GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT HET POLITIEKE EN SOCIALE LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT HET POLITIEKE EN SOCIALE LEVEN

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

[EN50CIMB LEVEN! GEEN REPRlSTINATIEi).

In Herrijzend Nederland, nos 178 en 180, komt een der redacteuren. Mr J. G. P. Westera te Amersfoort, terug op mijn artikel in De Reformatie van 13 October j.l., waarin tegenover den aanval, met name uit zekeren Ned. Herv. hoek, op de hier te lande gegroeide Christelijke maatschappelijke (en andere) organisatie de noodzakelijkheid van zulke organisatie-vorming werd gehandhaafd.

Mr Westera wijst er op, dat men het streven der Hervormde broeders niet verkeerd mag verstaan. Er is de persoonlijke roeping tot getuigeiiis geven en tot evangelie-belijdenis midden in de wereld. En nu zou elke organisatie op Christelijken grondslag ons wéér een gelegenheid benemen naast den niet-Christen te gaan staan en als zijns gelijke hem het woord Gods te verkondigen. Men meent eerlijk Gode meer gehoorzaam te zijn, winneer men zich onthoudt van elke afzondering dan wanneer men zich afzonderlijk organiseert. Men tracht op deze wijze opnieuw te verstaan de opdracht van Christus, midden in de wereld te gaan staan en het Evangelie aan alle creaturen te verkondigen.

Dit. is de positieve kant. En verder moet helaas geconstateerd worden, dat het élan uit Kuyper's dagen, toen persoonlijk verantwoordelijkheidsbesef en persoonlijk inzicht velen er toe bracht zich in Christelijke organisaties bijeen te scharen, thans plaats heeft gemaakt voor sleur. Mr Westera wijst in dit verband op het ontbrekei^ van waarachtig partijleven in de A.R. partij, dat z.i. reeds vóór 1940 was te constateeren. Hij zoekt de schuld daarvan weliswaar niet uitsluitend bij de partijleiding (in dat opzicht ging Ds Holwerda in no. 166 Herrijzend Nederland heel wat verder), maar wel meent hij, dat de huidige leiding alle vrije discussie over de problemen van vandaag uit vrees voor begripsverwarring, dat is — volgens Mr Westera — uit vrees voor stemmenverlies, afwijst, zich daarmede schuldig maakt aan afgoderij der organisatie-politiek en aan een' organisatorische techniek die het dictatoriale onder het mom der demokratie tracht te verbergen. En daarom verwijt Mr Westera mij, dat ik niet goed deed de innerlijke leegte van het Christelijke, partijlevenl niet aan te toonen, terwijl ik bezig was de kritiek der Hervormden op het , , separatisme" te weerleggen. En hij besluit: „Gehandhaafd isolement, beginselvastheid, zeer zeker. Maar geen Hervormde zal U dat bestrijden!"

Het antwoord op het door Mr Westera tot mij gerichte verwijt zou. kunnen zijn de herinnering aan een oude . Latijnsche spreuk: Het misbruik heit het gebruik niet op (abusus non tollit usum).

Ik zal tegenover Mr Westera niet het pleidooi gaan voeren voor de A.R. partij en haar leiding, al ben ik wel van meening, dat zijn kritiek, behalve mateloos, ook onjuist is.Laat hij eerss bewijzen, dat de partijleiding (wat verstaat hij daaronder: het Centraal Comité? Maar dat stelde juist vijf commissies te zijner voorlichting in!) welbewust weigert in een openlijke discussie over de fundamenteele politieke vragen van dezen tijd te treden. Zij heeft nog niet eens de kans gehad een zoodanige discussie af te wijzen. Vergaderingen worden nog vrijwel niet gehouden, de eeqige groote vergadering van de leiding met het , , volk" viias tot dusverre het Centralen Convent op 1 November j.l., waarvan Mr Westera toen hij zijn artikel in no. 180 schreef nog niet kon weten of eventueele oppositioneele stemmen er gesmoord zouden worden. En schriftelijke openbare discussie was, althans tot dusverre, bij gebrek aan eenig partij-orgaan al uitgesloten. , , Trouw" mag als zoodanig niet gelden, en zou hiervoor, althans vóór 1 November, ook geen ruimte hebben gehad.

Maar, ik ga geen pleidooi voeren voor de leiding der A.R. partij. Ik ben zelfs geneigd in de kritiek van Ds Holwerda een en ander toe te geven. Maar, Ds Holwerda pleit er ondanks zijn scherpe kritiek niet voor de A.R. partij nu maar aan den kant te zetten en als , , losse Christenen" de politieke wereld in te gaan! Hij vraagt om , , vernieuwd partijverband" en die remedie is heel wat beter dan die van de door Mr Westera in bescherming genomen kringen, die er voor het minst over praten met het vuile badwater ook het schoone kind maar weg te gooien. In hun oogen ia dat kind dan vanzelfsprekend een Moriaan, aan wien het schuren toch verspild is.

Want het heeft natuurlijk geenszins in mijn bedoeling gelegen te ontkennen, dat de bedoelde kringen oprecht meenen Gode het meest te gehoorzamen door los van iedere organisatorische binding midden in de wereld te gaan staan om zoo het Evangelie te verkondigen. Dat is niet een „erkenning", waartoe ik „uiteindelijk" toch wel kom, zooals Mr Westera in zijn artikel zegt, maar een punt, dat ik gevoeglijk buiten discussie kon en kan laten, omidat niet de oprechtheid der bedoeling, maar de juistheid (m.i. onjuistheid) van het inzicht in gedrang is.

En nu heb ik er geen er, kele behoefte aan met etiketten en boemannen te gaan werken. Maar wel is het frappeeren, dat Mr Westera zelf in no. 178 toont te beseffen, welke kijk op en aanpak van de dingen het — door hem kortheidshalve zoo aangeduide — Hervormde standpunt bepaalt, n.l. het Barthanisme. Dat is dan wellicht niet het Barlhianisme in zijn meest extremen vorm, dat uitspraken aandurfde als deze: dat God wellicht Zijn Koninkrijk soms meer deed komen des Zondags op het voetbalveld van Ajax dan in de kerk. Maar wij blijven toch in een soortgelijk klimaat. Als de geniade Gods geen raakvlakken met onze menschelijke werkelijkheid

heeft, maar alleen op zekere oogenblikken dwars daar doorheen breekt, dan is er inderdaad voor , , Christelijke" organisatie, op welk terrein ook, in principe geen' mogelijkheid.

Datzelfde standpunt laat in principe ook geen mogelijkheid voor erkenning van het mede-arbeiderschap der geloovigen in den dienst der uitbreiding van het Koninkrijk Gods op alle terrein des levens. Immers de Christen kan op dit standpunt eigenlijk geen „geloovige" zijn, maar alleen , , oogenblikken van geloof" ervaren. Van een continuïteit impliceerend mede-arbeiderschap kan dan uiteraard geen sprake zijn.

In de bedoelde Hervormde kringenl worden de dingen wellicht niet zóó scherp gesteld noch gevoeld. Anders zou misschien zelfs de mogelijkheid van het uitdragen van het Evangelie in gedrang komen. En juist daarvoor pleit men met sympathieken aandrang.

Maar de vraag der verwezenlijking van wat men predikt komt op den achtergrond. Primair is, dat men steeds predikend in getuigend contact met den „niet-Christen" wil blijven. Voor de noodzaak van Christelijke machtsvorming, die ik de vorige maal bepleitte, omdat in de huidige cultuurfase alleen door haar de verwezenlijking van wat men predikt nog eenigermate kan worden verkregen, heeft men geen oog.

Ook hierin zien wij Barthiaanschen invloed. Het is toch duidelijk, dat bij ontkenning van de mogelijkheid van gemeenschap tusschen God en deze wereld niet alleen van „Christelijke organisatie" maar ook van „Christelijke machtsvorming" geen sprake kan zijn. Dit alles is dan afgoderij, des te erger, omdat zij, beweerdelijk in den naam van Christus wordt bedreven!

Wijst men het Barthiaansche standpunt echter af, erkent men, dat het Christendom en de Christenen den strijd hebben te voeren om, onder beding van Gods genade, het gansche menschenleveu onder beslag van Gods Woord te brengen, aanvaardt men ten volle onze taak in den strijd der civitas Dei tegen de civitas terrena, gelooft men, dat de genade Gods wèl raakvlakken heeft met de tijdelijke werkelijkheid, dat in Christus Gods genade over het gansche menschenleven straalt en dat Hij niet alleen door het menschenleven heenbreekt, maar daarop ook blijvend beslag wil leggen en dat wij daarin Zijn mede-arbeiders kunnen, mogen en moeten zijn, dan komt men voor de vraag te staan, hoe dat medewerkerschap m de concrete, historische situatie het meest effectief kan wordenl verwezenlijkt.

En dan leert de ervaring dat in onze steeds meer geseculariseerde samenleving de tot-gelding-brenging van de „Christelijke beginselen voor kerk, staat en maatschappij' (laat ik dit chiché nog eens mogen gebruiken) alleen nog maar — eenigermate — valt te bereiken door daarnaar georganiseerd te streven. Het humanisme is — wellicht — bereid naar den het Evangelie uitdragendenl individu beleefdelijk te luisteren, zoolang hij niet méér vraagt, maar stelt hem terzijde zoodra hij van hen daden overeenkomstig zijn woorden zou verlangen. Wanneer hij werkelijk op daden insisteert, wordt hij door zijn beginselvastheid in het isolement, in de separatie gedwongen. Hij kan dit lijdelijk aanvaarden en blijven waar hij is, wellicht protesteerend en predikend (dat is met die lijdelijke aanvaarding niet in strijd!), maar protest ontheft niet van mede-aansprakelijkheid en medeverantwoordelijkheid voor wat in strijd met het protest geschiedt. "Wie waarlijk mede-arbeider ' wil zijn, dient naar een weg te zoeken, waarin dat mogelijk is, die zal in de moderne wereld moeten komen tot georganiseerd isolement (hetgeen heel iets anders kan zijn dan „isolationisme"), tot georganiseerde separatie (wat nog lang geen , , separatisme" behoeft te zijn).

Wie, met de lessen der historie voor oog, desniettemin meent het nog eens weer op de vroeg-19e eeuwsche manier te moeten probeeren', die zet de klok terug, die pleegt repristinatie, die zal door schade (hoeveel schade voor het Koninkrijk Gods? ) en schande weer wijs moeten worden.

Maar die slechte, verdorven, doode, , versleurde, in haar eigen knusse kringetje verstarde Christelijke organisaties dan?

Weinig ligt mij minder dan een laudator temporis acti te zijn. Maar ik heb vorig maal al iets over dit punt gezegd. Niets was voor een goede taak-vervulling der georganiseerde separatie, van het georgani. eerde isolement meer funest dan wanneer het tot verstard separatisme, tot dood isolationisme werd. Hoe zou het dan op het terrein van het breede menschenleven de geesten hebben kunnen beïnvloeden, de Christelijke machtsvorming hebben kunnen nastreven? ! Dat mag door de wet der traagheid nog een poosje goed gaan, maar op den duur kan dat niet.

De Christelijke maatschappelijke en politieke actie heeft er dus alle belang bij én midden in het levenl te staan en daar haar beginselen uit te dragen en er van en voor te getuigen, teneinde haar verwezenlijking te bereiken, èn het levende contact met haar leden en aanhangers niet te verliezen.

En dan: de Kerk heette dood, maar wie leefde en predikte in de jaren '40—'45 intenser dan de Kerk? Op de Christelijke vakorganisatie wordt in 1945 afgegeven — ondankbaar genoeg —, maar wie bood den heidenschen bezetter krachtiger weerstand en verijdelde zijn streven? En op de A.R. partij is er thans —' m.i. veel bodemlooze — kritiek, maar zeg eens: herinnert gij, criticus, U niet meer de waardeering, die zij tijdens de bezetting bij vele andersdenken, den genoot?

Waarmede maar gezegd wil zijn, dat bezinning goed en kritiek uitstekend is, maar dat betrachting der rechtvaardigheid en leering trekken uit de historie eischen zijn, die met niet minder klem moeten worden gesteld. Met betrekking tot het punt, dat ons bezig houdt, durven wij dan vrijmoedig de conclusie aan, dat wie die combinatie nastreeft bij volstrekte erkenning, aanvaarding en handhaving van het , , oude" bevel van Christus, het Evangelie, ook het sociale, het economische, het politieke Evangelie, te prediken aan ALLE creaturen, zich niet zal overgeven aan de verouderde, onhistorische en dus (want ook voor de historie stelde God Zijn wetten en zoo gezien is zij normatief) zondige illusie, dat onder de huidige cultuurfase in de concrete, Nederlandsche

situatie, de VERWEZENLIJKING van dat sociale, economische, politieke Evangelie anders dan in georganiseerd Christelijk verband nog mogelijk zou zijn.

Mr K. GROEN.

(NASCHRIFT. Opneming van dit artikel houdt niet in een verklaring van instemming niet hetgeen Schr. opmerkte ten gunste van de gedragingen van de A.R.

partij-leiding in het verleden.

Redactie).


^) De opmerkzame lezer zal begrepen hebben, dat in mijn bijdrage „Gehandhaafd isolement", op blz. 13, Ie kolom, 7e alinea, laatste regel voor „eerst" moet worden gelezen: elders, en in de 2e kolom, Ie alinea voor „ge­

ding", twee maai; gelding.

K. G.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 november 1945

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT HET POLITIEKE EN SOCIALE LEVEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 november 1945

De Reformatie | 8 Pagina's