GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

TOT „ENTSCHEIDUNG” BRENGEN II

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

TOT „ENTSCHEIDUNG” BRENGEN II

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

HET N, S, B.-GEVAL TE BERKEL

In aansluiting op ons artikel „Tot Entscheidung brengen" in ons vorig nummer nemen we nu eens de brochure „Partij-Orde öf Heilige Orde" ter hand; ze is verschenen bij Drukkerij K. Haak, Berkel, Z.-H., en bevat publicatie van officieele stukken, met toelichting, door de buiten het verband der A.R. Partij gehouden kiesvereeniging „Schrift en Historie" te Berkel en Rodenrijs.

Dieze vereeniging is opgericht 12 April 1946. De publicatie der stukken is geschied, omdat men van meening is, dat het conflict te Berkel-Rodenrijs zijn consequenties heeft voor allen. Dat geloof ik ook. Maar in verband met de — zie vorig artikel — ons gestelde vragen, stel ik voor mij de kwestie: is het geval-Berkel zóó d u i d e 1 ij k, en de daar aangenomen houding van het Centraal comité zóó principieelduidelijk, dat hiermee reeds een beslissing verkregen werd, die door haar evidentie als criterium van algemeene beteekenis kan gelden?

Laat ons zien.

De aanleiding lag hierin, dat op 3 Jan. 1946 te Berkel voor de eerste maal aanwezig was een synodocratische dominee; hij heet B. J. A. Streefkerk, en is geboren op 19 Nov. 1912. Een paar jaar na het uitbreken van den oorlog deed hij voor het eerst intree, n.l. 13 Oct. 1940; toen waren de Duitschers dus al in Nederland, en zat — vanwege N.S.B.-methoden, die de jonge dominee dus kon waarnemen — ondergeteekende in de gevangenis. Deze predikant is, vergissen we ons niet, dezelfde, als van wien de Kamper Almanak 1931 meldt, dat hij daar propaedeutisch student was geworden, maar die van 1932, dat hij, tegelijk met de heeren Richel, Kedde, Van Egmond was overgegaan „naar elders". Dat elders beteekent dan: V.U. Ze kwamen sinds onder de leiding van dr V. Hepp en zoo. Wiens geest dan ook op den leerling Richel ia gevallen.

Of het nu van zoo iets kwam, of van wat anders, meldt de historie niet, maar feit is, dat deze geestelijke leider, die voor het eerst de handen uitbreidde over Gods geslagen volk in de maand October 1940, later over de N.S.B, schreef, en zulks kort nadat „De Heraut" door de Geallieerden verboden was, en ons land door de Canadeezen bevrijd. Hij schreef over de N.S.B. anno 1945. En wel op den elfden dag van de zevende maand des jaars. En dit in de Enschedesche Kerkbode. En de Heer Scheps maakte zijn schrijven wereldkundig daarbuiten.

U zegt: geen wonder, dat een leider der slachtschapen Christi, die enkele maanden na den intocht der Duitschers den herdersstaf over hei^ opneemt, en enkele maanden na den duitschen uittocht de inktpen weer in de hand neemt, over de N.S.B, schrijft? Hij heeft toch in al die jaren in spanning gezeten? En zijn nieren verlangden toch zeer om nu eindelijk eens te mogen medegetuigen ?

Zeker, zeker. Maar, beminde lezer, u is wat haastig. De predikant schreef wel de letters N.S.B., maar bedoelde daarmee, naar eigen zeggen, anders zou ik 't niet durven beweren: Nieuwe Schilder Beweging. Hij beweerde den volke, dat déze N.S.B. , , in de leer schijnt geweest te zijn bij een beweging met gelijkluidende beginletters". En, misschien gedachtig aan de artikelen van dr Hepp in „Credo" tijdens den oorlog, en aan die van dr H. H. K. in „De Heraut" kwam hij verzuchten: „Velen blijken de leerschool, die we helaas moesten doorloopen, niet voldoende te achten en nu een na-acte op kerkelijk terrein te willen halen".

Die man vond zelf dit „scherp" uitgedrukt. Maar dat was — omdat „bot" niet „scherp" is — natuurlijk een vergissing.

Nu was deze verkenner van ons volk te Berkel aangekomen, om daar tegenover den pastor loei, ds J. A. Vink, de kudde der verdrijvers te weiden. Hij was lid geworden van de toen bestaande A.R. Kiesvereeniging. En daarmee kwamen de poppen aan het dansen.

Geen wonder ook. Een lid herinnerde eraan, dat in een vorige vergadering een ander lid den voorzitter had gevraagd, of deze het eens was met een artikel, door ds F. A. den Boeft in „De Reformatie" geschreven. Ds den Boeft woonde niet in Berkel, was dus geen lid der K.V. Maar, zoo sprak nu dit interpelleerende lid, die ds Streefkerk is thans wél lid der Berkelsche kiesvereeniging. Hoe staat het nu hiermee? Wat doet men met zoo'n artikel van het ééne lid over vele andere leden der zelfde bid-, en strijd-en worstel-gemeenschap?

En toen? Wel, het ging, zooals gewoonlijk. De synodocraat draaide wat om de zaak heen, en jokte (blijkens notulen!), dat de vergelijking met de N.S.B, betrekking had op een bepaald persoon in Glanerbrug... (wat onhoudbaar is, als men den tekst van het artikel zelf nagaat), en vertelde, dat ze hem thuis wel konden spreken, hier niet... je hóórt het. D'aarna wegloopen van den een, bedanken van den ander. Terugkomen van de oppositie — toen een minderheid — met een héél stel nieuwe leden, met wier behulp een of andere beslissing kon geforceerd worden. Captie op dit, ruzie om dat, handhaving en verdoezeling van het eigenlijke punt in geding. Tenslotte de breuk, en een dominee, die dit heele spul aanziet, en te ingewikkeld is, om te zeggen, dat hij spijt heeft over zijn N.S.B.-gedaas.

Toen het bestuur de kwestie van vertrouwen stelde, had de oppositie inmiddels met 26 kersversche leden net op den kop af een meerderheid, die de stemming verkeerd liet afloopen. Het bestuur legde dus zijn werk neer, en de nieuwe kiesvereeniging werd opgericht. Deze vroeg — nadat eerst de Heer Schouten was geraadpleegd tijdens het conflict, maar zonder dat deze was te bewegen tot de erkenning dat de zaak wel degelijk op de kiesvereeniging aan de orde kon komen — opneming binnen het verband van de A.R. Partij, na voorafgaande mededeeling, dat zij in alles beantwoordde aan de eischen betreffende program van beginselen, program van actie, etc. Maar tenslotte werd die aanvraag om aansluiting bij het verband van antirevolutionaire kiesvereenigingen afgewezen, op dezen grond, dat in art. 14 der Statuten staat, dat uit eenzelfde stad, dorp, vlek of buurtschap „als regel" niet meer dan één kiesvereeniging in het verband kan worden opgenomen, tenzij dan, dat een burgerlijke gemeente in rayons verdeeld werd, en voor elk rayon een afzonderlijke kiesvereeniging zou werkzaam zijn. Hier was evenwel geen sprake van zoo'n toestand; ergo, de toelating kon niet geschieden. En daar is het Isij gebleven, ook bij volgende correspondentie.

Hoe wij tegenover dit alles staan, behoeft men ons niet te vragen. Wij staan in de hoofdzaken aan den kant van de Berkelsche kiesvereeniging, die thans apart is gaan staan. Wij verachten den N.S.B.-laster van ds Str., en de omkeering van de feiten, en hebben er geen begrip voor, dat de heer Schouten gezegd heeft: die zaak hoort hierniet thuis. Als een lid van het C.C. eens valsch beschuldigd en onteerd werd, zou men dan dadelijk moeten zeggen: we zijn niet thuis? We meenen voorts, dat de heer Schouten, zelfs nu hij dit standpimt gemeend heeft te moeten innemen, dan niet de kans gegrepen heeft, die hem geboden werd, om te behouden wat er was, door verandering van art. 14 te gaan voorstaan en aan de orde stellen, of althans dit in uitzicht te stellen. Hier had het ethisch conflict zijn naakte gedaante, en hierwaren nog menschen, die zeiden: we sta, an achter beginselprogram en program V a n a c t i e.

Maar een andere vraag is, of het geval-Berkel thans dienen kan voor criterium over heel de linie. Ik geloof dat niet. Want het Centraal Comité kon zich beroepen op de Statuten. En de band daaraan is geen sinecure. Bovendien zou zich juist te Berkel een geval kunnen voordoen van bedenkelijke situatiewijziging, als eenmaal op een formeele manier die ds Str. zijn mooie artikeltje had „ingetrokken". Want, z é k e 1 ij k wordt hetzelfde als wat hij eruit flapte in een journalistieke bui van geestigheidsallure, gedacht en gezégd door ettelijke anderen. Een formeele terugneming zou het

ethisch conflict niet hebben weggenomen, en ware toch formeel als reden voor een veranderde situatie te aanvaarden geweest. Voorts: in de ééne plaats loopt het conflict zóó, op de andere züs. Eijidelijk: de Berkelaars verklaarden destijds, dat ze nog stonden achter program van actie en van beginselen. Sommigen zullen zeggen: prachtig. Anderen: mlis. Amersfoort heeft gezegd: wij staan daar niet achter. En ik heb de neiging, te gelooven, dat als de Amersfoortsehe argumenten meer bekend worden, vele Berkelaars zullen erkennen: wij hebben onze verzekering aan het C.C. destijds eerlijk gemeend, maar de situatie is wel veranderd na dien: we staan niet meer achter die programmata.

Voelt men niet, dat we dus goed hebben gedaan, ook met het feit van Berkel en andere plaatsen v(oor oogen, toch een poging te ondernemen om via Amersfoort een uitspraak te krijgen die over heel de linie decisieve beteekenis zal moeten hebben? Dat is geen negatie van wat geschied is, en geen mekaar voorbijloopen. Dat was elkaar helpen. En het zou goed zijn, als we dat allemaal begrepen; ik denk ook wel, dat het zoover komen zal, althans bij de meesten, — als we maar eerst over de overigens begrijpelijke mioelten, die het begeleidend verschijnsel van critieke tijden zijn, heengebracht zijn. En die ellendige verdoezelingstactiek der uitwerpers doorhebben.

Als we — zie 6 1 d e r s in dit nummer — erkennen, dat we samen op zoek zijn naar afbakening van positie ten aanzien van het „quantum", dan zal het „quale" meteen weer ons verbinden tot onze eigen verheuging.

Tenminste, zoolang we positief kunnen werken.

Daarom was het ook zoo noodig, dat we bereid bleken, onze bezwaren tegen beginselprogram uiteen te zetten niet alleen, maar ook daarmee terug te gaan op Schrift en confessie: dat is het positieve element, een wezenlijke wedeükeer.

Alleen maar: men denke niet, dat wij over het „quantum" kunnen en samen kunnen willen praten, als het „quale" ontbreekt. Dat is het ethisch conflict, dat men het „quantum" in den mist wil laten, en op het punt van het „quantum" ons de ergste scheldwoorden naar het hoofd gooit, en dan bovendien ook nog beweert — in de kerk — dat het bij ons aan het „quale" schort (zie de synode inzake onzen WIL (begeerte) om secten en muiterij aan te richten, of inzake ons wel degelijk beter weten dan we deden, en meer van die vadsige onbeschaamdheden van Nauta CS., terwijl men nu ineens in de politiek zegt: laat ons samen bidden, samen den. filistijn op de(n) schouder(s) vliegen, en zoo voort). Wij zeggen: neen: geen „qualitatieve" gemeenschap zonder „quantitatieve" overeenstemming; daar ligt de qualitatieve eenheid: in het zakelijk aanvaarden van het quantitatieve. ,

Zie hierover een ander artikel in dit nummer.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 juli 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

TOT „ENTSCHEIDUNG” BRENGEN II

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 juli 1948

De Reformatie | 8 Pagina's