GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Wat is de beteekenis van den doop?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wat is de beteekenis van den doop?

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

'Prof. Dr J. Ridderbos antwoordt op deze vraag in Geref. Weekblad, 4 Januari 1946: „Mijn antwoord op deze vraag is steeds geweest: wat van eiken, ook van den ongeloovigen doopeling geldt, is dat Christus tot hem komt met Zijn aanbod en Zijn eisch. Dat aanbod en die eisch komen ook tot den ongedoopte, aan wien het Evangelie wordt verkondigd, maar ze komen tot den gedoopte • met bijzondere kracht en van zeer nabij".

Eigenaardig.

Hoe hebben allerlei synodocratische propagandisten in 'woord en geschrift, het spreken 'over den doop als aanbod door wie met de-bekende synode-uitspraken niet meegaan konden, hoewel dezen duidelijk genoeg deden weten, hoe het gebruik van den term aanbod verstaan moest worden, en dat daarmee de eigenlijke beteekenis van den doop niet was uitgedrukt, over dien term, aanbod kabaal gemaakt. En nu zegt hun Voorman - hier duidelijk, dat de doop een aanbod is en eisch.

Waar blijven deze Heeren nu met hun bestrijding?

Zullen zij deze ook richten tegen dezen hunnen Voorstrijder? ' '

Ja, dit aanbod en deze eisch komen wel „met bijzondere kracht" tot den gedoopte, maar daardoor verandert het wezen van dat aanbod en dien eisch niet. Als ik een steen tegen een muur werp, en ik doe dat een tweeden keer als met dubbfele kracht, daardoor verandert die steen niet. Die steen is en blijft een steen, en dezelfde steen. Of ik dien met meer of minder kracht werp, .doet dien steen geenerlei verandering ondergaan.

Dus: de doop aanbod en eisch.

Maar dan moet dat aanbod aangenomen, en die eiscli ingewilligd of vervuld worden.

Derhalve: de doop een voorwaardelijk aanbod.

Wederom bestrijders van de bekende synode-uitspraken verwerpenden, zult Gij U nu ook met uw bestrijding richten tegen dezen Uwen Voorman?

Nu schrijft Prof. Ridderbos Sr ook, dat met dit alles de doop niet in zijn vollen rijkdom beschreven is. Op die woorden „zijn merk- en veldteeken dragende" laat onze Belijdenis volgen: „en het dient ons tot een getuigenis, dat Hij in eeuwigheid onze God zijn zal, ons zijnde een genadig Vader" dat geldt alleen voor den geloovige".

Maar als die doop een getuigenis is, dan moet dat in. geloof worden aangenomen, doch kan het ook in ongeloof verworpen worden. Door die geloovige aanneming of ongeloovige verwerping, verandert dat getuigenis niet in wezen. Alleen het effect kan en zal daardoor verschillen.

Dus ook alzoo: de doop, ook als zoodanig getuigenis, is steeds één, dezelfde. Alleen wordt het heilzaam effect, ' "~T> f veroordeelend effect, middellijkerwijs bewerkt door geloof, óf Etogeloof: instrumentaliter, niet meritorie, d.i. slechts als middel, niet als verdienste.

Voorts: In onze belijdenis spreekt ook in art. 34 de geloovige. En dan zegt hij hier niet wat de doop in zich is, in onderscheiding van een mogelijken anderen doop voor ongeloovigen, maar wat de geloovige aan den doop heeft. Immers luidt art. 34 hier: en het dient ons. Hier wordt er dus over gehandeld, wat de geloovige aan zijn doop heeft, n.l. door zijn geloof. Deze erlangt door dat geloof het heilseffect van den doop. Maar daarmee zegt onze Belijdenis in het geheel niet, wat de doop in zichzelven is, en dat er tweeërlei doop is, een andere voor ongeloovigen, en een andere voor geloovigen. Alleen geeft ze hier te kennen, dat, het effect van den doop verschillen kan: ons, geloovigen, dient hij tot dit getuigenis. Dienen dus: dat spreekt van strekking of uitwerking. Dat is wat anders dan zijn. Een mes dient ons om te snijden. Maar dat snijden is niet het mes, en het mes M niet het snijden. Voor de niet-ons is de doop ook hetzelfde getuigenis Gods, doch het moet geloovig worden aangenomen. Anders werkt het als een getuigenis van een vertoornd, Vader. Zie art. 35 van deze zelfde Belijdenis, dus. het op art. 34 vlak volgende, en ook over de sacramenten en den doop handelende: „de goddelooze ontvangt wel het Sacrament tot zijne verdoemenis". We Snoeten ook in onze Belijdenis alles nemen in zijn verband en. samenhang, en niet maar losse stukjes grijpen, om daar maar eigen beweringen aan vast te knoópen, al gaan zij ook in tegen aard en gédachtengang van het geheel.

Nog wijst Prof. Ridderbos Sr op Joh. 1 : 11: „de zünen hebben Hem niet aangenomen. Christus is het Woord, door hetwelk alle dingen zijn gemaakt, maar het joodsche volk is krachtens het verbond in bijzonderen zin Zijn volk. Daarom draagt het kind des verbonds, dat de genade verwerpt, dubbele verantwoordelijkheid".

Dus: de doop is heel wat meer dan aanbod en eisch. Ohae Belijdenis zegt ook: „zijn merk- «n veldteeken". De Joden waren 's Heeren eigendom in bijzonderen zin. Dus ontvangen de naar Gods ordinantie gedoopten in hun doop het teeken en zegel, dat zij in bijzonderen zin des Heeren eigendom zijn, en dat zij „kind(eren) dfe's verbonds" zijn, zooals Prof. Ridderbos Sr zelf hier schrijft. In plaats van enkel, aanbod en eisch, is die doop dus eigendomsteeken en - zegel, kenmerk van Christus' eigendom te zijn.

Die gedoopten zijn de Zijnen, d.i. het bizondere eigendom des Heeren, van den Heere Jezus. Zij zijn verbondskinderen. In hun doop dragen zij daarom „het merk- en veldteeken".

Dat is heel wat anders dan die tevoren gestelde „aanbod- en eisch"-theorle. En dan blijkt het heilseffect of het onheilseffect instrumentaliter afhankelijk van geloovige aanneming öf ongeloovige verwerping van hetzelfde getuigenis. Want een getuigenis richt zich tot het bewustzijn, veronderstelt wel geloof, maar kan ook op ongeloof stuiten. En in dit laatste geval wordt hier Gods toorn ontstoken. Die dan Z'cli niet als een genadig Vader, doch in plaats daarvan als een vertoornd Vader openbaart, maar toch als Vader. Een zelfde vader kan zijn kinderen koesteren èn straffen, zijn eigen kinderen, al naar dezen zich jegens hem gedragen. Zoo' ook hier.

Hoe weerspreekt deze hoofdman omtrent deze quastie zich en medestanders in zulk een kort artikel vierkant. Zou liet niet beter zijn, maar eerlijk te erkennen, dat men in dezen de kluts gansch kwijt is?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 19 januari 1946

De Reformatie | 8 Pagina's

Wat is de beteekenis van den doop?

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 19 januari 1946

De Reformatie | 8 Pagina's