GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT HET POLITIEKE EN SOCIALE LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT HET POLITIEKE EN SOCIALE LEVEN

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

INDISCHE QUAESTIE.

In de geheel gevulde kleine zaal van ons gebouw te Kampen sprak op Maandag 25 Febr. 1946 Prof. Dr F. C. Gerretson voor het Studentencorps F. Q. I. over de Indische questie. De praetor corporis, de heer Kamphuis opende de vergadering, las Romeinen 13 en ging voor in gebed.

In zijn openingswoord zei hij dat ernstige zaken ons bijeen brengen, de zaken , van het Koninkrijk der Nederlanden.

Prof. Gerretson heeft Kampen eens genoemd: het bolwerk van het oer-Calvinisme. Calvinisten weten dat het gezag, tenslotte verankerd ligt in de souvereiniteit Gods. Dat gezag wordt thans aangetast door dragers ervan en onderdanen, daarover willen we vanavond hooren. Prof. Gerretson kreeg daarna het woord: De vreugde over de verlossing van Nederland is overschaduwd door diepe smart. Afscheiding van Indië, ondergang van het Koninkrijk. .Blijkens de jongste Regeeringsverklaring heeft het Kabinet eigenmachtig het koninkrijk op termijn eenzijdig .onbindbaar verklaard, virtualiter ontbonden.

In 3 maanden tijds is afgebroken wat in 3 eeuwen was opgebouv; d. De Regeering zegt: dit is te wijten aan de omstandigheden. In dat antwoord schuilt waarheid, maar het ig niet de volle waarheid. Een Stoïsche wijze heeft eens het onderscheid gemaakt tusschen waarheid die wel en die niet in onze macht ligt. De houding van Engeland, Amerika en Japan hebben w^j nooit in de hand gehad maar onze beginselen en de doorvoering daarvan ligt voor een belangrijk deel wel in onze inacht. Groen heeft eens gezegd: Zeg mij wat er geleerd en geloofd is dan zal ik U zeggen wat er gesohied, en zal. De ideeën en beginselen die eerst op de katheder geleeraard zijn, worden op de keien verwerkelijkt, in dit geval: in de rimboe uitgevochten. Het zijn de staats vijandige beginselen, die nu doorwerken in de Indische politiek, zooals eens de beginselen der Girondijnen in de Fransche revolutie.

Aan de hand van de f e i t e n, wat hier geponeerd werd, te bewijzen is spr.'s taak van hedenavond.

Het koninkrijk der Nederlanden is een eenheidsstaat: Kroon plus Staten-generaal maken de regeering van dit koninkrijk uit. Nederlandsch Oost-Indië, Nederland, Suriname, Curagao zijn als deelen van het ééne Rijk, aan het geheel ondergeschikt. Op hun beurt zijn deze deelen weer geleed. Nederland -jn provincies, Indië in gouvernementen, residenties enz. Artikel één van de Indische staatsregeling heeft de ondergeschiktheid van Indië aan het Rijk tot grondslag en uitgangspunt van het Indisch staatsbestuur gemaakt. De Gouverneurgeneraal regeert immers (in naam der Kroon) over Indië met inachtneming van de wenken van den minister van Koloniën.

Intusschen werd het Indische volk geleidelijk meer opgevoed tot zelfbestuur. De wetten van 1922 en 1925 zijn daarvan het bewijs. De laatste phase iri deze geleide ontwikkeling werd ingeluid door dp woorden van H. M. de Koningin zelf in Haar verklaring van 6 December 1942. Hierin werd volledig zelfbestuur aan Nederlandsch Oost-Indië toegekend en zijn deelgenootschap in de regeering van het koninkrijk in het uitzicht gesteld. Deze koninklijke verklaring werd door heel de natie goedgekeurd. Zoowel „De Waarheid" als , , Trouw" publiceerden deze proclamatie van Indië's rechten-binnen-hetkader-van-het-koninkrijk met instemming.

Toch was deze instemming althans bij de partij, die haar totstandkoming mede had bevorderd, slechts schiinbaar. Om de practijk van deze partij te kunnen doorzien is het noodzakelijk in de geschiedenis terug te gaan tot de theoretische discussie van geleerden tusschen de Hoogescholen van Utrecht eenerzijds en Leiden met zijn succursale: de rechts hoogeschool van Batavia. In 1930 was er een rustig princiDieel debat tusschen Proff. Logeman en Gerretson op een Indologen-conferentie. Hier kwam de tegenstelling der beginselen, reeds duidelijk uit. In hetzelfde jaar werd ook een club van ambtenaren in Batavia opgericht: „De Stuw". Zij, die in het huidig gebeuren een groote rol snelen waren toen lid van die club: Logeman, ter Haar, van de Plas, Kramer, Van Aschbeck, Van Mook, Fruin. In no. 1 van haar orgaan (15 Maart 1930") verklaarde zij zich voor de vorming van een Indisch gemeenebest.. Reeds in no. 3 werd dit ideaal nader srenraeciseerd. Een Indonesiër vroeg nadere inlichting: wat stelt de Stuw zich als einddoel voor?

De dominion-status, autonomie binnen het Rijk of volkomen onafhankelilkheid (dit, laatste had Gerretson harikiri van den Nederlandschen Staat genoemd) ? In antwoord op deze vraag werd als ideaal de volledige emancipatie van Indië binnen de wereldgemeenschap genoemd, geen staatsrechtelijke band dus meer tusschen Indië en Nederland maar enkel en alleen een volkenrechtelijke betrekking. Reeds in dit no. 3 van „De Stuw" was de eenige reactie op het standpunt van Gerretson, dat men hem gebrek aan werkelijkheidszin verweet; geen enkel zakeliik argument werd in het debat gebracht. Intusschen kreeg „Utrecht" gelijk, juist haar denkbeelden vinden we in de bekende verklaring van 1942. Nu rijst echter onmiddellijk de vraag naar het goed recht van het Nederlandsch gezag in Indië. Is zijn bestaan niet enkel uitvloeisel van imperialisme? Spr. meent van neeji, immers .juist de moderne ontwikkeling van-het ètaatsreoht heeft weer oog gekregen voor de onderscheiding van statelijke souvereiniteit en nationaliteit. Het nationaal zelfbewustziin is in Indië zeer versterkt, maar dat houdt in' geenendeele automatisch het recht in om de bestaande afhankelijkheid van het koninkrijk te verbreken en om de staatkundige onafhankelijkheid te verkrijgen.

De meening dat een aparte nationaliteit (cultureel, volkenkundig) het recht gaf op een eigen overheidsregeering, is opgekomen in het kamp der Revo-: lutie. Zij rechtvaardigt dan ook den opstand, indien dit vermeende recht van een nationaliteit geen erkenning vindt. Vooral in de 19e eeuw is zij een belangrijk argument geweest bij staatkundige besprekingen. Na het Weener-congres komen telkens weer volkeren pleiten op hun recht tot vorming van een eigen staat. Èen dergelijk geval deed zich voor bij den opstand der Grieken tegen Turkije. De Romantiek, die veel belangstelling had voor de nationaliteit deed haar invloed gelden. Toch werd ook in de historie langzamerhand duidelijk dat dit staatkundig dèelingsprincipe onhoudbaar was. Men denke aan de Balkan, waar het probleem der minderheden telkens weer een gereede aanleiding was voor gewapend conflict. Slechts een' „paardenmiddel" bestaat er: de enclave's opruimen door gedwongen volksverhuizing. Vooral de Duitschers hebben dit toegepast in den tijd die nu vlak achter ons ligt. Van een Indonesische natie als een nationaal geheel te spreken is onjuist. Zij is een product van fantasie, evenals de , , Belgische natie" van 1830 dat was. Toen fantaseerde men een Belgische volkseenheid om zich te kunnen losmaken van het koninkrijk der Nederlanden, nu dreigt hetzejfde zich te herhalen.

Het is een bekend feit dat b.v. Soendaneezen en Javanen niet in éénzelfden ploeg op de plantage's willen werken. Men laat zich veelal zelfs gemakkelijker besturen of commandeeren door een Nederlander dan door e«n Indonesiër, die uit een andere nationaliteit afkomstig is. Indien men de nationaliteit dus zou nemen als criterium voor de staatkundige grenzen dan zou dit per consequentiam in Indië tot een ontzaggelijke versnippering aanleiding geven. Bovendien is het afwijzen van een vrijheid, die gebonden is binnen de grenzen van het koninkrijk der Nederlanden niet in overeenstemming met het huidig, inzicht in de staatkundige souvereiniteit. Juist na 1914 is men teruggekomen van de principieele ondeelbaarheid van de souvereiniteit (zie dissertatie van Fabius daarover) en teruggekeerd tot het Middeleeuwsch gedachten complex. Men ziet steeds meer in dat de souvereiniteit gradé, ties kent. De gedachte, die in de term souvereiniteit in eigen kring ^) gelanceerd werd, vindt tegenwoordig erkenning. De positie van Friesland in de Middeneeuwen is een mooi voorbeeld van de gradueerbaarheid der souvereiniteit. De onafhankelijkheid van dit landschap wortelde in de afhankelijkheid van het Duitsche Rijksgezag. De opkomst van het Bourgondische vorstenhuis, dat als één v^n de eerste een politieke eenheid vrilde smeden van een verzameling graafschappen, hertogdommen enz., was een symptoom van het ten einde loopen der Middeleeuwen. De moderne eenheidsstaat met zijn gecentraSiseerde machtsuitoefening kwam op. Bodin was de groote theoreticus van de absolute monarchie, die alle politieke eigenbeschikkingsrechten binnen de grenzen van een koninkriik wilde opheffen (de practijk bracht Lodewijk XIV). Niet alleen het afstaan van gezag binnen het kader van een rijk, wordt tegenwoordig beter dan vroeger gezien, ook in de rechtsorde der volkeren onderling ziet men in het afstand doen van sommige souvereine rechten heil; men denke aan de U. N. O.

Het blijkt dus dat de vrijzinnigheid met het proclameeren van het beginsel der nationaliteit zeker niet zoo progressief is, als ze zich wel wil voorstellen. Het Utrechtsche standnunt heeft zijn zakelijke rechtvaardiging in de geschiedenis gekregen, het is modem en realistisch.

Los-em-an stond reeds in 1930 op het standpunt van Soekarno. De revolutie met de penhouder is aitiid eerder dan die met het srewesr. De pen-gun komt eerst, dan de sten-gun. Van Mook c.s. hebben hun denkbeelden gevormd en geleerd, nu brengen de extremisten van Soekarno ze in practijk. Aan de vernietiging van den staat gaat weer vooraf de vernietiging van het staatsrecht. Wil men een schip doen stranden, dan ontreddert men eerst het stuurwerk. Artikel één van de Indische staatsregeering is de spil van de Riikseenheid. Toen 'één van de leerlingen van Prof. Gerretson dit in een proefschrift genoneerd had kwam er felle critiek van Prof. Logeman. Hij zeide dat het koninkrijk uit viep rechtsgemeenschfi.ppen bestond met vier eigen besturen. Als rudiment van do vroegei'e koloniale verhoudingen tusschen Nederland en Indië zag hij de functie van den m'nifjter yan koloniën in het Rijksbestel. In v/erke1iikheid is de minister van Qverzee'^che gebiedsdeelen een representant van het koninkrijk, a's in tesenstelling met den srouverneur-generaal, die de belangen van het Indische deel des koninkriiks dient te behartigen. De politieke spanning tusschen koninkriik (geheel) en Indië (deel) worden opgevangen en geneutraliseerd in de correspondentie tusschen minister en gouverneur-genera'al. Dat deze correspondentie tot de ., , aroana" behoorde in het staatsbestel is *' een zeer verstandige regeling te noemen, omd3, t hierdoor het ontstaan' van een publiek conflict, met al den aankieve van dien, als het uit motieven van ze/fhandhavi^ en eer willen vasthouden aan eigen opvatting, voorkomen werd. Juist ook hieruit is het te verklaren, dat een werkelijk scherp conflict zoo uiterst weinig voorkomt. Zooals men in een werkelijk huwelijk reeds uit vrees voor conflict en uiteengaan, al zijn krachten inspant om onderling strijd te voorkomen, zoo hoort het ook te wezen tusschen het koninkrijk en het deel Indië, die elkaar ontm_oeten in de briefwisseling van minister en gouverneur-generaal. Zooals vermeld ontkende Logeman theoretisch de afhankelijkheid van den gouverneur-generaal; iedere daad van het „koninkrijk" In den persoon van den minister beschouwde hij als , , abuse du pouvoir".

- Een onverzoenlijk conflict tusschen minister en gouverneur-generaal kan slechts eindigen doordat "de laatste aftreedt. Dit had kort geleden plaats, toen de uit Japansche gevangenschap teruggekeerde Jhr Tjarda, het niet eens bleek met de politiek van de regeering.

Nu de practijk van hét de Rijkseenheid ondergravend beginsel:

Aanvankelijk werden de Nederlandsche bestuursambtenaren, na de bevrijding van de Japanners door Amerikaansche troepen, met vreugde ingehaald. In het Oosten van den Archipel waar de vijand het eerst verdreven werd hadden de bewoners, óf afkeer van het Japansche barbarisme óf zagen zij in dat

de geestelijke verweuitschap, de rastegen^tellingen overjjruggen kan, dat het geloof de natiën samenbindt. Hier bleek dus, dat juist de werkzaamheid van de Zending in het geheel niet staatsontbindend had gewerkt, zooals in vroeger dagen de vrijzinnigen veronderstelden. Op Java liep het echter anders dan in de Oostelijke buitengebieden. Toen de Japanners -zagen, dat het mis ging richtten zij de Republiek Indonesia op. Zij volgden het zelfde systeem als ze in Birma, Indo-China enz. hadden toegepast: help een regeering op de been uit de eigen bevolking van het gebiedsdeel, dat verloren dreigt te gaan, om het den gehaten Westerling zoo lastig mogelijk te maken.

Daarnaast, onderscheiden van de organisatie der Republiek is er nog de militaire organisatie, die der Pemoeda's. Het zijn gewapende benden, ontstaan uit een soort Japansche uitgave van de Landwaoht of de Hitler-Jugend. Om te begrijpen waar Japan deze menschen vandaan heeft gehaald, heeft men zich de toestand op Midden- en Oost-Java gedurende de Japansche bezetting in te denken.

Java was in deze deelen overbevolkt en de bevolking was alleen door een drievoudige combinatie van werkzaamheden in staat zich zelf het onderhoud te verschaffen.

In de eerste plaats verbouwde de kleine boe» zelf. In de tweede plaats verhuurde hij zijn land aan de Westersche suiker-industrie. Ten derde verhuurde hij zich in de suikerfabriek als arbeider. Het bevolkingsoverschot, dat dank zij den gestadigen aanwas, geen werk meer kon vinden emigreerde via Soerabaja naar Sumatra. Deze laatste mogelijkheid te benutten werd door de Japanners verboden en doordat het Japansche ingrijpen in het economische leven tevens de uit het Westen stammende industrieën stil zette, was de economische toestand der bevolking tijdens de bezetting verre van rooskleurig. Men schat dat er 4 a 5 millioen menschen gestorven zijn van den honger. Opgroeiende jongeren, die geen mogelijkheid meer zagen op normale vvijze zich brood te verkrijgen, trokken in benden op rooftocht, het z.g. rampokken. In den eersten tijd richtte zich hun activiteit tegen de Japanners. Een historische parallel zag spreker in de boerenopstanden en -oorlogen aan het einde der M.E., toen de hongersnoodtoestand een gunstige toebereide bodem verschafte voor het zaad van revolutionnair gezinde religieuze bewegingen (Wederdoopers b.v.). Later heeft Japan deze door-brood-nood-benauwde en avontuurlijke jongeren met zijn propaganda-apparaat geleid om in zijn dienst te treden. Toen de capitulatie van Japan een feit geworden was, hebben ze zich bewapend met de wapens van de Japanners. De laatsten verzetten zich daar niet tegen en werkten het in de hand. Formeel veranderde deze semi-militaire roofbende wel van karakter, maar dat was alleen maar een camouflage poging. Dit bleek wel heel duidelijk uit het parool, dat de Japansche bevelhebber'in zijn laatste proclamatie hun toeriep: „Doet Uw plicht". De Pemoeda's zijn door de Japansche propaganda opgehitst tegen al wat blank en Nederlander is en hun fanatisme richt zich ook tégen het Christendom. De Japanners hebben door Japansche Mohammedanen den kleinen heiligen oorlog doen afkondigen, om de blanken-haat nog te sterker te doen worden door medewerking van religieus fanatisme. Het getal der Pemoeda's bedraagt plm. 100.000, dat is dus betrekkelijk weinig vergeleken bij de millioenentallen weerbare mannen, die op Java v/onen. Het was zaak geweest zoo snel mogelijk met hen af te rekenen, immers nü is het zoover, dat zij het geheele eiland bijna terroriseeren en niemand het waagt zich publiek tegen hen te verheffen uit hoofde van gevreesd lijfsgevaar. Dit „schoonmaken" van Indië, van Japansche filiaalinstellingen en organisatiss behoorde tot de taak der oorlogvoering, het beteekent niets anders dan den door Japan met opzet achtergela, ten en gecamoufleerden legertros te ontdekken en gevangen te nemen. Dat op den 5den Augustus aan de Japansche capitulatie voorafgaande, de Indische Archipel werd ingedeeld bij de Engelsche militaire zone, was er de oorzaA van dat de Engelschen geheel onvoorbereid waren. Zij hadden geen tijd gehad om voor de bezetting van zulk een groot gebied behoorlijk voorzieningen te treffen, waar bij kwam dat de oorlogsmoeheid zich hier eveneens deed gevoelen. Ook de invloed van de inmiddels aan het bewind gekomen Labour-regeering deed zich gelden.

7 September kwam het bevel van Mountbatten af aan den Japanschen bevelhebber van ïava om de leiding der Republiek te arresteeren. Deze daad van Mountbatten was volkomen correct. Nü zegt men: de Nederlandsche Regeering had feitelijk geen recht en daarom ging ze onderhandelen. Men kan wel wenschen Soekarno c.s. gevangen te nemen, maar dat was onrechtvaardig en daarom ging men praten. Wanneer wij nu Indië zouden gaan bezetten dan zou dat in wezen precies zulk een zaak zijn als de Duitschers op 10 Mei 1940 deden. Deze meening moet evenwel afgewezen worden, het recht kan alleen maar bloeien binnen de omtuining van de macht. Het brengen van Nederlandsche troepen in Indië - kan niet melt 10 Mei '40> vergeleken vsrorden, het zijn geen aequivalente gevallen. Hier gaat het om den band van het koninkrijk, , en de daar binneL in stand te houden rechtsorde. De overheid draagt het zwaard om het recht te doen zegevieren, de militie en de justitie zijn haar machtsinstrumenten. Onze regeering heeft op dit punt haar taak verwaarloosd. "

En het moge zoo dierbaar klinken wanneer men de houding der Regeering kenschetst als vredeswerk, toch behoort de Regeering bij haar hoogste taak te blijven, waartoe zij geroepen is, het Zwaard te dragen. Was zij in Augustus paraat geweest, wie weet hoe veel te sneller de orde v/eer hersteld zou zijn geweest. De Javanen rekenen immers evenals de Duitschers méér met feitelijke macht dan met rechtsbevoegd gezag. Het „Weltgeschichte ist Weltgericht" van : de Duitschers, ligt hen in de practijk zeer nabij. Tjarda nam het rechte standptmt in, toen hij zich niet wilde leenen voor onderhandelingen met revolutionnairen en veeleer de militaire phase van den , , schoonmaak" wilde afwachten, dan nu reeds het burgerlijk bewind te gaan voeren, nu de chaos met het eenige, radicale middel, gezagshandhaving met het zwaard nog nie. was opgeruimd. De Regeering en haar aanhang vindt het „Rebel is rebel" veel te scherp. „Formeel" is het wel een opstand, maar men moet dit psychologisch aanpakken. We , , praten" den opstand omver. Daarenboven zegde de Regeering toe niet met Soekarno te praten. 16 October accepteerde de Staten-Generaal dit aarzelend. Prof. Schermerhorn sprak duidelijk uit, dat er niet onderhandeld, maar alleen gesproken zou worden, en dan nog alleen met hen, die in het koninkrijk wilden blijven. Men begon dus foutief: samenspreken om zoo tot het deel: herstel der rechtsorde te geraken, terwijl de machtshandhaving, de eerste bouvi^steen voor recht en billijkheid t.a.v. de in Indonesië levende bevolkingsgroepen, verwaarloosd werd. Men maakte bovendien de capita!^, fout bij het bepalen van de groep van personen met wie men zou spreken een onjuist criterium te hanteeren. Dit had moeten zijn: erkenning van het gezag van het koninkrijk en m^en nam genoegen met: non-coUaboratie en gematigdnationalisme. Men vergat de gulden rechtsregel, dat over één territoir geen twee souvereinen tegelijk zeggenschap kunnen hebben.


1) voorzoover hiermee bedoeld is aan te duiden de autonomie der lagere overheidsinstanties: provincie, gemeente, cf. C. Yesnhof, Souvarainiteit in eigan kfing, p. 43 e.v.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 maart 1946

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT HET POLITIEKE EN SOCIALE LEVEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 maart 1946

De Reformatie | 8 Pagina's