GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Bezwaarden over en onder de synodocratie. 25

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bezwaarden over en onder de synodocratie. 25

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op één getuigenis aangaande het dogmatisch geschilpimt'moet ik in dit verband nog wijzen. Het is — ik zeg dit aanstonds — verreweg het belangrijkste. Want het is de „Verklaring van Gevoelen" der bezwaarden.

Om de groote beteekenis van dit document te verstaan is het n^odig iets te weten omtrent zijn geboorte.

Zooals bekend is, dienden een tiental broeders bij de Synode van 1943 bezwasirschriften in tegen de leeruitspraken van 1942. Deze Synode benoemde een commissie welke de ingebrachte bezwaren zou onderzoeken om daaromtrent aan de Synode te rapporteeren. Het resultaat van, den arbeid dezer commissie was het hemelhoog geprezen, grondig verfoeide, steeds meer verdonkeremaande, maar door alle Synodes toch zakelijk geheel als zoodanig gehandhaafde „Prae-advies".

In dit „Praeadvies" werden alle bezwaren, , zoo radicaal als maar eenigszins mogelijk is, afgewezen en tegelijk werden de beruchte leeruitspraken tot in haar meest verborgen schuilhoeken doorlicht. ledere twijfel omtrent de bedoeling van die leerbeslissingen en alle misverstand dienaangaande werden daardoor volkomen weggevaagd. De „zakelijke inhoud" van wat de Syrïbde van 1942 had! vastgesteld was nu mst scherpe lijnen gefixeerd. Ieder wist toen officieel en volledig waar de kerken en haar leden aan toe waren.

In het synodale besluit, waarin tot de volstrekte afwijzing van alle bezwaarschriften werd besloteii komt nu ook de zinsnede yoor, dat de Synode de verwachting uitspreekt, „dat de bezwaarde broeders door de in het Rapport der praeadviseerende Commissie bijgebrachte argumenten van de juistheid der betrokken uitspraken overtuigd zullen worden; en ter bevordering hiervan een vijftal deputaten te benoemen, die hen tot een samenspreking zullen hebben uit te noodigen en daarna de Synode van rapport en advies zullen dienen".

Op grond van dit besluit werden nu ook de broeders: dr S. O. Los, ds Joh. H. Rietberg, dr R. Schippers, dr M. B. van 't Veer en ds F. de Vries, die gezamenlgk hun bekende bezwaarschriften hadden ingediend, tot een samenspreking uitgenoodigd.

De eerste ontmoeting tusschen de synodale commissie, waarvan prof. Berkouwer voorzitter en o.a. prof. "Den Hartogh en prof. J. Ridderbos leden waren, vond plaats in October 1943. Tijdens die samenspreking geschiedde iets, dat later van de allergrootste beteekenis zou worden, ipc zal wat plaats vond weergeven in de woorden van ds De Vries, die aan deze conferentie deelnam.

„Op een bepasild moment opperde prof. Dien Hartogh de gedachte, dat de bezwaarden, die in hun bezwaar­ schriften bepaalde meeningen hadden afgewezen, een stuk zouden opstellen, waarin ze dan uiteenzetten, hoe ze wèl over de in discussie zijnde dingen dachten. Dan zouden de deputaten der synode daarover hun oordeel kunnen laten gaan en kimnen nagaan, of dat aanvaardbaar was. Dat was een alleszins sympathieke voorslag, want op die manier zou het wellicht mogelijk zijn, de eenheid, die toen al gevaar liep teloor te^gaan, te bewaren. Prof. Berkouwer, de voorzitter van deputaten, sloot zich bij den voorslag van prof. Den Hartogh aan en ook prof. Ridderbos ging er mee accoord, al merkten de bezwaarden toen reeds, dat hij er niet zooveel voor voelde als zijn collega's".1)

Deze vijf broeders waren zich onmiddellijk zeer diep bewust van de draagwijdte van dit verzoek. S y n o - dale deputaten hadden officieel een verzoek tot de bezwaarde broeders gericht hun gevoelen ten aanzien van de in geding zijnde dogmatische kwesties aande synode mee te deelen! Hierdoor werd de situatie van het conflict opeens gewijzigd. Tot dusver was deze immers aldus: de Synode maakte leeruitspraken en gaf toelichting. Daartegen werden bezwaarschriften ingediend. Deze moesten uitteraard een antithetisch karakter dragen. Ze moesten gefundeerd a f - w ij z e n wat in de synodale leerstellingen niet goed was. Zoo verkregen die bezwaarschriften een in hoofdzaak negatieve tendenz. En precies hetzelfde moet gezegd worden van de samensprekingen, welke na de afwijzing van de bezwaarschriften volgden. Ook die moesten, zooals vanzelf spreekt van de zijde der bezwaarden vooral bestaan in het kri'tiseeren van •wat in dat Praeadvies werd opgemerkt. Bovendien werden ze gehouden nadat alle bezwaren radicaal van de synodale tafel waftn geweerd. Feitelijk waren deze samensprekingen dan ook geen samen sprekingen over de dogmatische verschillen. Van de zijde der Synode beschouwd, waren ze niets anders dan pogingen, welke de Synode door middel van haar deputaten aanwendde, om de b e z w a a r d e n te bewegen zich.b ij de o n w r i k b a a r v a s t s t a a n d e afwijzing van hun gravamina neer te leggen. Ze wa-°ren immers verworpen. Aan dat feit kon en mochtindebesprekingen niet meerworden getornd!

Maar — nog eens — nu werd de situatie anders. Nu werden de bezwaarden officieel uitgenoodigd aigen gedachten omtrent de geschilpunten te" formuleeren. Nu behoefden ze niet langer bezig te zijn met het wel noodzakelijke, maar tegelijk ook zoo doodelijk vermoeiende critiseeren en afwijzen. Nu waren ze nok niet langer blootgesteld aan het aan deze wijze van doen inhaerente gevaar van het accentueeren der verschillen en het niet voldoende in het licht stellen van de overeenkomst tusschen wederzijdsche opvattingen.

Het was dan ook geen wonder, dat de vijf genoemde broeders, doordrongen van de beteekenis van een verklaring als werd gevraagd, aanstonds alle broeders, welke bezwaarschriften hadden ingediend, samenriepen met nog een aantal geestverwanten, om, indien dat mogelijk zou zijn, gezamenlijk het gevraagde stuk samen te stellen.

Nog zeer levendig herinner ik mij de samenkomsten welke voor de opstelling van deze Verklaring werden gehouden. Er heerschte vreugde, dankbaarheid en heilige ernst. Nu mochten wij voor de Synode «impel en klaar zeggen wat we ten aanzien van verbond, belofte en doop altijd reeds hadden geleerd. En dan moest het immers duidelijk worden, dat wij in niets van de Schrift afweken en geheel conform de belijdenis beleden! Dan moest toch een waarlijk kathclieke en reformatorisch gezinde Synode tot het inzicht komen, dat van onze zijde geen gevaar was te duchten! En dan zouden de nevels opklaren en konden we ons weer eendrachtig werpen op de groote, eerste taak van toen: kerk en kinderen Gods te z^n in den zwarten nacht van oorlog, bezetting, honger en rechteloosheid, - ons fegelqk voorbereidend op den chaos welke daarna onherroepelgk komen moest!

En zoo werkten en worstelden we. E^ was toen iets feestelijks, iets zonnigs in onze harten, die reeds zoolang door de afschuwelijke kerkelijke misère met zorg en bittere droefheid waren verviiild geweest.

Na de eerste voorloopige besprekingen werd aan dr Schippers en ondergeteekende opgedragen een concept samen te stellen, dat op een volgende vergadering tot uitgangspunt voor de besprekingen zou dienen. In de voorbereiding daarvan kwam ik op de gedachte onze positieve gedachten in een aantal stellingen te formuleeren. Ik had daarbij de dankbaar aanvaarde medewerking van drs C. van Dijk, toen ouderling te Utrecht. Ook weet ik nog, dat ik ze o.a. aan Ad Kuyper liet lezen en ik herinner me nog heel goed hoe enthousiast en dankbaar hij was èn met dezen gang van zaken èn met de stellingen zelf. Op volgende vergaderingen is toen met groote zorg het stuk vaistgesteld.

Ik wil daarvan nog twee bijzonderheden vertellen. Een groote moeilijkheid bij de besprekingen was de formuleering van onze gedachten omtrent Gods verbondsbelofte. Wij waren allen volkomen homogeen hierin, dat Gods belofte als zoodanig volstrekt onvoorwaardelijk gegeven wordt; dat ze het onoverwin-85

nelijke instrument in de handen des Geestes is om het geloof te werken en daardoor eigen realiseering in de uitverkorenen te bewerkstelligen. We hielden van harte vast, dat deze vervulling der belofte geheel geschiedde krachtens Gods souvereine genade, volkomen onafhankelijk van eenig menschelijk doen of eenige menschelijke medewerking. Maar tegelijk wilden we vasthouden, dat volgens de Schrift de vervulling der belofte overeenkomstig Gods raad alleen geschiedt in den weg van, of, anders gezegd: door het intermedium van het geloof.

De groote vraag was evenwel: hoe moeten we dit alles nu zóó duidelijk en zóó ondubbelzinnig formuleeren, dat in de precaire situatie van die dagen omtrent onze opvattingen en bedoelingen geen misverstand zou ontstaan. Ik herinner me nog als den dag van gisteren, dat een van ons tijdens de discussie over deze kwestie de idee lanceerde ons in deze kwestie aan te sluiten bij wat prof. Berkouwer daaromtrent in zijn boek over het Roomsch-katholieke dogma schrijft. Indien dit mogelijk zou blijken, zou dit tevenseen uitstekend middel zijn om de standpunten te verzoenen. Kon er iets mooiers geschieden dan dit, dat we ons in de eigenlijke, de centrale en tegel ij k de neteligste kwestie aansloten bij wat de Voorzitter van de Synode zelf d a a r o m ­ trent had gedoceerd? Nauwkeurig werd toen bekeken, wat prof. Berkouwer had geschreven. Allen konden zich daarin zonder eenige reserve vinden. En zoo kwam in de Verklaring van Gevoelen de nu bijkans beroemde zin: Hierom gelooven wij dus, dat God die belofte slechts in den weg der g e l o o f s g e h o o r ­ zaamheid van hen die de belofte ontvingen, vervult. Dat we ons zoo bij de beschouwingen van prof. Berkouwer konden aansluiten ervoeren we als een gebedsverhooring, als een bizondere leiding van onzen hemelschen Vader. 2)

En nog één bizonderheid over het ontstaan van onze Verklaring wil ik vertellen — we hebben trouwens niets daaromtrent te verzwijgen — ze is deze, dat de huidige, definitieve redactie van de tien stellingen, waarin deze Verklaring haar afsluiting vond, van de hand van prof. Greijdanus zijn. 3)

Met groote dankbaarheid werd nu de Verklaring aan de synodal^ deputaten opgezonden. Met geweldige spanning en in voortdurend gebed werd afgewacht, wat zij zou uitwerken.

Zou God haar als een middel gebruiken om het al feller wordende conflict op te lossep-in een heerlijken vrede? Zou ze genade vinden in de oogen der Synode? En als er kritiek zou loskomen waarin zou ze dan bestaan? 4)

Wat is het toen allemaal vreemd en afschuwelijk gegaan! Niemand onzer heeft, zelfs in zijn meest som.bere oogenblikken, kunnen droomen, dat de ontwikkeling der dingen zoo ontzettend, on-kerkelijk en ergerlijk zou worden.

Wat de niet officieele reacties op deze Verklaring van Gevoelen betreft: prof. Grosheide noemde haar niet vrij van remonstrantsche smetten en wees ter adstructie van zijn beweren op één uitspraak en wel het zinnetje dat we van prof. Berkouwer hadden overgenomen! Het was een moment van trieste humor in de zwarte geschiedenis varP die dagen.

Honderd maal erger evenwel was wat ter Synode geschiedde.

Op 10 November 1943 bracht prof. Ridderbos ter Synode verslag uit over de samenspreking, welke met dr Los e.a. werd gehouden. Maar wie schetst oftze verbazing toen zijn rapport met geen enkel woord van de door deputaten zélf gevraagde Verklaring van Gevoelen gewag maakte! En in het toen daarop volgende debat deze Verklaring natuurlijk ter sprake kwam, reageerde prof. Ridderbos daar nonchalant op in dezen trant: De commissie had niet tot taak het standpunt van de bezwaarde broeders inzake het verbond te onderzoeken al kwam hun standpunt natuurlijk wel eens in het geding. Daarbm had de commissie ook niet tot taak op die tien punten der bezwaarden in te gaan!

Dat zei de man, die wist dat de commissie, waarvan hij lid was zélf heel officieel om die verklaring had gevraagd !

En het resultaat van alle discussie ter synode was, dat het stuk, dat naar het oordeel van de commissie een brug had kunnen vormen om tot elkander te komen ten slotte door de synode volkomen werd genegeerd.

Als men dit alles na enkele jaren nog eens weer overweegt, deinst men ontzet terug voor het volstrekte gemis aan ware broederlijkheid; het volkomen tekort aan liefde van de moeder-kerk voor haar kinderen; het algeheele ontbreken van werkelijke, zakelijke zorg voor de rust en de eenheid der kerken, waar-" over de Synodes van toen dag in dag uit spraken.

Nog éénmaal zou met de bezwaarden door dezelfde synodale commissie gesproken worden. Spoedig daarop, onmiddellijk vooreen volgende synodezitting kwam men samen. V/e geven weer aan ds Die Vries, ook toen weer een van de participanten in deze ontmoeting, het woord om te vertellen wat er toen voorviel. Op de vraag van de bezwaarde broeders. Waarom over de gevraagde Verklaring ter Synode niets was gezegd — aldus ds De Vries — antwoordde prof. Ridderbos, dat dat was, omdat 'de „Verklaring van Gevoelen" niet beantwoordde aan de bedoeling, die deputaten daarmede hadden gehad; de bezwaarden hadden moeten ingaan op het Praeadvies, enz. en dat hadden ze nagelaten. Nu was daarover bij de vorige samenspreking ook door prof. Ridderbos, geen woord gezegd. Prof. Berkouwer en prof. Den Hartogh kwamen dan ook op tegen wat door hun collega werd gezegd, en zeideï, dat de „Verklaring van Gevoelen" wél beantwoordde aan den opzet! Logisch was toen geweest, als de deputaten (en de synode) alsnog op de „Verklaring van Gevoelen" waren ingegaan, het stond toch 2, bij wie de yoorzitter, tegen 1 (de twee andere deputaten hebben zich toen over deze kwestie niet uitgelaten), maar prof. Ridderbos negeerde de opmerkingen van zijn mede-deputaten volkomen, en de zaak werd als afgedaan beschouwd. Van de in de eerste samenspreking aanwezige 10 broeders (5 deputaten en 5 bezwaarden) hebben 2 zich niet uitgelaten over de vraag, of de „Verklaring van Gevoelen" aan de bedoeling beantwoordde, 7 (zegge zeven) broeders waren van oordeel, dat dit wel het geval was, en 1, zegge en schrijve één, ontkende dit. Toch was de invloed van prof. Ridderbos zoo groot, dat naar zijn meening gehandeld werd (of moet ik zeggen: dat zijn zin gevolgd werd? )"

Als men deze dingen leest vraagt men zich in verbazing en ergernis af: tot wat voor een nivieau is een kerkengroep van zoo grooten omvang neergezonken, dat ze zich door één man op zoo'n wijze laat ringe!ooren ?

Op de onmiddellijk na deze samenspreking gehouden synodevergaderingen werd over de Verklaring van Gevoelen niet meer geisept! Alleen, werd toen het katastrofale besluit genomen, dat in de Gereformeerde Kerken niets mocht geleerd worden wat „met de betrokken leeruitspraken niet ten volle in overeenstemming is".

Nog eenmaal kreeg de synode de kans om in verband met de Verklaring van Gevoelen haar moederlijke liefde; haar begrijpende, teere zorg; haar wil tot verstaan; haar vurige begeerte om te winnen^ haar ernst in het bewaren der eenheid te toonen. Want dr Van 't Veer schreef aan de Synode een brief: ^et was — ik weet het — de kreet van een gescheurd hart, de laatste, bijna wanhopige, poging van een trouw zoon der kerk om alsnog een katastrofe te voorkomen. Hij vroeg daarin, of hij uit het stilzwijgen der synode omtrent de ingezonden Verklaring mocht constateeren, dat de synode er althans niets onrechtzinnigs in gevonden had?

Als. de synode toen had gezegd wat later metterdaad werd en Wordt uitgeroepen: U moog^ zoo gerust preeken en leeren — dan was de groote ellende voorkomen geworden!

Maar neen: de synode besloot in haar zitting van 25 Febr. 1944 aan dr Van 't Veer te schrijven, dat de Verklaring van Gevoelen op de synode niet aanhangig is geweest en uit het stilzwijgen van de synode geenerlei conclusie mocht worden getrokken. Er. dr Van 't Veer werd verwezen naar het "besluit van 16 Dec. 1943, waarin de synode had geordonneerd dat niets geleerd mocht worden, dat met de vastgestelde leeruitspfaken niet ten volle overeenstemde.

Kan iemand den kiiren, formalistischen geest, die in zulke besluiten openbaar wordt, als uiting van het ware leven van Christus' kerk verstaan? Moest de Synode niet oordeelen? Ze had. zelf d o o r haar deputaten dat stuk gevraagd! En als er iets op aan te merken viel, moest ze als trouwe wachteres van Gods waarheid en over 's Heeren kudde, o n g e a c h t of het stuk gevraagd of ongevraagd o(p haar tafel was gedeponeerd, dat scherp en duidelijk zeggen!

Maar neen, zoo deed de Synode niet!

Haar leiders zagen onmiddellijk, wat wij thans ook duidelijk zien, dat ieder antwoord voor de synodale zaak uiterst gevaarlijk was. Als de Synode de gegeven Verklaring afwees, zou haar afwijking van de reformatorische leer; haar sectarisme in het afknijpen van wat ten allen tijde, ook in de kerken van Afscheiding en Doleantie was geleerd; en haar gemis aan ware katholiciteit en oecumeniciteit. in het zakelijk uitdrijven van ware Schriftgetrouwe ambtsdragers en leden overduidelijk en voor haar vernietigend aan nog méér» tienduizenden openbaar worden. Maar als zij de prediking en het leeren van\^wat in de Verklaring van Gevoelen was vastgesteld toeliet, dan was djmamiet onder haar constructies gelegd, dan zou deze klare, heldere, concrete Schrifttaai ongetwijfeld de harten van Gods volk al meer gaan veroveren.

En daarom weigerde zij te spreken.

Is dat niet de eenig mogelijke uitweg voor mannen die niet durven te profeteeren?

Maar deze Verklaring werd oMier de aanhangers van de Wijsbegeerte der Wetsidee met groot enthousiasme ontvangen! Trouwens de meesten van hen, die er aan hadden meegewerkt waren leden van de Vereeniging voor Calvinistische Wijsbegeerte. En was deze Verklaring van Gevoelen niet een prachtig specimen van wat deze Wijsbegeerte als criterium van een confessioneele 'uitspraak had opgesteld, n.l. het simpele naspreken van de Schrift met zorgvuldige vermijding van alle constructie van en beschouwing over wat de Schrift zegt? "

Ds J. M. Spier was zelfs zoo verrukt, dat hij haar tot kerkelijke belijdenis wilde promoveeren.

Daar waren haar opstellers evenwel'niet voor te vinden.

Maar wel ontdekten ze tot hun vreugde, dat de , .Verklaring van Gevoelen" de uitdrukking was van wat in de kringen van de wijsbegeerte-der-wetsideeërs gangbare meening, ja, vaste overtuiging was en op zijn minst als vplkomen confessioneel werd beschouwd.


1) Zie zijn artikelen over „De Brochure der Friesche Predikanten" in: Orgaan, weekblad van den Bond van Geref. Meisjesvereen. in Nederland, van 21 Nov. 1947.

2) De bewuste uitspraak van Prof. Berkouwer luidt: „Wanneer we zeggen, dat de Roomsche kerk op dit zoo beslissende punt den aard van Gods beloften over Zijn kerk heeft misverstaan, en ten onrechte die belofte heeft gezien als een opzichzelfstaande garantie, dan mag men In deze kritiek, die uitgaat van de verbondenheid van belofte en roeping niet zien een afhankelijk maken van de belofte van een door ons te vervullen voorwaarde In dien zin, dat de rijkdom der genade ten slotte in onze handen wordt gelegd. Want het gaat hier niet om een verdeeling tusschen wat God doet en wat de menschen doen, maar om het feit, dat slechts In den weg der geloofsgehoorzaamheid de belofte van het verbond haar vervulling vindt", a.w. p. 139/40.

3) Deze tien stellingen lulden als volgt: Wij gelooven op grond van de Heilige Schrift en belijden In overeenstemming met de formulieren van Benigheid en de Liturgische geschriften:

1e. dat alle kinderen in zonden ontvangen en geboren zijn en daarom aan allerhande ellendigheid, ja, aan de verdoemenis zelve onderworpen zijn. (Doopsformuller).

2e. dat God in Christus zijn genadeverbond heeft opgericht met de gelooVlgen en hun zaad. (Gen. 17 : 7; Gal. 3 : 14, 29).

3e. dat daarom alle kinderen der geloovigen verbondsklnderen zijn. (Hand. 3 : 25).

4e. dat al die kinderen heilig (1 Cor. 7 : 14) of in Christus geheiligd zijn (1 Cor. 1 : 2, Doopsformuller).

5e. dat derhalve aan al die kinderen de heilsbelofte van dat verbond toekomt (Hand. 2 : 39).

6e. dat dus voor al die kinderen de doopsbediening is beteekening en verzegeling aan hen van het verbond der genade of öifs heilsbelofte (Gen. 17 : 11, 13—14, Doopsformuller) .

7e. dat derhalve al die kinderen met grooten ernst geroepen worden, die heilsbelofte met een waar geloof aan te nemen (Hebr. 4:1).

8e. dat zoovelen van die kinderen deze belofte met een geloovlg hart aannemen, zij dat doen krachtens de wederbarende genadewerking des Heiligen Geestes, naar Gods eeuwige verkiezing (Jer. 24 : 7; Ezech. 11 : 19; 36 : 26, 27).

9e. dat de kinderen, die deze belofte niet van harte aannemen, deswege als bondsbrekers een zwaarder oordeel treffen zal (Lev. 26:15.vgl. 44; Deut. 31:20; Rom. 11 : 28—30; Hebr. 12 : 25 vgl. 10 : 28—31).

10e. dat steeds gedacht moet worden aan de vermaning om toe te zien, dat niet bij iemand dergenen die der hemelsche roeping deelachtig zijn, zij een boos en ongeloovig hart om af te wijken van den levenden God (Hebr. 3 : 1, 12).

4) Er zijn van deze „Verklaring van Gevoelen" twee edities in omloop. Vooreerst één onderteekend door de vijf genoemde broeders. Deze editie is een afdruk van het stuk, dat door dit vijftal ^an de Synode werd gezonden. Omdat de Synode alléén van deze Vijf een verklaring had gevraagd, stonden onder het aan de Synode gezonden stuk alleen déze namen. Onder de algemeen verspreide editie staan, behalve de namen van de genoemde vijf benevens ook die van de andere opstellers en inzenders van bezwaarschriften: D. V. Dijk, , S. Greijdanus, H. Meullnk, D. Roorda. '

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 december 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

Bezwaarden over en onder de synodocratie. 25

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 december 1947

De Reformatie | 8 Pagina's