; daar is het thans te laat voor. Die nieuwere verklaringen hoop ik volgende week alle te publiceeren in ons blad en van een korten commentaar te voorzien. Opdat evenwel geen valsche schijn ons verblinde, zij nu reeds vastgesteld; de oude formule blijft binden. Er is niets veranderd. De eenige weg, die ons openblijft, is niet die der speculatie op toekomstige mogelijkheden, doch die der actueele vrijmaking. Er staat geschreven. En: er is geschied.

Dat geldt ook voor het kerkrecht. Men heeft de ook door ons gepubliceerde Utrechtsche kerkeraadsverklaring eens bekeken, en van glossen voorzien. Ook die hopen we te publiceeren en te bespreken. Hoofdzaak is, dat de „synode" verklaart: men mag het zoo als Utrecht wel zeggen, maar de kerk behoeft er zoo niet naar te HANDELEN!

Dat is dus een verklaring „zonder Krijgsmanseer en vlag". Ook de kerkorde ^toch werkt beginselen uit; ook het kerkrecht is een zaak van leer. De valsche leer van dr H.H. Kuyper, dr Nauta, dr den Hartogh e.a. mag men ginds dus wel weerspreken. Maar de valsche leer

blijft toch de kerkelijke HANDELINGEN beheerschen. Men moet doen naar wat men theoretisch, verwerpt, leer en leven zijn dus officieel gescheiden. Er is in dezen leervrijheid ingevoerd; en de hiërarchie bleef dan ook gehandhaafd] de menschelijke wil blijft bevelen: conformeert u de facto (ook a! strijdt het met art. 31 K.O.), en wat u dan voorts zegt over den goddelijken wil, dat isi tot daaraan toe.

Inderdaad: een manupilatie zonder krijgsmanseer vlag. De zooveelste. en

* Verblijdend •— in de gegeven situatie —• is intusschen, dat terzelfder tijd in Utrecht de kerk zich heeft vrijgemaakt. Ds Veenhof en ds de Goede zijn jl. Zondag -voorgegaan in den dienst des Woords voor de vrijgemaakte kerk. Het bloe'd kroop, waar het niet gaan kon. Gebleken is, dat het Kerkverbandsrecept „bukken, bukken" (ook al is het tegen. Schrift en K.O.) voorgeschreven bleef. Ook ds Veenhof ontving zijn eerediploma: een wegzending. Het „ite, dimittimini" (gaat heen, wij sturen u weg) dat in 1618/19 door Bogerman, den praeses van de synode van Dordrecht, tot de Remontstranten gezegd werd, wordt thans door Berkouwer uitgeroepen tegen de besten van de Gereformeerde Kerken. Hij kan niet anders: hij is eenmaal gevangen in het net, en kon er niet meer uit.

Ds Veenhof zag in, dat nieuwe parafrasen niet meer helpen, want de oude binding bleef bestaan. Toen kwam het hooge woord eruit: geen conformeering meer, ook niet , , de facto", doch gehoorzaamheid aan den schriftuurlijken, klaren, onverknoeiden regel van artikel 31 K.O. De eerlijkheid won het; de lankmoedigheid van Gods knechten vindt haar grens in het gebod der actueele gehoorzaamheid.

\'/e verblijden ons daarover; de ieiten van verleden v.'eek zijn meteen een snelle ruk aan het camouflagenet, dat de „synode" uitbreidde over zich en haar vroegere besluiten.

We publiceeren den tekst van Ds Veenhof's verklaring, afgelegd in den kerkeraad onder de rubriek Kerknieuws. Dr Hommes riep uit, eenige weken geleden; ds Veenhof scheurt niet. Inderdaad niet. Hij evenimin als wij. Hij was alleen maar gehoorzaam toen hij verklaarde, zich te houden aan art. 31 K.O.

Wij voor ons hebben dr Hommes laten schrijven. We wachten af, of hij thans nog verdere pogingen waagt, den een tegen den ander uit te spelen zonder argumenten te toetsen.

Laat niemand intusschen de fabeltjes gelooven, die sommige predikanten verspreiden over de relatie Veenhof-Schilder. Opzettelijk is mijnerzijds alle persoonlijk contact vermeden, opdat de Utrechtsche crisis zou worden doorstaan in volkomen eenzaamheid tegenover God. Er zijn gelukkig vriendschappen, die daar tegen kunnen. De andere zijn geen knip voor den neus waard.

Gods werk gaat verder. Het verbaast ons, het verrast ons, het legt te meer beslag op onze conscientie, het doet ons een kerkelijk leven bouwen, dat staat of valt met het „binden". Maar dan met het binden aan waf Gods Woord duidelijk zegt. Alle andere binding is in de kerk vervloekt.

Dr J. R. Ridderbos moge veranderd zijn, wij niet. Wij deelen nog steeds zijn meening van enkele jaren geleden: de kerk mag ook niet binden; aan zulke uitspraken, als waarvan NIET te BEWIJZEN is, dat ze aan

Gods Woord ontleend zijn.

K. S.

Een stem uit Haren.

Men zerïdt ons toe volgend stukje, uitgegaan van den Raad der „synodale" kerk te Haren, gedateerd 16 Juli: Hierdoor deelt de Kerkeraad van de Geref. Kerk te Haren, U mede, dat hij het volgende voorstel wegens tijdgebrek, rechtstreeks bij de Generale Synode aanhangig heeft gemaakt.

De Kerkeraad der Geref. Kerk van Haren (Gr.) geeft de Generale Synode in ernstige overweging, gezien de vreeselijke kerkscheuring met haar vele misverstanden en haar ontzettende gevolgen, zoo spoedig mogelijk het gesprek weer op te nemen met de uitgetredenen. Als basis voor dit gesprek moeten dan alleen dienen Gods Woord en de Drie Formulieren van Eenigheid, zonder dat van te voren over de leeruitspraken van 1905 en ]942/'43 een goed of aikearend oordeel wordt uitgesproken. Met des temeer vrijmoedigheid doet de kerkeraad dit voorstel als hij let op hetgeen in het slot van Hoofdstuk 3 van het Praeadvies gezegd wordt over de zaak van de vereeniging met de Christelijk Gereformeerden.

Tot zoover de stem uit Haren. Op de terminologie („uitgetredenen") letten we maar niet. Vraag: heeft de synode ook volgens eigen meening niet die basis gebruikt? En: wat wil men met het kerkrecht? En met de beschuldigingen van scheurmaking etc?

K. S.

Wie helpt?

Mede namens prif, dr S. Greijdanus moge ik hier mededeelen, dat ten bate van de opleiding tot den dienst des Woords van de (van zondige besluiten der jongste synode vrijgemaakte) Gereformeerde Kerken de aankoop van eenige bibliotheken dringend noodig is. Daarvoor zal een vrij groot bedrag vereischt zijn Wij moeten, nu ten gevolge van geheel onwettige, van Schrift en K.O. afwijkende en dus niet voor vast en bondig te houden quasi tuchtmaatregelen de hoogleeraren Greijdanus en Schilder zijn losgemaakt van hun vroegere collega's en met hen wijlen Dr R. J. Dam, de Kamper opleiding volgens bestendigde opdracht voortzetten.

En in afwachting van de komende vervulling der vacatures ontstaan door het uitvallen der voormalige collega's en door het overlijden, van onzen betreurden Dr R. J., Dam, de hand aan den ploeg slaan. Wie helpt ons aan bijdragen voor den aankoop van bedoelde bibliotheken? Gironummer van ondergeteekende is 127278; adres voor postwissels: Vloeddijk 14, Kampen. Verantwoording in „De Reformatie". K. Schilder.

P.S. Andere bladen worden verzocht deze regelen over te nemen. - !*; -: '^ï^'y-i.t-

-ÏJO, ; > • K. S.

Het jongste grapje.

Dr H. N. Ridderbos van voormalig-Kampen schreef onlangs, dat men daar zijn hoogleeraar in de dogmatiek was kwijt geraakt tengevolge van de kerkscheuring. Ds Duursema, curator nog wel, en synodemoderamenlid, verslag doende in de „particuliere synode" van Drente (de nog steeds door een aanblijvende generale „synode" in haar vrije beweging belemmerde vergadering) rapporteerde ook officieel. Dat officieele verslag vertelt óók al, dat tengevolge van de kerkscheuring de professoren Schilder, Greijdanus en - ^e lector dr R. J. Dam , , ons", d.w.z. het voormalige Kampen, hadden verlaten.

Ik dacht anders, dat prof. Schilder was afgezet. Niet door hem zelf, maar door de , , synode". En dat overigens nog maand& n ïang na dien deze hoogleeraar van de Gereformeerde Kerken, die zich van zondige besluiten had vrijgemaakt, was erkend door den , , Raad" van dr Impeta, officieel was erkend als , , lid" van „de" Gereformeerde Kerk van Kampen.

Als in 1940 hier en daar een engelsche bom op een pand in Nederland viel, schreven de duitsche kranten in Nederland, dat die schoone nederlandsche monumenten waren verwoest door de engelsche vliegers, die luchtpiraten, die , igeen genade kenden". Maar toen er een plaatje van het door de duitschers verwoeste Rotterdam werd opgenomen, stond daaronder, dat die lieve stad schade had opgeloopen door.... door de duitsche Luftwaffe? Weineen.... u raadt het toch niet. Door „het oorlogsgeweld".

Men geneert zich niet voor zijn daden. Maar camoufleert ze toch maar. men.

Niet door een afzetting in den naam van den Vader, den Zoon, en den Heiligen Geest, maar door „het kerkgeweld" zal het dus gebeurd zijn, denk ik. Die professor •Schilder is heelemaal niet afgezet door De Generale Synode, geleid door den Heiligen Geest. De man heeft het zich maar verbeeld dat de grimmige hand van ds Duursema prijkte op den afzettingsbrief. Den curator, die, inet heel zijn moderamen, niets anders, was dan knecht van de „synode", ik bedoel: slachtoffer van „het kerkgeweld", nóg vóórdat er ook maar een zweempje van scheuring te ontdekken viel. Zoozeer knecht, dat ook Heeren Curatoren het niet over zich konden verkrijgen hun „beschermeling" gelegenheid te geven tot verweer. Hoewel ze ertoe geprest zijn, zich op dit punt klaar te bezinnen. Geprest door prof. Schilder zelf.

•De. Groene Amsterdammer had vroeger de gewoonte de abonné's uit te noodigen een versregeltje te fabriceeren, waarin een bepaald woord werd ontleed naar zijn beteekenis, en dan in dier voege, dat de eerste letters van de achtereenvolgende woorden van het versje moesten vormen het woord, dat opgegeven was. Eens was het woord „diplomaat" aan de beurt. Een inzender zond volgend versje in:

Diplomatentaal is Pythisch, Listige orakeltaal, • Menigmalen Abderitisch, Arrogante termenpraal.

„Het" „iets". oorlogsgeweld. Hèt. Geen personen, maar een

„Het" kerkgeweld. Geen personen-ambtsdragers, maar een „iets".

En zoo vervalt men, m „het grapje".

Want de christelijke ernst ontkomt géén seconde aan de FEITEN. Twee geweldige grootheden staan dien christelijken ernst altijd voor de oogen. Er staat Geschreven. En: Er is Geschied.

K. S.

Prof. Grosheide als schriftuitlegger.

Eén van de vele pogingen, om zich te redden uit de klem der Schriftuurlijke bewijzen, die van „bezwaarde" zijde gegeven zijn, is, zooals U weet, de bewering als zouden mannen als bijvoorbeeld Prof. Dr Greijdanus, hun vroegere uitlatingen, en publicaties verloochenen. Vooral Prof. Dr H. N. Ridderbos heeft het in zijn jongste brochures over dien boeg gegooid: Prof. Greijdanus zou „op vele essentieele punten de Verbonds- eni Doopsleer van zijn eigen commentaren verloochenen". („VerbondscoUectivisme", pag. 41).

Het is aan Prof. Greijdanus wel toevertrouwd gebleken, deze bewering te ontzenuwen. Het gaat er ons nu niet om, dat aan te toonen.

Maar — wil men van synodale zijde op die wijze gebruik maken van «iemands vroegere geschriften, dan is het óns toch zeker niet minder geoorloofd.

Prof. Grosheide heeft misschien wel het meest-consequent de Kuyperiaansche leer inzake Verbond, Doop, Belofte verdedigd. Meu denke slechts aan de zaak betreffende de afwijzing van cand. H. J. Schilder.

Welnu: Prof. Grosheide is met zijn beweringen in regelrechten strijd gekomen met wat hij op vele plaatsen in zijn commentaren heeft geschreven. Hier volgt één voorbeeld, dat ons dezer dagen onder de oogen kwam. Het is de „Korte verklaring" van Hebr. 10 : 35. De tekst luidt, naar de vertaling van den professor: „Werpt daarom het voorrecht niet weg, dat zulk een groote vergelding inhoudt." De verklaring zegt dan:

„In VS 19 van dit hoofdstuk heeft de schrijver als het ware al het voorgaande samenvattende gezegd, dat de lezers vergunning hadden, om tot het heiligdom te naderen, en hen opgewekt, om nu ook waarlijk toe te gaan. Hij komt er thans aan het einde van het hoofdstuk op terug. LATEN DE LEZERS TOCH GEBRUIK MAKEN VAN HET VOORRECHT, DAT ZE HEBBEN, HET ZELF NIET MOEDWILLIG WEGWERPEN. Immers dat voorrecht houdt ZOO BUITENGEWOON VEEL m. Wie tot het heiligdom nadert langs den weg, dien Christus baande, WIE ZIJN VOORRECHT GEBRUIKT, vindt vergeving, vindt zaligheid en heerlijkheid, VER­ KRIJGT HET BELOOFDE, vs 36. Dat is de genadige vergelding, het LOON, dat God OP HET TOEGAAN schenken wil. ~: •', ••., .r-p •, '..- "•!•

MAAR: WIE ZICH NIET TOT GOD VERHEFT, MOET DAT LOON MISSEN, het is ALLEEN OP DIE WIJZE te verkrijgen, dat men steeds weer tot God de toevlucht neemt".

Bij de verklaring van vs 36 („Volharding immers hebt gij noodig om als opvolgers van Gods wil het beloofde te verkrijgen") wordt dan nog gezegd:

„NU LIGT DAT VOORRECHT ER, doch ZIJ GE­ BRUIKEN HET NIET GOED, niet, zooals ze het vroeger deden. Ze moeten volharden, volhouden, het EENS IN­ GESLAGEN PAD TEN EINDE TOE BEWANDELEN. Dan doen ze, wat God van hen eischt, maar DAN VER­ KRIJGEN ZE OOK, WAT GOD HEEFT BELOOFD".

Wij onderstreepten hier en daar. Dat is hopelijk voldoende commentaar op dezen commentaar. Daar liggen de beloften, daar ligt het voorrecht. Laten' de lezers daar toch gebruik van maken. Laten ze die niet wegwerpen. Er ligt „zoo buitengemeen veel in". En: alleen, wie zijn voorrecht gebruikt, zal het beloofde ontvangen. Alléén op die wijze.

Waarlijk, de meest-„bezwaarde" kon het moeilijk beter en duidelijker zeggen! Hij zou echter daarmee een kwade kans maken, ooit op een kansel, te komen m de synodaal-Gereformeerde Kerken, indien Prof. Grosheide als synodale deputaat hem moest keuren. Hij zou, mdlen de eenmaal genomen besluiten althans door de besluitnemers nog strikt gehandhaafd worden, zelfs geen kans hebben!

Hoe dat toch mogelijk is? Wij voor ons zien het antwoord zoo: in zijn „Korte verklaring" blijft de Professor dicht bij het levende, vaste Woord van God. Dan kan hij moeilijk anders zeggen, dan hij deed. In zijn actie, om de synode-besluiten te verdedigen en door te voeren borduurt hij al maar door op het stramien van een theologische constructie, waaraan hij de kerken gebonden wil zien, en kornt zoo in flagranten strijd met zijn eigen Schriftuitlegging.

Wil hebben echter den Schrift-uitlegger heel wat liever dan den de-Kerken-aan-constructie s-bindende

^ ^ DOOREN.


^) Zie hierover: K, C, v, Spronsen; De waarheid luistert nauw.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 augustus 1945

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELIJKLEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 augustus 1945

De Reformatie | 8 Pagina's